Op 23 maart 1904 werd in
Bunsbeek een jongetje geboren. Op zichzelf was dit niet ongewoon. Maar niemand kon toen
vermoeden dat het dorp met dit jongetje ongemeen rijker was geworden. Het baasje zou
uitgroeien tot een jonge intellectueel, die zijn talenten volledig aanwendde om cultuur in
Bunsbeek te brengen, om het verenigingsleven levend te maken, de jeugd op te voeden,
mensen met raad en daad bij te staan. Hij is nu in de herfst van zijn leven en woont al
jaren in een rustige straat van Leuven. BOK ging hem opzoeken en laat u graag (opnieuw?)
kennismaken met deze figuur die een stuk geschiedenis van Bunsbeek met zich draagt:
Isidoor Donvil, onderwijzer te Bunsbeek van 1923 tot 1954, hoofdonderwijzer vanaf 1932.
"De meester" was secretaris van de Boerengilde, secretaris (later voorzitter)
van het Christelijk Onderwijzersverbond Tienen, oprichter van het zangkoor, opmaker van
duivenuitslagen, dirigent van de fanfare, oprichter van een Davidsfondsafdeling,
voordrachtgever voor de Bond van Grote en Jonge Gezinnen en voor de Boerinnengilden,
medewerker van de toneelgroep, oprichter van de bibliotheek, afgevaardigde van de
Pensioenkas, verantwoordelijke van de Compensatiekas van het A.C.V., oprichter van de
Ziekenbond in Bunsbeek, lesgever over de bijenteelt (o.a. in de tuinbouwschool van
Tienen), boekhouder van een paar aannemers, bibliothecaris, later secretaris en
schatbewaarder van C.O.V. Brabant, lid van de Middenraad van het Algemeen Christen
Onderwijzersverbond en jaren lid van het Uitvoerend Bureau... Daarbij was hij ook nog
echtgenoot en vader van zeven kinderen!
Huize Donvil begin 20ste eeuw
BOK:
Mijnheer Donvil, ...
Isidoor:
Mijnheer is niet thuis! Zegt u maar gewoon Door of Isidoor, zoals u verkiest. Er zijn er
wel die mij nog altijd "meester" noemen!
BOK:
OK, dan maar Isidoor! Isidoor, de naam Donvil klinkt in Bunsbeek nog altijd als een
klok...
Isidoor:
Ja, over mijn familie ga ik niet teveel vertellen... Ik spreek liever over mijn verblijf
en mijn werk te Bunsbeek. Allebei mijn ouders waren van Bunsbeek. Mijn moeder zaliger heb
ik nauwelijks gekend. Ik was nog maar vier jaar toen ze stierf. Mijn zuster Emilie was een
jaar jonger dan ik en onze broer Louis telde zeven maanden.
Toch herinner ik mij twee feiten nog zeer goed. Emilie en ik waren aan het spelen met de
bal. Naast ons huis reed de tram voorbij. De bal rolde weg en mijn zusje wilde hem nog
pakken... maar de tram greep het kind. (Die tram noemden wij "de marchandies",
zo een grote zwarte...). Mijn zuster werd zeker dertig meter meegesleurd, maar ze had geen
schram! Moeder is haar komen oppakken en ik heb haar horen wenen met het kind op haar
schoot. Ik was toen nog maar een jaar of drie, maar ik zie het nog altijd voor mij
gebeuren...
Ik weet ook nog hoe ik naast moeder heb gestaan toen zij van ons is heengegaan...
Onze grootmoeder en de zusters van vader, tante Delphine en tante Florentine, hebben zich
met een groot hart over ons ontfermd. Ze hebben mijn zuster, mijn broer en mij bijna zes
jaar met liefde gekoesterd en verzorgd als hun eigen kinderen, tot vader op 18 april 1914
hertrouwde en wij samen een nieuw gezin vormden. Op 4 augustus van hetzelfde jaar brak de
oorlog uit... Maar na maanden en jaren werd dit nieuwe gezin gezegend met nog vijf
kinderen: twee zonen en drie dochters.
BOK:
Toch nog iets uit uw jeugdjaren misschien?
Isidoor:
Ik ben misdienaar geworden toen ik vier jaar en half was, te klein om het misboek rond te
dragen. Ik ben misdienaar gebleven tot ik naar de normaalschool vertrok. Toen ik groter
werd moest ik in de kerk het stoelgeld ophalen. Pastoor Segers zaliger had een meid die
door iedereen werd aangesproken als "madame van de pastoor". Die meid zei, en
mijnheer pastoor zei dat ook, dat ze veel liever hadden dat ik met de schaal rondging in de
plaats van de kerkmeesters!
BOK:
Waar woonden uw ouders toen juist?
Isidoor:
Vast tegen het huis waar de apotheker nu woont was er een groot en breed hoekhuis gebouwd.
Beide woningen vormden een geheel met daarachter nog een grote boomgaard. Vader heeft die
doening gekocht voor twaalfduizend frank. Een vriend van hem heeft dan het
"herenhuis" samen met de helft van de boomgaard gekregen voor zesduizend frank.
