Leo Vanautgaerden

Bunsbeeks levende geschiedenis

bokkensp.gif (2884 bytes)

leo.jpg (10597 bytes)

"Leo Vanautgaerden?! Wie mag dat wel zijn?" Zo reageerden vele Bunsbekenaren tijdens de zoektocht van BOK naar biografische gegevens over deze eminente man. Ze kennen wel een familie Vanautgaerden, maar van Florent of Leo Vanautgaerden hebben ze doorgaans niet gehoord. Nochtans zijn Florent en Leo belangrijke dorpsfiguren, berustend nu in de herfsttij van hun bestaan. Als we zeggen dat Leo de wandelaar is die elke morgen een ronde doet in het dorp met zijn hondje, dat zwarte schipperke... ja, dan gaat er bij velen een lichtje branden! Die wandelaar kennen ze wel, en dat hondje ook, ... van ziens... maar verder, nee... Mensen als Leo Vanautgaerden mogen echter niet in anonimiteit wegzinken. Zij zijn de levende geschiedenis van ons dorp en weten nog dingen die door de wereld zijn vergeten. Geprikkeld door historische nieuwsgierigheid trok BOK naar de Walmersumstraat en had een lange babbel met Leo.

Eerste indrukken kunnen soms verraderlijk zijn! Tot aan dit interview hadden ook wij van Leo slechts het beeld van dat eerder breekbare, dappere heertje op wandel met een hondje. Hoe anders was het bij hem thuis! Wij werden ontvangen aan een heus bureau met links en rechts indrukwekkend gevulde boekenkasten, met statige familieportretten aan de muur en een vitrine vol decoraties en erekruisen. Leo leek helemaal niet meer op dat oudere heertje wandelend in de Schoolstraat: hij ontpopte zich tot de dynamische gastheer, die rustig en kalm - en met autoriteit - literaire en historische onderwerpen aansneed. Leo zag er plots ook zoveel jonger uit! BOK bevond zich duidelijk in het gezelschap van een wijs man, de rijpere intellectueel die dankzij dagelijkse lectuur het frisse reactievermogen bewaart van de geoefende geest.

Het portret dat hier volgt is verre van volledig en zal misschien hen teleurstellen die Leo van nabij kennen. BOK had bij het afscheid inderdaad de indruk dat zoveel nog niet was gezegd. Ondanks de beperktheden brengen wij met graagte dit relaas, want Leo vertrouwde ons een aantal merkwaardige wetenswaardigheden toe... Misschien is deze kennismaking ook een uitnodiging voor de lezer om de illustere wandelaar nog beter te leren kennen, om bij gelegenheid een praatje te maken met de baas van het zwarte schipperke.

Bunbeeks oudste documenten verdwenen

Leo:
Mijn grootvader is burgemeester geweest van Bunsbeek. Hij had zijn vaste plaats in de kerk: boven, tegen het orgel. Ik ging met hem gewoonlijk mee naar boven, maar dikwijls nog hoger, tot op de zolder. Daar stond een zwarte kist vol documenten! Waar die kist naartoe gegaan is weet ik niet, maar er staken documenten in van de jaren 1100! Heel vroeger hing Bunsbeek af van de abdij van Heylissem en er zaten ook documenten in van Heylissem, beschrijvingen van toen ze de toren gebouwd hebben. Pastoor Bets van Oplinter (die de geschiedenis van Bunsbeek schreef n.v.d.r.) heeft die documenten nog geraadpleegd. Die kist stond in de toren, maar met de verbouwingen na de oorlog is ze verdwenen. Pastoor Vandervelpen had voor zulke dingen weinig interesse: ik verdenk hem er nog altijd van dat hij die kist heeft laten wegdoen. Ja, en dat was een grote zwart-houten kist met interessante documenten van 1140 o.a.! Ik heb nog gevraagd, aan de kosters en zo, wat ermee gebeurd is, maar ja... zij zien ze niet meer... En die beschrijvingen van de kerktoren - ge weet, dat was een verdedigingstoren! Er zijn schietgaten in! 't Is toch zonde dat die documenten verdwenen zijn... Ik hoop dat ze niet met de vuilkar zijn meegegeven! Vandervelpen was daartoe in staat! Die was heel actief als het om verbouwen ging, maar archieven of oude documenten interesseerden hem niet.

