Start
 Inleiding
 Opdrachten
     1 Stamboom
     2 Hoofsheid
     3 Revue
     4 Oscar
 Beoordeling
 Afsluiting
     Vragenlijst

 

K.U.Leuven

Academische Lerarenopleiding Nederlands

De volledige vragenlijst

 

 

3.1 Karel ende Elegast

3.1.1 Wie is Eggerick? Is er sprake van hoofse liefde of fin’amors tussen Eggerick en zijn vrouw? Motiveer je antwoord.


3.1.2 Wie is Elegast? Hoe verwerft Elegast zijn vrouw op het einde van het verhaal? (Citeer ook de Middelnederlandse verzen.)

3. 2 Floris ende Blancefloer

3.2.1 Lees de inhoud van het verhaal op

http://users.skynet.be/Diederik.van.Assenede/
floris_ende_Blancefloer.htm

en op
http://nl.wikipedia.org/wiki/
Floris_ende_Blancefloer.htm.

en vertel het verhaal met behulp van het gehistorieerd initiaal (een klein verhaaltje in een grote letter) op de kaft van de uitgave van Tjeenk Willink.


3.2.1.1 Waarom is de liefde tussen Floris en Blancefloer voor hun omgeving onmogelijk?


3.2.1.2 Middeleeuwse verhalen geven geen betrouwbare geschiedkundige informatie maar dienen vaak om vorsten te legitimeren.
Bewijs dat dat hier ook het geval is.


 

3.2.2 Lees nu het fragment op http://www.literatuurgeschiedenis.nl/teksten.asp?ID=2


3.2.2 1 Hoe ver gaat de liefde van Floris voor Blancefloer?


3.2.2 2 Wat is volgens jou de symboliek van de griffelkoker met schrijfstift die Blancefloer aan Floris geeft als teken van haar liefde?


3.2.3 Verdere vragen en opdrachten


3.2.3.1 In welk opzicht is de Maaslandse (Trierse) ‘Floyris’ een mijlpaal in de terminologie wat hoofsheid betreft?


3.2.3 2 Wat hebben de namen ‘Floris en Blancefloer’ met hoofse liefde te maken?


3.2.3 3 Volgens prof. Frits van Oostrom diende de hoofse literatuur ‘als lering voor het bereiken van het hoofse ideaal’ en bood ze verstrooiing. Geldt dat ook voor ‘Floris ende Blancefloer’? Licht je antwoord toe.


3.2.3 4 Bewijs dat Floris, zeker in de vertaling van Diederic van Assenede, een hoofse minnaar is.
In welke mate zijn Foris’ vader, Floris’ moeder en de emir hoofse figuren?

3.3 Walewein en Lanceloet

3.3.1 Gawein en de groene ridder
noot: Gawein, Gauvain (Chrétien de Troyes) en Gawan (Wolfram von Eschenbach) zijn verschillende namen voor Walewein ‘der avonturen vader’.
Lees het verhaal op de opgegeven sites.


3.3.1.1 Hoe kun je verklaren dat de groene ridder in het begin van het verhaal zijn afgehakte hoofd oppakt en gewoon weer vertrekt?


3.3.1.2 Bewijs dat ‘Gawein en de groene ridder’ de typische structuur vertoont van een klassiek Arturverhaal. Slaagt Gawein in zijn opzet?


3.3.1.3 Is Gawein hier ‘Hoverscher dan enich ander... Daerne vrouwen ende jonkvrouwen minden bi’ (Waarom vrouwen en jonkvrouwen hem zo beminden)?


3.3.1.4 Wat is volgens jou de symboliek van de kleur groen?


3.3.2 Lanceloet en het hert met de witte voet


3.3.2.1. Bewijs dat ‘Lanceloet en het hert met de witte voet’ de typische structuur vertoont van een klassiek Arturverhaal.
Slaagt Lanceloet in zijn opzet?


3.3.2.2 Is Lanceloet hier een waardige hoofse ridder? (Lees ook het fragment)


3.3.2.3 Is Walewein hier een waardige hoofse ridder?


3.3.2.4 Is Keye hier een waardige hoofse ridder?


3.3.2.5 Verklaar de symboliek van de kleur wit en van het hondje


3.3.3 Lanceloet en Walewein strijden in de middeleeuwse literatuur om de titel van de meest hoofse ridder. Wie draagt op basis van deze teksten jouw voorkeur weg?