Vader verkoos het hoekhuis. In dat huis zijn wij, de drie kinderen, geboren. Mijn ouders
hielden er herberg. Vader was ook kolenhandelaar en kocht in het dorp de haver op voor een
depothouder te Tienen. Vader heeft in 1928 achter het huis een grote zaal laten bouwen
voor de repetities van de fanfare, het inkorven van de duiven, de vergaderingen van de
boerengilde, de bond van de grote gezinnen en ook voor de toneelopvoeringen.
BOK:
Was u de pionier van het toneel in Bunsbeek?
Isidoor:
Zeker niet. Aan de tramhalte, waar nu die crèmerie is, werd al vanaf het begin van deze
eeuw toneel gespeeld. In dit huis was boven een vierkante zaal waar vroeger ook de fanfare
repeteerde. Beneden in het café werd als versterking onder de dwarsbalk van het plafond
een dikke ronde paal geplaatst. Boven op de zaal werd een verhoog getimmerd waarop de
schermen werden vastgenageld. Achter en onder dit verhoog konden de spelers zicht
omkleden. Dit toneel had veel bijval. De mensen zaten er als haringen in een ton. Mijn
vader speelde piano en mijn nonkels waren de pions waarrond alles draaide. Over dit alles
zijn prachtige verhalen te vertellen, maar dit zou ons te ver leiden...
BOK:
Hoe is Isidoor Donvil onderwijzer geworden?
Isidoor:
Ik zal u dat in het kort vertellen. Ik was nog nooit vijf km. buiten Bunsbeek geweest toen
vader het bericht kreeg dat ik mijn ingangsexamen mocht doen in St.-Truiden. In Neerlinter
brak mijn ketting. Te voet ben ik dan naar Drieslinter getrokken en daar heeft een smid
mij uit de nood geholpen. Ik ben tot in Gorsem gesukkeld - langs het station van
Sint-Truiden naar de Grote Markt en zo ben ik dan eindelijk op mijn bestemming aanbeland.
C.O.V. Brabant vervlaamst
BOK:
Iets gepresteerd waarop u speciaal trots is?
Isidoor:
Ja! In 1923 ben ik secretaris geworden van het Christelijk Onderwijzersverbond van Tienen
en omstreken. Ik heb daar heel veel propaganda voor gevoerd samen met een paar leraars van
de normaalschool en enkele collegas. In 1930 werd ik voorzitter van C.O.V. Tienen en
moest ik de vergaderingen van C.O.V. Brabant bijwonen in Brussel. De eerste keer viel me
dat geweldig tegen. De besprekingen werden gehouden in de Franse taal! Dat moest
veranderen
Een tijd later werd ik secretaris van C.O.V. Brabant, nadien ook
schatbewaarder en lid van het Uitvoerend Comité. Toen ik mij goed had ingewerkt in de
beweging besloot ik de Vlaamse bestuursleden wakker te schudden en stelde de vergadering
voor C.O.V. Brabant te splitsen in twee afdelingen. Ik kreeg natuurlijk veel tegenwind van
de Franstaligen en ook van onze Vlaamse vrienden. Zij dachten dat ik al lange tijd met de
ellebogen werkte en zoveel mogelijk "posten" aanpakte om aan de top te
geraken
Na een speciale bijeenkomst werden al mijn ambten onder de vrienden verdeeld
Daarna werd inderdaad de splitsing definitief doorgevoerd en heb ik mij in stilte
teruggetrokken. Na een streven van bijna 18 jaar werd mijn droom werkelijkheid! De ogen
van de "vrienden" gingen pas later voorgoed open
Dit heeft mij ten zeerste
verheugd.
Onderwijzerswedde
BOK:
Jij was ook imker!
Isidoor:
Dat ben ik nog! Van in 1936 ben ik bieboer. Nu heb ik maar vijf kasten meer, want ik kan
ze niet meer bewerken zoals het hoort. Ik heb nog wel twee slingers, een wassmelter, een
ontzegelingsstel en al het nodige materiaal. Onder de tweede oorlog had ik 42 kasten in
volle opbrengst. Daaraan werkte ik iedere zaterdag na de schooltijd. In het begin van de
vakantie slingerde ik op mijn eentje gedurende een volle week
Wanneer de honing rijp
was ruilde ik die voor spek of boter. Ik herinner me nog dat wij op een jaar 72 kilo
honing hadden verbruikt. Elke dag had ik zeven liter melk nodig voor mijn kinderen en
zonder bonnekes kostte die ons tien frank de liter! Een zakske tarwe van 10 kilo betaalden
we 420 frank! Wij hebben het werkelijk niet breed gehad onder de oorlog
Toen die op
10 mei uitbrak had ik nog juist 1,5 frank in mijn bezit!
Ik zal u maar zeggen wat ik verdiende in die tijd. Ik was schoolhoofd met vrouw en vier
kinderen ten laste
Op zekere dag kwam Fekke Laermans bij mij op bezoek. Die had de
vakschool gevolgd en werkte in de Citrique in Tienen. Ik vroeg: "Wel, Fekke jongen,
wat verdient gij nu?" Felix, een jongen van 18 jaar, verdiende dertienhonderd en
franks! Ik was schoolhoofd en gezinshoofd en ontving juist geteld elfhonderddrieëntwintig
frank als maandwedde!