Bunsbeekse pastoors

BOK:
Welke pastoors hebt ge in Bunsbeek nog gekend?

Leo:
Voor Vandervelpen was het ene van Rillaar, Beylemans... Een"vies man", zulle! Een struise kerel! En dat was een echte dictator, he! Jaja! Als de processie uitging b.v. dan waren er oudere mensen die een "klak" op hun hoofd hielden omdat zij de wind niet goed konden verdragen, maar dan was hij seffens daar- kwaad! En ze moesten hun klak afdoen! Frans Vandeput, de meester, ging in de plaats van zijn vader (die koster was) 's morgens de stoelen in de kerk goed zetten, maar Beylemans had ruzie met hem en toen hij hem in de kerk "attrappeerde" pakte hij Frans gewoon onder zijn arm, droeg hem buiten en met een schop onder zijn achterste kon Frans naar huis! Die mocht niet in de kerk komen, punt!
Tegen mij heeft Beylemans ook lang ruzie gehad. Waarom? Ik weet het niet... Hij liep mij altijd voorbij zonder iets te zeggen. Op ne keer kom ik van Tienen; hij komt mij tegen en ineens zegt hij: "Goeiendag!". Daar verschoot ik van...
Daarvoor hebben we Segers gehad. Dat was een brave, stille mens. Daar heb ik mijn Eerste Communie bij gedaan. Ik heb hier ook nog een brief liggen van pastoor Helsen. Dat was de voorganger van Segers. Ik heb Helsen zelf niet gekend, maar hij schreef een brief met felicitaties aan mijn grootvader die toen burgemeester verkozen was. De politiek was toen veel heviger dan nu. Toen was er echte strijd! Mijn grootvader was voor de katholieken gekozen. Pastoor Helsen was al op pensioen en verbleef in Eindhout. Vandaar dat hij mijn grootvader schriftelijk feliciteerde. Pastoor Helsen hadden ze in Bunsbeek trouwens ne keer willen vermoorden! Aan de zijkant van de pastorij moet er een steen liggen en dat is het deksel van een waterput. Die steen hadden ze weggenomen om de pastoor in de waterput te laten vallen! Zo hevig was toen de politieke strijd!

Modderboeren van Bunsbeek

Leo:
Ik weet nog dat de liberalen van Tienen naar Bunsbeek kwamen om hier een meeting te geven. Zij kwamen met de stoomtram, de"zwarte tram" zoals wij zegden, en die stopte aan het station. Waar nu Van Welde woont was er een station. Daar werden ook bieten geladen en rond die tijd van het jaar lag er dus nogal veel modder. Toen de liberalen na hun meeting terug de tram naar Tienen wilden nemen zaten de katholieken hen aan het station op te wachten en bekogelden hen met "moos", met modder dus! In Tienen spraken ze toen een hele tijd over de "modderboeren van Bunsbeek"!

BOK:
In welk jaar was dat ongeveer?

Leo:
Wat ik nu vertel moet zo rond de jaren 20 geweest zijn, denk ik.

Freiherr von Vinckenbosch

BOK:
Is dat uw vroegste herinnering?

Leo:
Neenee. Ik ben geboren in 1912, hier in de Walmersumstraat, in het huis waar nu de veearts woont. En mijn eerste herinneringen bewaar ik aan het begin van de eerste oorlog, aan 1914! Ik was pas twee jaar maar ik weet nog goed dat de mensen van Bunsbeek gevlucht waren hier achter in de bossen van "het Broek". Er kwamen van die Zeppelins voorbij! Ik schreeuwde en riep van schrik; ze kwamen mij bij de arm nemen om me te doen zwijgen! Dat herinner ik mij nog goed, maar dan is er een gat... Ik weet b.v. niets meer van mijn nonkel Edward: die vertrok bij ons en is helemaal in het begin van de oorlog gesneuveld in Namen. Hij ligt daar nog begraven.