3.4 Ferguut

Lees het verhaal tot waar Galiene verliefd wordt op Ferguut.
http://home.planet.nl/~werff632/boek/ferguut.htm
Lees nu het fragment dat wordt aangeboden op de andere site.


3.4.1 Hoe gedraagt Ferguut zich t.o.v. Galiene in dit fragment? (Let ook op het taalgebruik!)


3.4.2 Hoe gedraagt Galiene zich t.o.v. Ferguut? Hoe spreekt ze hem aan? Hoe ver gaat ze in zijn liefde voor hem?


3.4.3 Galiene gebruikt de hoofse symboliek van ‘de uitwisseling van de harten’ om Ferguut duidelijk te maken dat ze van hem houdt.
Door beeldspraak te gebruiken, beschermt ze zichzelf en maakt ze zich niet te schande. Bewijs dat je even hoofs bent als Galiene en interpreteer op de juiste manier de symboliek van ‘de uitwisseling van de harten’ - die Ferguut trouwens niet begrijpt.


3.4.4 Gaat het in dit fragment om hoofse liefde / fin’amors? Verantwoord je keuze!


3.4.5 ‘Ferguut’ is een zeer vroeg voorbeeld van een ontwikkelingsroman (Duits: Entwicklungsroman). ‘Ontwikkelingsroman’ is de benaming voor een romansoort waarin gewoonlijk via psychologische analyse de innerlijke groei van een personage verhaald wordt, tot een evenwicht, een soort ideale levenshouding is bereikt. Ligt hierbij de nadruk op de opvoeding van de held, dan spreekt men wel eens van een ‘Erziehungsroman’. Wordt de aandacht gevestigd op de vorming van de hoofdfiguur door zijn omgeving (breed-culturele context zowel als persoonlijke ervaringen) dan is de benaming ‘Bildungsroman’ gebruikelijk. (VAN GORP, H., e.a., Lexicon van Literaire termen, 1998). Schets de evolutie van Ferguuts gedrag tegenover zijn tegenstanders en van zijn gedrag in het algemeen. Van welke soort roman is Ferguut dus een zeer goed voorbeeld?


3.4.6 Is er sprake van hoofse liefde of fin’amors tussen Ferguut en Galiene? Aan welke kenmerken van de hoofse liefde / fin’amors voldoet deze liefde? Motiveer grondig je antwoord (geef voorbeelden!).


3.4.7 Ferguut is aanvankelijk een boer en Galiene een jonkvrouw. Zoals prof. Frits van Oostrom zegt, is een van de functies van de hoofse literatuur ‘als lering te dienen voor het bereiken van het hoofse ideaal’. De boodschap die Ferguut brengt is duidelijk: een ridder mag zich niet als een boer gedragen. Een andere les die dit verhaal de jonge adel leert, is dat het standenverschil door hoofs gedrag zou kunnen worden doorbroken. Ben je het eens met die opvatting wat Ferguut betreft?

3.5 Tristan en Isolde

3.5.1 Is er sprake van hoofse liefde of fin’amors tussen Koning Mark en Isolde? Aan welke kenmerken van de hoofse liefde / fin’amors voldoet deze liefde? Motiveer grondig je antwoord (geef voorbeelden!).


3.5.2 Is er sprake van hoofse liefde of fin’amors tussen Tristan en Isolde? Aan welke kenmerken van de hoofse liefde / fin’amors
Voldoet deze liefde? Motiveer grondig je antwoord (geef voorbeelden!).


3.5.3 Is er sprake van hoofse liefde of fin’amors tussen Tristan en Isolde met de Blanke Handen?

3.6 Beatrijs

3.6.1 Hoe gedraagt de jongeling zich in het fragment dat op de site wordt aangeboden? Hoe gedraagt hij zich meteen na de ontmoeting? Waar spreken Beatrijs en de jongeling af? Waar gaan ze staan? In welk opzicht is deze omgeving symbolisch?
(cf. http://www.plantaardigheden.nl/plant/beschr/wel/roos.htm)


3.6.2 Hoe ziet de omgeving eruit na de ontmoeting? Wat stelt de jongeling dan voor?


3.6.3 Vind je kenmerken van de hoofse liefde / fin’amors in dit verhaal? Bespreek in dat opzicht de verhouding tussen Beatrijs en de jongeling, en Beatrijs en Maria.