Gelukkig had ik nogal veel en goed fruit, en dat kwam zeer goed van pas!
BOK:
Hoe is de school de oorlog doorgekomen? Geen accidenten gebeurd?
Isidoor:
Tijdens de oorlog waren er mensen van Tienen die hun kinderen in Bunsbeek naar school
stuurden. Die kinderen verbleven dan bij familie of bij goede kennissen. Op zekere dag
hadden we geluk. Na het vertrek van de Duitsers hadden Engelse soldaten mannen van
de afweer tegen de vliegende bommen zich ingegraven achter ons huis. Plots hoor ik
een gefluit en roep: "Mannen, rap onder de banken!" Een obus flitste over onze
klas, snorde over de haag en sloeg in bij Boesmans, het café op de hoek, echter zonder
veel schade aan te richten.
Elders schreef ik eens:
"Het tijdperk van de vliegende bommen bracht ons nog wel gevaarvolle
ogenblikken
doch ons dorpje kwam er goed door. De inwoners van Bunsbeek hadden (op
aanvraag en onder leiding van pastoor Vandervelpen) op een stil en rustig plaatsje in de
Oude Diestsestraat, een kapelletje gebouwd ter ere van Onze-Lieve-Vrouw-der-Armen, dat op
zondag 7 mei 1944 plechtig werd ingewijd. (Tijdens de heilige mis werd Aarschot hevig
gebombardeerd!) Ons volk bad met vertrouwen tot zijn machtige hemelmoeder. Zeker is dat
Zij haar mantel beschermend heeft uitgespreid over haar kinderen. Laten we dit nooit
vergeten!"
BOK:
Hoe is u eigenlijk in Leuven beland?
Isidoor:
Wij hadden van de inspectie opdracht gekregen de oude schoolboeken te vervangen door
nieuwe wegens de nieuwe spelling. Ik moest het stellen met een budget van iets meer dan
tweeduizend frank voor 102 leerlingen! Ik was zo stillekesaan begonnen met het vernieuwen
van lees- en taalboeken in alle klassen. Een rekenboek voor de hoogste klas kostte toen
reeds 72 frank! Was het toeval ofwel opzet ik weet het niet maar ik kreeg de
heer hoofdinspecteur Van Hemeldonck zaliger op bezoek. In een vertrouwelijk gesprek deelde
ik hem mee dat ik na mijn pensioen kon beginnen werken als bediende in de "Vlaamse
Leergangen" in Leuven. "Daaraan zou ik geen minuut twijfelen, vriend!"
antwoordde hij mij. Ik liet me bepraten en vertrok naar Leuven, waar ik reeds twee jaar
voor dat onderhoud een huis had gekocht.
Pastoor Segers
BOK:
Iemand in Bunsbeek die u speciaal is bijgebleven?
Isidoor:
Voorzeker, en wel meer dan één persoon
Vooreerst Zeereerwaarde Heer Pastoor Segers
zaliger en zijn "madame" waarover wij het reeds hadden. In feite was de
huishoudster van mijnheer pastoor een eerzame en deugdzame weduwe uit het Antwerpse, M.
Appeltans. Deze twee mensen hadden allebei een gouden hart en waren vooral bezorgd om de
zieke en oude mensen. Daarover kan ik meespreken omdat de pastoor, toen ik misdienaar was,
mij met zijn rijke gaven stuurde naar zieken en ouden van dagen. Een gezongen mis,
daarvoor betaalde men in die tijd drie frank als ereloon voor de pastoor, koster en
misdienaars. Daarvan konden pastoor en koster zeker niet rijk worden
Ik heb van pastoor Segers altijd veel gehouden. Hij heeft mij gedoopt, mij voorbereid op
mijn Eerste- en Plechtige Communie en mij laten vormen. Toen ik voor onderwijzer studeerde
moest ik na iedere examentijd naar hem toe met mijn "bulletin" en ook naar
meester Claes, die ook een boontje voor mij had
Die twee mensen hebben mij altijd
aangemoedigd en mij trouw gesteund, ook na mijn benoeming als onderwijzer. Pastoor Segers
was iedere maand aanwezig op de vergadering van de Boerengilde. Voor het overige
bekommerde hij zich enkel voor het welzijn van zijn parochianen.
Regelmatig bezocht hij zijn zieken. Dit niet alleen te Bunsbeek maar ook te Stok, een
gehucht dat toen nog bij onze parochie behoorde. Tussen haakjes, C.O.V. Tienen heeft met
de hulp van Mgr. Cruysberghs, van het bisdom de toelating bekomen om te Stok een kerkje te
bouwen een groot geluk voor de mensen uit die streek!
Ziet u die oude pastoor daar gaan, door weer en wind, regen en sneeuw, langs hobbelige en
bemodderde veldwegen soms vergezeld van de koster, soms alleen met O.-L.-Heer, te
voet op weg naar een stervende
en zo ver
Dat kunnen de mensen van deze tijd
zich niet meer voorstellen. Pastoor Segers zaliger beschouwde ik als een stille held.