De bezetting, ja, dat weet ik nog goed. Bij ons lagen Duitsers, maar dat waren al oudere, getrouwde mannen die voor de bevoorrading moesten zorgen. Brave mensen, eigenlijk... Ze noemden hen "Etappe-Schweine"! De echte soldaten waren al voorbij. Wij kregen o.a. chocolade en geperste "blokken" soep. Op die blokken moest ge gewoon heet water gieten, goed roeren, en dan hadt ge een goede soep! Die blokken werden in Roemenië gemaakt. Er stond ook een telefoon, die verbonden was met het kasteel. Op het kasteel was het Duitse hoofdkwartier. Vinckenbosch was toen de grote heer van Bunsbeek. De helft van Bunsbeek was zijn eigendom en voor de Duitsers was hij "Freiherr von Vinckenbosch"! Dat stond ook in grote letters boven de poort van het kasteel: "Freiherr von Vinckenbosch". Toen de Duitsers terugtrokken was die plaat wel rap verdwenen! Maar ja, al die grond hier was van Vinckenbosch en de mensen hingen er allemaal van af, want zij huurden van het kasteel... Wij niet. Vandaar dat wij toch onafhankelijker waren van Vinckenbosch.

Schipperkes

Weet ge dat wij al van in '38 altijd een schipperke hebben gehad en dat wij daar ook door Vinckenbosch zijn aangeraakt?! Mijn grootmoeder was een heel kranige vrouw, en die had een klein straathondje. Het was een teefje en nu was dat bronstig en ik zag het in het goed van Vinckenbosch lopen met drie andere honden er achteraan. Plots hoor ik een schot en het gejank van een hond! Drie honden kwamen uit het goed van Vinckenbosch gelopen, maar het hondje van mijn grootmoeder was er niet bij! Doodgeschoten dus... Ik kom dat vertellen aan mijn grootmoeder en die was duivels kwaad, he! Ze stuurde mijn grootvader, haar man dus die toen burgemeester was, naar Vinckenbosch om te vragen waarom hij haar hond doodgeschoten had! Mijn grootvader ging dik tegen zijn goesting, maar hij moest, he jong! De meid van het kasteel kwam opendoen en ze zei dat Vinckenbosch niet thuis was. "Jaja, die is wel thuis!"zei mijn grootvader en toen mocht hij toch binnen. Vinckenbosch was inderdaad thuis en was flink geambeteerd: "Het is één van mijn mannen die dat gedaan heeft", zei hij,"maar weet ge wat? Ik zal u een andere kopen!". Op zekere dag krijgen wij bericht van het tramstation dat er een pak voor ons was aangekomen. Ik ging er naartoe en dat was een doosje; daar zat zo'n klein zwart hondje in: een schipperke. Ik zag op dat doosje dat het hondje 350 fr. had gekost - veel geld in '38! En sindsdien hebben wij altijd een schipperke gehad.

Wij blijven arme mensen

BOK:
Het dagelijkse leven verliep wel heel anders toen?

Leo:
De mensen hadden niet veel. Ze leefden eenvoudiger. Het leven was feitelijk gemakkelijker. Er was niet die administratie van tegenwoordig - men deed wat men wou! Als ge ergens een huis wilde zetten dan deedt ge dat en daarmee uit... Als ge iets verkocht dan gingen de centen in uwe zak en 't was afgelopen! Auto's waren er nog niet... Toen ik klein was zelfs nog geen fietsen! De kinderen konden dus de straat op en de mensen lieten ze maar lopen. Ge moest gene schrik hebben dat ze ergens zouden onder lopen! Wij liepen hier de weiden in. Er stonden toen nog twee prachtige eikenbossen! Er waren bomen bij, zo dik dat twee man ze met de armen niet konden omvatten!

BOK:
Eikenbossen?! Wanneer zijn die dan verdwenen?