3.7 Dramatiek: Lanseloet van Denemarken

3.7.1 Welke list bedenkt Lanseloets moeder om van Sanderijn verlost te geraken?

 

3.7.2 Wat zegt Lanseloet tegen Sanderijn nadat hij de liefde met haar heeft bedreven?


3.7.3 Lees het fragment dat op de website wordt aangeboden.


3.7.3.1 Hoe gedraagt Sanderijn zich tegenover de ridder in het verre land? Hoe spreekt zij tot hem? Met welke namen spreekt zij hem aan?


3.7.3.2 Hoe gedraagt de ridder zich tegenover Sanderijn? Hoe spreekt hij tot haar? Met welke naam spreekt hij haar aan?


3.7.3.3 Bewijs dat je even hoofs bent als Sanderijn en interpreteer de hoofse beeldspraak uit de ‘allegorie van de valk’ op de juiste manier. (Deze allegorie wordt verder in het verhaal door Reinout, de dienaar van Lanseloet, trouwens niet begrepen.)hoofse beeldspraak uit de ‘allegorie van de valk’ op de juiste manier. (Deze allegorie wordt verder in het verhaal door Reinout, de dienaar van Lanseloet, trouwens niet begrepen.)


3.7.4 Bekijk het fragment uit de tv-bewerking van Lanseloet van Denemarken in de regie van Dora van der Groen en Anton Stevens, met in de hoofdrollen Luk de Konink (Lanseloet), Marleen Maes (Sanderijn) en Ugo Prinsen (de ridder).


3.7.4.1 Hoe wordt de ridder hier voorgesteld (cf. houding, blik, intonatie,...)? Waarop fixeert hij zich? Waartoe dient het net dat hij vasthoudt?


3.7.5 Lees het artikel van Bart Ramakers. (‘Inleiding’, ‘De ridder’, ‘Idealisme of opportunisme’ en ‘Dramatische ironie’ volstaan om de juiste antwoorden op de vragen te geven.)


3.7.5.1 Zijn Lanseloet en de ridder extremen wat betreft hun al dan niet hoofs gedrag? Hoe kan het middeleeuwse publiek het gedrag van Lanseloet hebben gewaardeerd?3.5.6 Gaat het in dit verhaal om hoofse liefde / fin’amors?


3.7.6 Lanseloet van Denemarken wordt een ‘abel spel’ genoemd. Wat betekent ‘abel spel’ en welk verband bestaat er tussen dit abel spel en de drie functies die de hoofse literatuur volgens prof. Frits van Oostrom heeft?

3.8 Liefdeslyriek: 'Ic sach noyt so roden mont' en 'Ghequetst ben ic van binnen’?

Noot: luister ook naar de gezongen versie van ‘Ghequest ben ic van binnen’ op de cd ‘U nu’ van Marcel Vanthilt en Ad Cominotto.


3.8.1 Wie schreef deze gedichten?


3.8.2.1 Hoe wordt de geliefde vrouw beschreven in 'Ic sach noyt so roden mont'? Geef voorbeelden!


3.8.2.2 Aan welke kenmerken van de hoofse liefde / fin’amors voldoet de liefde in dit gedicht? Motiveer grondig je antwoord (geef voorbeelden!).


3.8.3.1 Beschrijf de gevoelens in dit gedicht in je eigen woorden. Vind je dit op het eerste gezicht een mooi gedicht? Waarom (niet)?


3.8.3.2 Gaat het om hoofse liefde in 'Ghequetst ben ic van binnen’?


3.8.3.3 Bewijs dat het woordgebruik in dit gedicht redelijk radicaal en op gevoelens betrokken is. Plaats de Middelnederlandse woorden naast de Nieuwnederlandse.


3.8.3.4 Vergelijk de Middelnederlandse en de Nieuwnederlandse versie. Welke versie draagt je voorkeur weg? Waarom?


Copyright © Bernadette Rutgeerts, Johan van Iseghem, An Faems, Karel Van Rompaey