Al wat er gebeurde voor en tijdens de oorlog van 14-18 ook alles wat er in ons
dorp voorviel na die gruwelijke oorlogsjaren kan ik u nog altijd met de kleinste
bijzonderheden vertellen
Maar kom, wat mij het meest aangegrepen heeft was het feit
dat bij de inval en doortocht van de Duitsers op 18 augustus 1914, onze pastoor op zijn
pastorie bleef terwijl de meeste mensen op de vlucht waren. De volgende dag zocht hij de
velden af en vond enkele gewonde soldaten. Samen met Alfons Janssens zaliger, een
doorbrave jongen, bracht hij ze naar zijn pastorie om ze daar te verzorgen en te voeden.
Nadien werden ze opgehaald door de ambulancedienst en vervoerd naar de kliniek van de
Grauwzusters te Tienen. Met eerbied en liefde denk ik nog iedere dag aan die ingetogen en
bewonderenswaardige priester.
Pastoor Beylemans
In 1925 kreeg onze parochie een nieuwe herder: Z.E.H. Camiel Beylemans uit Rillaar, een
goede pastoor die zeer bezorgd was voor de zieken in het dorp en de bezieler van de
H.-Hartbonden die hij zelf had opgericht. In vele woningen en ook bij ons heeft hij op 13
februari 1931 het huisgezin toegewijd aan het H.Hart van Jezus. Vanaf het begin van zijn
aanstelling kwam hij regelmatig op schoolbezoek. Toen hij wist dat ik een zangkoor en
fanfare leidde, vroeg hij mij in de kerk een koor op te richten om op hoog- en feestdagen
met meerstemmige missen en lofzangen de kerkelijke diensten op te luisteren. Na jaren
verzwakte de ijver van sommige zangers
Laten we zeggen dat dit een van de oorzaken
was van het minder intiem worden van onze verhouding
en het daarbij laten.
Pastoor Vandervelpen
Op zondag 30 maart 1939 werd pastoor Marcel Vandervelpen van Molenbeek-Wersbeek
feestelijk verwelkomd in onze parochie. Diezelfde dag werd ons vierde kind, Anny, geboren.
In de namiddag, na de plechtige aanstelling in de kerk, werd nog tijdens de
feestelijkheden in de pastorie, ons kindje door de nieuwe pastoor gedoopt en hij hield
eraan ook zijn naam als "tweede peter" in het doopregister en ons trouwboekje in
te schrijven. Pastoor Vandervelpen, een vroom priester die ieder parochiaan diep in zijn
hart droeg. Op zijn doodsprentje staat gedrukt: "Het is niet mogelijk in weinig
woorden samen te vatten wat de betreurde pastoor voor zijn parochie gedaan heeft;
herinneren wij enkel zijn bezorgdheid om het peil van het onderwijs steeds hoger te
zetten; zijn rusteloos werk om de parochiale werken te doen bloeien en om de sociale
verenigingen sterk te maken en uit te breiden; zijn ijver voor het Huis Gods, waarmee hij
zichzelf en al het zijne tot beschikking stelde voor t vergroten en verfraaien van
de parochiekerk
en met dit alles, zijn minzame houding tegenover al zijn
parochianen, zozeer dat iedereen dacht dat hij het eerst en hoogst stond bij zijn pastoor.
Hij ging de parochianen voor in een solide, diepgevoelde godsvrucht: ten bewijze de vier
bloeiende H.-Hartbonden zijner parochie, het Marialegioen; in de Mariadevotie was hij een
voorbeeld voor allen. Plichtsgetrouw en immer vredelievend is hij voor en voorbijgegaan,
onopgemerkt, noot versagend, tot de wrede ziekte hem teneer velde: ware nederigheid, ware
heiligheid. Zeereerwaarde Heer Vandervelpen, Bunsbeek vergeet u nooit!"
Ik denk nog iedere dag met eerbied en liefde aan pastoor Vandervelpen zaliger die
"zichzelf en al het zijne" offerde om onze oude kerk tot een juweel om te
toveren. Ik weet dat hij alles zelf beliep en bekostigde, en dat de prachtige verbouwde
tempel reeds een jaar was voltooid toen de toelating tot bouwen de kerkfabriek
bereikte
Pastoor Vandervelpen heeft met de opbrengst van Vlaamse kermissen en met de
steun van zovele ongekende weldoeners het Parochiecentrum laten bouwen, waarin bibliotheek
en huishoudschool vanuit zijn pastorie werden overgebracht en waar al de parochiale
werken, bonden en verenigingen onder zijn leiding tot volle bloei kwamen.