Leo:
Tja, wanneer zijn die gerooid? Toch in de jaren 20 al... Ne Goossens uit Herenthout heeft die bossen gekocht en er veel geld mee verdiend. Ook spijtig... De natuur hebben ze helemaal verbrod! Zo blijven we arme mensen... Als we de natuur van vroeger bewaard hadden en daar bovenop wat de mensen nu bezitten, dan waren we allemaal rijke mensen geweest. Maar de natuur is helemaal verloren...
Als ik vroeger de weiden inging kon ik mij een hele dag amuseren! Er gebeurde altijd iets en men zag altijd iets. Als ik nu de weiden inga is het zelden dat ik nog iets zie. Wild b.v. of planten en insecten... Ge hebt er geen gedacht van wat era llemaal verdwenen is, wat vroeger allemaal bestond! Mensen die die rijkdom nooit gekend hebben beseffen dat ook niet. Daar hebben de boeren ook schuld aan, misschien onbewust, maar ze zijn beginnen sproeien en de grachtkanten afsteken en al het hout hebben ze weggekapt... om maar geld te kloppen. Endat is een groot ongeluk geweest. Vroeger liepen er overal kleine baantjes en was het plezant om in de natuur te wandelen. Nu moet ge altijd op de grote wegen blijven! Allez, zo liep er een baantje hier over de berg, langs de oude pastorij, naar de kerk...

Zwart goed

BOK:
De oude pastorij... Hoe komt het dat die in de Walmersumstraat staat, zo ver van de kerk?

Leo:
Ja, hoe kwam dat? Is dat alleen maar tijdelijk geweest, toen de andere pastorij afgebrand is? Het huis hier in de Walmersumstraat is wel niet altijd een pastorij geweest. Vroeger was dat goed van een Fransman, een zekere Bigotière. Die was meegekomen na de Franse revolutie. De eigendommen van de kloosters werden toen verkocht - "zwart goed" noemde men dat - en de Bigotières hebben het "zwart goed" in Bunsbeek opgekocht. Eén van die Bigotières woonde in een pachthof kort aan het goed van Hendrickx. Die werd trouwens burgemeester! Straf he! Dat zijn mannen die hier vreemd binnenkomen en die worden burgemeester! Het is niet zeker dat iemand hem verstond! Zijn broer woonde dus hier in de pastorij. En dat moet geen slechte mens geweest zijn want het goed is in het bezit gekomen van dokter Denonville. Het komt voort van de grootmoeder van Denonville zijn schoonmoeder. Dat was een wees. Bigotière was haar tegengekomen op een baantje en ze weende. Toen hij vroeg waarom ze weende en zij vertelde dat ze wees was beloofde hij dat hij voor haar zou zorgen. En Bigotière maakte bij testament het goed over aan dat weeskind en zo is de familie Denonville daar in het bezit van gekomen.

Bunsbeekse meesters

BOK:
Wat weet ge nog van uw schooltijd?

Leo:
Ah, ik ben natuurlijk in Bunsbeek naar de jongensschool geweest. Dat vond ik vroeger toch interessanter: de gemeentes waren kleiner, de scholen waren er en iedereen kende iedereen. Nu ken ik niemand meer in Bunsbeek! De ene gaat hier en de andere gaat daar: er is geen samenhang in de gemeentes meer. Wij hadden "den dikke meester", Claes, en "de kleine meester", Ceuleers. Die meesters verdienden wel niet veel - een onderwijzer had niet veel, zulle! Ceuleers had een rij fruitbomen langs de muur staan. 's Morgens ging hij met een mandje fruit te voet naar Tienen. Hij verkocht zijn fruit en was dan terug op tijd hier voor de klas begon! Hij was geweldig gierig en zijn vrouw ook. Als "den dikke meester" straf gaf, dan was dat altijd de catechismusles van de biecht overschrijven. De les van de biecht was de langste les, en die moest ge dan vijf of tien keer afschrijven. Ik was nogal ne kapoen: ik heb ne schone keer de les van de biecht overgeschreven! Maar op 't laatste kreeg ik iets in de mot! De meester pakte de straf bijeen en smeet de bladen in de vuilmand... Achter zijn rug ging ik die er terug uithalen en zo had ik altijd "reserve"!

BOK:
Was meester Claes de vader van juffrouw Claes, Hilde Claes?

