Moeders hashies is de besteklucht van Dario Fo2, 3, 9, 10 december 1988 (Parochiecentrum Bunsbeek) |
Dario FoIn een interview in de "Standaard der Letteren" noemde de Italiaanse criticus Franco Quadri Dario Fo (samen met Pirandello en Eduardo De Filippo) één van de drie namen uit de Italiaanse wereldliteratuur van deze eeuw die zouden blijven. Voor BOK is Fo interessant omdat wij onze situatie terugvinden in veel van zijn werk. Fo hekelt de autoriteit die alles dood duwt wat niet slaafs en volgzaam is, hij trekt van leer tegen het repressie-apparaat, tegen machtsmisbruik en schijnheiligheid... van de clerus o.a. De dramaturg stipt aan dat het volk altijd respect heeft gehad voor de godsdienst, wat niet wegneemt dat het er gekruide, satirische verhalen over ontwikkelde. Hypocrisie is van alle tijden maar wordt vroeg of laat ontmaskerd. Fo komt uit een gezin van landarbeiders in Noord-Italië. Na de Tweede Wereldoorlog
studeerde hij schilderkunst en architectuur in Milaan. Theater schrijven en kabaret spelen
begon als een spelletje, maar werd ernstige arbeid toen de RAI hem vroeg een aantal
komische monologen te schrijven, Fo begon te graven naar de bronnen van het volkstheater,
de oude tradities van rondreizende vertellers, de technieken van het Commedia
dell'arte-theater. Hij transponeert al die elementen op een intelligente wijze naar onze
tijd. Spoedig werd hij één van de meest geliefde theatermakers in Italië. De Internationale Nieuwe Scène (Charles Cornet, Hilde Uitterlinden, Jan Decleir, ... o.l.v. Dario Fo!) bracht succesrijke opvoeringen van "Mistero Buffo" in Vlaanderen en Nederland. Jan Decleir oogstte daverend applaus met "De tijger en andere verhalen" en met "Obscene fabels". Zij worden verteld in een mengsel van Vlaamse en Brabantse volkstaal met de kleur van het eigen streekaccent, helemaal volgens de bedoeling van de schrijver, om "echt, levend theater te scheppen". Fo werpt met dit werk nieuw licht op de grote volkscultuur die in de middeleeuwen bestond, in tegenstelling tot de officiële, aristocratische cultuur. De kleine luiden, het werkende volk en de lagere burgerij waren er de dragers van; de liedjeszangers op wie Fo zijn manier van regisseren en acteren inspireert, waren de vertolkers ervan. Fo zit echter niet vast aan de middeleeuwen en de renaissance: hij gebruikt de traditie
om te spreken over politieke en sociale toestanden van vandaag. rolverdeling
regiemuziekFrancis Baumans: hasj-thema (synthesizer) belichting en geluidJohan Taes en Stef Bogaerts decorAndré Camps, Fons Hendrickx en Johan Parmentier klimatoloogBert Boyen grimeChristine Vanhellemont
|
||||||||||||
© kvr (naar index)