Onze vurigste wens was natuurlijk onze goede herder nog vele jaren bij ons te mogen
houden, maar O.-L.-Heer beschikte er anders over. Tweemaal werd hij gehospitaliseerd in de
universitaire kliniek Sint-Rafael te Leuven. Daar ging ik hem iedere dag als er
geen familie op bezoek kwam gezelschap houden, en dan praatten we enkel over
Bunsbeek
En telkens opnieuw moest ik uit zijn mond horen hoezeer hij naar Bunsbeek
verlangde terug te keren om er zin zijn kerk en samen met zijn mensen eucharistie te
vieren
In augustus 1959 werd hij opgenomen in de kliniek van het Heilig Hart te Tienen. Daar heb
ik met hem een laatste maal gesproken, eventjes maar
Met een zekere schroom ging ik
naar hem toe. Hij nam mijn hand in de zijne en zei: "Meester, aan u wil ik het wel
zeggen: ik bezit geen frank meer. Ik heb nog bijen te Bunsbeek
Wilt gij daar voor
zorgen?" Ik antwoordde hem: "Wees gerust, mijnheer pastoor, ik zal alles regelen
met uw zuster Celesta." Met zijn zegen, een warme handdruk en een stille glimlach op
de lippen liet hij mij vertrekken
Op 16 augustus 1959, nog maar 64 jaar oud, is
pastoor Vandervelpen,, mijn bovenstebeste vriend en steun, in stilte ons voorgegaan naar
O.-L.-Heer en naar zijn en onze hemelse Moeder Maria. De ijver voor Gods huis en de liefde
voor zijn volk hadden hem verteerd.
Onderwijzers
BOK:
Viel het u niet moeilijk Bunsbeek te verlaten?
Isidoor:
Och mensen, mijn hart is altijd in Bunsbeek gebleven
Ik heb in mijn geboortedorp zo
lang gewoond, mijn kinderen werden er geboren, ik heb daar zo hard gewerkt, gestreden en
geleden en zovele vreugdevolle jaren beleefd
BOK:
Toen u les gaf in Bunsbeek waren er graadklassen, zeker?
Isidoor:
Bij mijn indiensttreding waren er maar twee klassen. Ik had 62 leerlingen voor het eerste,
het tweede en het derde studiejaar. Meester Petrus Claes zaliger, mijn schoolhoofd naar
wie ik met de meeste eerbied en aanhankelijkheid opkeek, nam vier, vijf en zes. Later,
nadat ik tot schoolhoofd was aangesteld, heb ik kunnen bewerken dat er een klas bijkwam.
Daarvoor werd Petrus Claes, de vader van Hilda Claes, benoemd.
Voor die benoeming van Petrus Claes, het petekind van mijn schoolhoofd zaliger, brak een
felle politieke strijd los die ik mij nog goed herinner en waarvan ik nog vele jaren de
gevolgen zou ondervinden
Na de benoeming van collega Claes volgde die van Jozef
Vandeput, een zeer plichtsbewuste leerkracht, die enkele jaren later bevorderd werd tot
schoolhoofd te Stok en die overleed te Bunsbeek op 26 februari 1972. Collega Vandeput werd
na zijn benoeming te Stok in onze school vervangen door Jules Sienap, een oud-leerling van
mij. Na het aftreden van Petrus Claes (overleden als rustend schoolhoofd op 14 februari
1979) werd collega Sienap op zijn beurt schoolhoofd, maar na diens overlijden werd mij nog
weinig verteld over de school te Bunsbeek. Ik wil hier met nadruk onderstrepen dat onze
samenwerking in de school met al die leerkrachten steeds rimpelloos is verlopen. Wij
vormden samen een werkgroep die op uitstekende wijze haar opvoederstaak behartigde, onze
leerlingen en de school ten bate
Klachten...
BOK:
In een gemeenteschool was u wel erg afhankelijk van gemeentelijke politici?
Isidoor:
Politiek is een raar ding dat bijt langs voren en langs achter. Voor degenen die voor u
hebben gestemd doet ge nooit genoeg, voor die aan de andere zijde altijd teveel
Zo
kreeg ik op maandag 21 maart 1932 een onverwacht bezoek van de hoofdinspecteur, die in
opdracht van de Minister van Kunsten en Wetenschappen, de heer Petitjean, mij kwam
ondervragen over de volgende klachten die over mij waren toegekomen op het Ministerie:
- De meester geeft godsdienstles tot aan de speeltijd;
- De meester geeft punten om naar de mis te gaan;
- De meester heeft van een jongen een boek van het Willemsfonds afgenomen en
gezegd dat het een slecht boek was;
- De meester heeft zonder toelating van het gemeentebestuur op de speelplaats
bomen laten omhakken en de stammen laten zagen;
- De meester heeft een missiebusje in de klas geplaatst.