Leo:
Neenee, "den dikke meester" was de nonkel van Hilde Claes hare pa. "Den dikke meester" was getrouwd met een Engelse en die had een zoon, Arthur, die gek geworden was. Arthur zat opgesloten boven op een kamer. We zagen hem al eens voor het venster en we hoorden hem soms roepen en schreeuwen... Later hebben ze hem weggedaan. Den eigenlijke zoon van "den dikke meester" heette Jos. Jos werd apotheker in Tienen, waar nu Polleunis is. Madeleine, de dochter, trouwde met een Vangoidsenhoven van "het klooster" in Oplinter.

Tist, uw geld of uw leven!

BOK:
Na de lagere school hebt ge nog verder gestudeerd?

Leo:
Ja, ik ben in Tienen in de PNT geweest. Ik heb het diploma van onderwijzer gehaald, maar mijn vader is jong gestorven en dan heb ik samen met mijn moeder de boerderij verder gedaan. Ik heb nooit een grote boerderij gehad. Het pachthof van mijn grootvader, ook hier in de Walmersumstraat, dat was groot, en daar was personeel. Dat was ook een verschil met nu... Toen woonde er meer dan één generatie bijeen, dikwijls drie generaties samen! Ik vraag me soms nog af hoe iedereen daar sliep en huisde. Er sliep ook nog een meid, Bertha, op een klein kamerke onder de trap, en de paardenknecht sliep in de stal! Er was een "spelonk" achter de veulensstal, en daar stond een bed en daar sliep Tist, de paardenknecht.
Tist was ook een zonderlinge figuur! Hij liet zich nogal licht irriteren. Zo had hij een tamelijk opvallende neus. Behangpapier bestond nog niet en op de witgekalkte muren tekenden de mannen regelmatig de neus van Tist. 's Avonds werd er altijd gebeden en als Tist dan zag dat zijn neus weer op de muur stond zat hij daar heel de tijd te "hoemmelen". Grootmoeder zei dan: "Tist, hoaft oeren tetter!" maar dan werd Tist zo kwaad dat hij het afstapte.
En toen Tist zijn pensioen getrokken had maakten ze één van de knechten op om Tist voor de grap te overvallen. Ze hadden zo'n oud, roestig stuk revolver en de knecht moest er mee de stal ingaan tot bij Tist en zeggen: "Uw geld of uw leven!". Zo gezegd, zo gedaan! Die knecht gaat de stal in waar Tist aan het werk was, hij bedreigt hem en zegt: "Uw geld of uw leven!"... maar nooit is er iemand sneller de stal komen uitstuiven als toen die knecht! Ik zie hem nog de staldeur uitspringen, een riek vloog achter hem aan en kletterde over de stenen voort! Tist was een vies man, zulle!
Een andere keer hadden ze een pop in zijn bed gelegd, tegen dat hij thuiskwam. Dat deden Florent en die mannen, he! Die zaten hem dan van boven af te luisteren. Tist kwam binnen,kreeg zijn bed in 't oog en vroeg: "Wie es da doo?!" Er kwam natuurlijk geen antwoord... "Wie es da doo!!" Bij de derde vraag greep Tist een stok. Tist kende nog het militaire bevel "Kruis bajonet!" van bij het schermen. Awel! "Kruis bajonet!" schreeuwde hij en hij begon op die pop te "doeffen", tot groot jolijt van de poetsenbakkers natuurlijk!

Drie jaar soldaat

BOK:
Gij zijt dan altijd de boerderij blijven doen. Hebt ge dan nooit les gegeven?

Leo:
Ja, ik heb een paar interims gedaan. Maar het is misschien nog beter zo want mijn kameraden die onderwijzer waren zijn allemaal vroeg gestorven. Mijne beste kameraad, Smolders, werd onderwijzer in Eindhout en is vroeg gestopt omdat hij het niet meer aankon. Hij is later seniel geworden. Hier, meester Claes, vroeg gestorven! Vandeput Jef, vroeg gestorven! Zijn broer Frans, hoofdonderwijzer in Boutersem, vroeg gestorven... Ja, ik heb dikwijls in mijn eigen gezegd: 't is nog beter dat ik blijven boeren ben. Den oorlog is er dan nog tussen gekomen... Als ik alles bijeen tel - met krijgsgevangenschap erbij - ben ik zeker drie jaar soldaat geweest! Ik heb in een slechte periode geleefd! In '32 ben ik soldaat geweest, in '35 werd ik heropgeroepen om manoeuvers te doen, in '38 was er de eerste mobilisatie in Namen, in '39 de tweede mobilisatie en dan is de oorlog gekomen, he! Ik lag in Diepenbeek en den eerste dag van de oorlog al waren de Duitsers doorgebroken in Tongeren. Wij lagen in een veld en zagen de Duitse verkenningsvliegtuigen, "Storcke", laag overkomen. De artillerie is dan in actie gekomen. 's Avonds kwamen Stuka's de brug van Godsheide bestoken. Ik lag daar misschien maar een 1000 m. vanaf! Die Stuka's maakten een hels lawaai: die hadden luide sirenes bij om nog meer paniek te zaaien! Er kwamen ook grote vrachtvliegtuigen over en daar hebben wij op geschoten. Maar het duurde niet lang of we kregen antwoord met scrapnels! Wij hadden bijna geen dekking: wij lagen zomaar in een gracht... en daar ben ik in slaap gevallen! Toen ik wakker werd riep ik mijn mannen - ik was onderofficier - en er antwoordde niemand! Even later hoorde ik toch een compagnie of iets afkomen... Ik dacht: "Dat zullen toch geen Duitsers zijn, zeker? "Nee, het waren nog Belgen die achteruit trokken. Met hen ben ik in het dorp van Diepenbeek geraakt en daar zag ik van ons mannen en ik zei: "Hewel, gijlie zijt potverdekke fijn mannen! Gijlie laat ne mens zomaar in de steek!" "Wij dachten dat gij dood waart!" zegden ze. "Wij hebben op u geroepen, geroepen! En gij hebt niet geantwoord!"

Krijgsgevangen

BOK:
Nam men u daar krijgsgevangen?

Leo:
Zo rap nog niet. Wij zijn beginnen terugtrekken, langs St.-Lambrechts-Herk maar de Duitse Storcke bleven altijd maar laag over de kolonnes vliegen. Ik begon de weg te kennen en ik dacht: "Ik ga mijn eigen weg!" En dan ben ik langs Geetbets en Glabbeek tot in Bunsbeek geraakt. Achteraf gezien was ik beter thuis gebleven. Velen hebben dat gedaan en dat heeft geen gevolgen gehad. Maar ge waart dan eigenlijk deserteur, en daarom ben ik met het Belgisch leger zo langs Vilvoorde mee de Vlaanders ingetrokken. In Meigem (bij Deinze aan de Leie, n.v.d.r.) ben ik gevangen genomen nadat we gebombardeerd waren door onze eigen artillerie. Met rubberbootjes werden we terug het kanaal overgebracht. Daar zijn nog veel soldaten verdronken want het kanaal werd nog altijd door Belgische mitrailleurs en artillerie beschoten. Ik heb er twee jongens uit Willebringen zien dood liggen: ze lagen met de rug tegen elkaar en waren door hun buik geschoten. We werden naar Gent gebracht, dan naar Lokeren en Terneuzen. De Duitsers hadden ons wijsgemaakt dat we daar een paspoort zouden krijgen en dan naar huis mochten gaan. Maar toen we er aankwamen moesten we de boten op! In het Hollands Diep is zo'n boot op een mijn gelopen: daar zijn meer dan zestig Belgische soldaten doodgebleven. Ik geloof trouwens dat Miel Pierlet op die boot zat. In elk geval, die ontploffing gaf zo'n geweldige schok dat wij dachten dat onze boot geraakt was. We mochten het dek op en zagen toen dat het een andere boot was, die schuin met de boeg naar beneden in het water lag. Enfin, in Emmerich moesten wev an de boten de trein op, in vrachtwagons. Ik kwam terecht in Krems (in de buurt van Wenen, Oostenrijk, n.v.d.r.) in Kamp 17B. We moesten er eerst in tenten slapen, later in barakken. Toen werden we opgeschreven om werken te gaan. Ik werd eerst naar Sierndorf gestuurd, daarna naar Tulln. We moesten bij boeren werken en aan een rivier die men ging kanaliseren. We werden er goed verzorgd. We mochten 's zondags naar de mis en gaan zwemmen ook - eerst in de rivier, later in het openbare zwembad. Al bij al waren we daar met zo'n 70 Belgen. Mij hadden ze "tolk" gebombardeerd. Ik verstond wel goed Duits maar spreken kon ik het niet. Enfin, het voordeel was dat ikeen bed kreeg i.p.v. een strobak om te slapen. Maar het ongeluk was dat naast mijn bed een ijzeren ton stond: de pisbak! En ze waren nog geen half uur in hunne bak, of - potverdoemme - er waren er al die kwamen pissen, he! Het duurde dan dikwijls ook lang vooraleer ik in slaap geraakte.