Ik heb de vragen van de hoofdinspecteur vrij en open beantwoord. Die man voelde
onmiddellijk aan dat er achter die aanklachten politieke bedoelingen zaten. Hij gaf mij
zelfs goede raad. Het werd dus een storm in een glas water
Over dat missiebusje wil ik het nog even hebben. Wij werden in de normaalschool
begeesterd door het levenswerk van de apostel en bezielende leider van de Eucharistische
Kruistocht, priester Edward Poppe (geboren te Moerzeke in 1890 en er gestorven op 10 juni
1924). In die tijd zoals nu stelde zich het probleem van het tekort aan
priesterroepingen. Wardje Poppe spoorde ons aan door woord en geschrift om te ijveren voor
het pauselijk liefdewerk van de H. Apostel Petrus tot het opleiden van inlandse priesters
in de missies. Wij spraken wel eens over dit werk in de godsdienstles
Maar later,
toen er priesters uit ons dorp naar de missies trokken, kreeg dat missiebusje een andere
rol toebedeeld. Daarin staken de leerlingen kleine centjes die zij uitspaarden van hun
zakgeld en ook de grote centen die ze thuis of bij familieleden afbedelden. Van tijd tot
tijd werd dit busje leeggemaakt en de inhoud ervan omgewisseld in
"waardepapieren" die dan samen met hun briefjes gestuurd werden naar mijn neef,
pater August Vandeplas (thans pastoor te Attenrode) en ook naar pater René Sandermans
(voor de negende maal naar Zaïre), allebei missionarissen in Belgisch Congo. Met grote
belangstelling keken wij allemaal uit naar de brieven van de paters, die in hun schrijven
hun belevenissen vertelden. Al die epistels las ik in de klas voor en gaf soms wel een
woordje uitleg. Die brieven worden door mij nog als een kostbaar aandenken bewaard.
Maar die paters waren niet de enige priester-oudleerlingen van onze school. Er was ook
nog onze broer Jozef, priester-leraar aan het O.-L.-V.-College te Tienen en leider van het
Marialegioen, overleden te Leuven op 19 augustus 1979. En pater Willy Vandeputte, zoon van
Armand en mijn nicht Anna Donvil, die thans zwaar apostolaatswerk verricht in het Don
Bosco jongenstehuis te Boechout-Vremde. Ook Emiel Vandeput, nog steeds medepastoor te
Zoutleeuw, en vergeten we ook Prosper Lenaerts niet, die voor priester studeerde en ons te
vroeg is ontvallen.
Dit zijn de oud-leerlingen van onze school waarop ik zo fier ben omdat ze allen "een
lichtend spoor hebben achtergelaten" en nu nog altijd de Blijde Boodschap uitdragen
onder de mensen.
Nog meer klachten...
BOK:
Omwille van het missiebusje kreeg u dus last met het Ministerie
Bleef het bij dit
ene geval?
Isidoor:
Dit zou ik niet durven beweren!
- Op 10 december 1937 kreeg ik een brief van het gemeentebestuur. Op verzoek van de
Gouverneur moest de gemeenteraad mij streng berispen en zelfs een tuchtstraf toepassen
omdat ik de richtlijnen van zijn omzendbrieven van 1/8/1921 en 9/4/1936 niet had
nageleefd. Dezelfde dag heb ik de Gouverneur laten weten dat ik nog maar pas in 1923 in
dienst was getreden en dat het gemeentebestuur mij nooit kennis had gegeven van zijn
schrijven van 9/4/1936. Een tweede storm in een glas water
- Op 5 april 1944 onder de oorlog dus was er weer een aanklacht en een
verslag aan de Procureur des Konings over de manier van optreden van het schoolhoofd.
Resultaat: niet gunstig voor de aanklagers!
- Op 25 oktober 1952 kreeg ik een verslag aan de Procureur over een aanklacht waarin ik
beschuldigd werd een leerling te hebben geslagen. Gendarmen (!) brachten mij dit bericht
en wilden mij ondervragen. Ik heb hen gezegd dat ik de Procureur zou schrijven en de
nodige bewijzen erbij voegen. Die bewijzen werden mij door een gendarm teruggebracht
zonder een woord commentaar
- De eerste schooldag van september 1953 kreeg ik het bezoek van de Kantonnaal Inspecteur.
Hij vroeg me de leerlingen aan het werk te zetten "indien ik dat kon" (!)
Ik zei: "Dat zal wel gaan, mijnheer de inspecteur!". Hij vroeg me achteraan in
de klas op een bank plaats te nemen. Hij deelde mij mee dat hij tijdens de vakantie vijf
klachten had ontvangen van burgers van Bunsbeek. Ondermeer werd daarin verteld dat ik
niets meer deed in de klas en dat de school dreigde leeg te lopen, dat ik de kinderen in
de hof deed werken, dat ik sliep tijdens de lesuren en nog wat andere flauwe praat. Ik heb
toen heel eenvoudig een stapel schrijfboeken uit een lade genomen en gezegd: "Zie,
mijnheer de inspecteur, dat zijn de werkboeken van één leerling, alles over het vorig
schooljaar. Nu kan u meteen oordelen of de meester al of niet geslapen heeft in de
klas!" "Ik heb genoeg gezien", sprak hij, "doe zo voort en ga mij een
pakje sigaretten halen, niet in die winkel
maar in de andere!"
- Zoals ik de Procureur des Konings schreef op 5 april 1944 en zeker op 25 oktober 1952:
"De reeks van lasterpraatjes, overschrijvingen en onderzoeken die werden ingezet in
maart 1932 gaat voort en heeft maar één doel: met alle mogelijke middelen het gezag van
de onderwijzer fnuiken, het plichtsbesef in hem doden en hem maken tot een willoze en
angstvolle speelbal, die danst naar de grillen van onverstandige ouders en verwende
kinderen." In dit boos opzet is men te Bunsbeek niet gelukt!
Dit alles zou kunnen de indruk wekken dat er zich regelmatig moeilijkheden voordeden.
Maar tijdens en na de gemeenteraadsverkiezingen werden de leerlingen ook zenuwachtiger en
driester. Zo durfden ze het wel eens aan in de klas, bij een zinsontleding b.v., de
gevraagde zinsdelen te onderstrepen met geel of blauw krijt! Politiek in de klas
wat
door mij et een kwinkslag onmiddellijk werd verboden
Oorlogsjaren
Isidoor:
Bij het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 hadden de inwoners andere zorgen dan het
onderwijzend personeel het leven zuur te maken. Er volgde toen een periode van meer
ingekeerdheid. Leo Vanautgaerden had bij mij een interim
waargenomen. Hij was een verstandig en goed onderwijzer. Later, toen hij burgemeester
werd, zei ik hem: "Leo, toen gij bij mij in de school stondt was ik uw baas en alles
ging goed. Nu zijt gij mijn baas en ik hoop dat alles nu even goed zal gaan." Leo was
nogal ruim van opvatting en heeft mij nooit willen beïnvloeden
Dit moet ik ook zeggen: in Bunsbeek werd niemand verraden of overgedragen. Er zijn door
sommige jongemannen wel domheden begaan. In de herbergen gingen ze snoeven: "En dit
is honderd frank, zie, om dat koolzaad af te stoken!" En zo brachten ze zichzelf in
moeilijkheden. Twee onder hen mogen nu nog altijd blij en dankbaar zijn, dat een goede
vriend van mij, de aalmoezenier van de centrale gevangenis te Leuven, hen uit de handen
van de Duitsers heeft kunnen houden.
Ik had ook een verstekeling in huis genomen. Niemand heeft er ooit iets van geweten
Hij sliep bij mij op een kamer. In tijd van nood kon hij langs verschillende wegen naar
buiten, in mijn hof en achter mijn biehal door een gat in de haag verder het veld in
Enkele dagen voor de bevrijding stopte er vlak voor ons huis een auto met Duitsers. In die
wagen zat ook Henri Vandegaer uit de Walmersumstraat, als gijzelaar opdat niemand iets aan
de Duitsers zou doen. Moesten die op het gemeentehuis zijn of bij ons? Ik weet het niet,
maar alles is goed afgelopen.
Onder die jongemannen waren er die soms te stout en te onvoorzichtig werden. Ik kwam te
weten dat één van hun leiders met een revolver onder zijn hoofdkussen sliep met daarbij
de lijst van de mannen van zijn groep. Ik ben dadelijk naar hem toegegaan en zei:
"Maar man, wat zijt gij toch van zin?! Die namen moeten in uw kop zitten! Als zo op u
vallen en ze vinden die lijst zijn al die jongens eraan!"
Bevalling
Isidoor:
Ik moet u nog iets vertellen. Op het einde van de oorlog waren wij thuis met veertien man.
Mijn vrouw en ik, onze zeven kinderen, onze meid en daarbij ook nog vier vluchtelingen: de
vrouw van een dokter die bij het leger was, haar twee kinderen en haar schoonvader. Met
veertien mensen in het huis waar René Collaerts nu woont
Maar wat een mens toch
allemaal kan overkomen! De avond van 5 september 1944 , de dag voor de bevrijding, komen
de zusters mij meedelen: "Meester, de Duitsers zijn daar en ze pakken alle mannen
mee! Ze zijn begonnen bij de meester van Stok in t Langveld." Dit bericht
verwonderde mij niet. In de namiddag was ik melk gaan halen en keerde langs de Baak terug
naar huis. Toen ik bijna thuis was hoorde ik geweerschoten en ook het ontploffen van
granaten
Een Duitse patrouille had een auto met "witten" verrast op de
Diestsesteenweg. De witten waren kunnen ontsnappen en achteraf heb ik vernomen dat er
niemand werd gekwetst. Terwijl ik over de mededeling van de zuster nadacht kwam mijn
schoonbroer, Jef Bruyninckx, binnen. "Door jongen", zei hij, "ik kom naar u
met een serieus verzoek. Nu gaat het spel thuis beginnen (mijn zuster verwachtte een kind)
en ik weet niet waar naartoe. Ik kan geen dokter of vroedvrouw bereiken
Wilt gij ons
niet helpen?" Ik kijk rond, ik bezie mijn vrouw, al mijn kinderen en de anderen
Ik zeg: "Jef, ik ga mee!" en tegen mijn vrouw: "Mama, doe al de blaffeturen
toe, leg iedereen in de kelder te slapen. Ik ga met Jef mee!" De geburen uit de
Schoolstraat die ons zagen stappen vroegen zich af: "Waar gaan die nu nog
naartoe?!"
Als we bij Jef in huis zijn zeg ik: "Jef, haal garen en een schaar, zuivere doeken en
veel warm water. Zorg dat ik een zuivere kom heb met zeep en een handdoek en breng uw
kinderen naar de Broekstraat." Onderweg ontmoet Jef een Duitser met een geweer over
de schouder, die het Broek intrekt
Aan de andere kant van de Velpe lagen de
Engelsen
Ik dacht toen aan professor Frans Daels, die na de slag van Houtem
(18/8/1914) dag en nacht opereerde in de kliniek van het H.-Hart te Tienen, zonder vaar
noch vrees. Ik dacht op dit moment ook aan geen gevaar: mijn aandacht bleef bij mijn
zuster Emilie en bij alles wat zij van mij verwachtte
Ik ga tot bij mijn zus. Ik zorg ervoor dat alles klaar ligt en wacht
Ik had twee
werken gelezen van professor Daels: "Voor onze jongens" en "Voor moeder en
zuigeling". Dit laatste werk had ik goed bestudeerd: ik wilde weten wat mij te doen
zou staan moest ik in onvoorziene omstandigheden verplicht worden zelf in te grijpen
En wanneer de weeën in hevigheid toenamen heb ik mijn zuster aangemoedigd en ondersteund
en heb alzo het kindje van mijn zus op de wereld geholpen
Het was niet de eerste
maal dat ik dat moest doen. Bij ons thuis is dat vijf maal gebeurd en ook bij de buren heb
ik de dokter bij zware bevallingen geholpen
Ik heb ervoor gezorgd dat het
borelingske vlug schreide, ik heb de navelstreng afgebonden en doorgesneden en in een
knoop gelegd
Ik heb het kleine meisje voorzichtig gewassen, aangekleed en in een
doek gewikkeld. Ik heb mijn zuster ook gewassen, haar linnen ververst nadat ik eerst de
nageboorte had weggenomen iets wat ik thuis nooit gedaan had
Ik heb alles
goed opgekuist terwijl het dochterke in moeders arm gekoesterd werd. Daarna heb ik het in
haar wiegje gelegd en dan heb ik aan Jef gezegd: "Ga nu maar slapen, Jef jongen, ge
moogt gerust zijn!" En toen Jef naar zijn kamer trok heb ik mijn zuster voor de
eerste keer in mijn leven gekust
En op 14 augustus 1981 heb ik haar een tweede kus gegeven. Mijn lieve zuster Emilie, die
heldhaftige en zorgzame echtgenote, moeder en grootmoeder, had in stilte en onopgemerkt
afscheid genomen van ons allen om daarboven al haar geliefden te vervoegen bij de
Heer
Ontroering klinkt door de laatste woorden. BOK maakt zich klaar om
afscheid te nemen. Met veel respect voor de waardige man, voor zijn scherpe memorie en
zijn herinneringen vol gevoel, voor Isidoor Donvil die Bunsbeek niet kan vergeten.
In de brief die hij ons nastuurde verzocht hij ook dit slotwoord af te drukken:
"Ik heb bij mijn weten ondanks tegenkantingen, strubbelingen,
verdachtmakingen, overschrijvingen nooit de minste wrok gevoeld tegenover om het
even wie. Wrok en vete lossen niets op: nooit heb ik met opzet leed berokkend
Ik maak zeer graag van deze enige gelegenheid gebruik om u mede te delen dat ik in mijn
geboortedorp enkel heb geijverd voor het goede en steeds het geluk en de vooruitgang van
mijn leerlingen en oud-leerlingen heb trachten te bevorderen. Ik kan zomaar niet meteen
afscheid nemen van mijn medeburgers, aan wie ik zoveel heb te danken en voor wie ik soms
toch ook iets goeds heb mogen doen. Ik denk met een dankbaar hart aan de vele vrienden. Ik
kan en mag niemand vergeten en daarom wil ik hier geen namen noemen. Zij die dit lezen en
mij kennen, zullen wel verstaan en begrijpen over wie ik spreek en wat ik bedoel
Ik dank die brave vrienden die ons thuis in ons gezin zovele jaren trouw hebben geholpen,
ook nog nadat wij reeds verhuisd waren naar Leuven. Ik dank de velen die ons in kritieke
momenten met heel hun hart hebben bijgestaan.
Ik denk aan de mannen en vrouwen, die in de talrijke werken waarvoor ik mij zonder
berekening of bijbedoelingen heb ingezet zonder maat of tel hebben aangemoedigd en
gesteund. Alleen zou ik dit alles niet hebben kunnen dragen
En mag ik ook vermelden de stille ongekende weldoeners, die ook aan ons hebben gedacht
tijdens de verschrikkelijke oorlogsjaren, en hen daarvoor heel speciaal danken?
Ik denk aan hen die mij hebben tegengewerkt en ik dank hen daarvoor
omdat juist zij
mij hebben gesterkt in de strijd voor het goede.
Iedere dag denk ik aan allen, aan hen die nog in leven zijn en zeker aan hen die ons zijn
voorgegaan naar de Heer.
Ik prijs mij gelukkig omdat ik u allen langs deze weg in de naam van onze hele familie
onze oprechte gevoelens van dank heb mogen vertolken.
Bunsbeek
Bunsbeek
Goede vrienden uit Bunsbeek, vaart wel ende levet
scone!
Met zeer toegenegen gevoelens, familie Isidoor Donvil-Ooms"
|