BOK:
Werd uw werk betaald?

Leo:
Ja, wij werden betaald, niet met Duitse marken maar met "kampgeld". Eten kon men daar niet mee kopen, maar horloges wel en scheermessen en zo.

Burgemeester van Bunsbeek

BOK:
Wanneer zijt ge terug thuis gekomen?

Leo:
Begin '41 mochten we ineens naar huis. Onverwacht kwam ik terug in Bunsbeek aan.

BOK:
Gij zijt dan burgemeester geworden!

Leo:
Ja. Mijn grootvader is 36 jaar burgemeester van Bunsbeek geweest. Toen hij aftrad werd hij opgevolgd door Ceuleers, den onderwijzer. Ceuleers is het tijdens den oorlog moeten afstappen en ja, dan ben ik het geworden. Hoe? Waarom? Verkiezingen bestonden niet in den oorlog... Ge werd benoemd. De arrondissementsommissaris was mij komen opzoeken: de Néeff, de latere gouverneur... Misschien omdat mijn grootvader zo'n lange staat van dienst had? Ik heb die opdracht dan aangenomen, maar ik had het beter niet gedaan... In den oorlog is het een kwestie van te overleven: het administratief werk moet doorgaan - huwelijken en zo. En de rest is overleven he, alles gaat met zegels en wat weet ik niet allemaal... Ge weet wel, ne mens is egoïst en de boeren hadden vroeger ook niet zoveel en die mensen trachtten in de oorlog natuurlijk ook iets te verdienen... Ge kondt hen geen ongelijk geven. Maar ik moest zoveel mogelijk van de boeren zien los te krijgen om ook aan andere mensen iets te kunnen geven! Dat was niet altijd gemakkelijk. En er zijn toch altijd mensen die ge tegen hun kar rijdt in die moeilijke omstandigheden. Maar ik heb het volgens mezelf en volgens de mensen toch tamelijk goed gedaan.

BOK:
Gij hebt vele mensen kunnen helpen?

Leo:
Ja, ik heb mensen geholpen. Ik kon moeilijk nee zeggen: als de mensen mij iets kwamen vragen en ik kon het doen, dan deed ik het. Ik ben nooit een politieker geweest, he. Nee, een militante politieker ben ik nooit geweest: voor mij was iedereen hetzelfde.

BOK:
Pijnlijke dingen meegemaakt?

Leo:
Ja... Er waren een paar boeren die niet genoeg geleverd hadden en die werden opgeleid. Zij hebben een tijd in Leuven gezeten. Dat heeft mij pijn gedaan. Ook als ze beesten kwamen opladen bij boeren die achteruit waren met het leveren van vlees - wat niet altijd rechtvaardig was... Oorlog is een droevige zaak...

Terwijl het bier rijkelijk vloeide (zo rijkelijk dat hulp moest worden ingeroepen om de vloer te dweilen!) ging het gesprek verder over prettiger dingen. Leo heeft dus echt een brede literaire interesse. Zijn kennis over Ward Ruyslinck, van het Reve, Gerard Walschap, Cyriel Buysse, e.a. kan elk humaniorastudent in verlegenheid brengen. Leo heeft trouwens zelf een vlotte pen! Zijn opstel over "De Groene" werd integraal in het Bokkenkrantje opgenomen.
Leo leest de krant, maar kranten interesseren hem minder en minder. Gewoonlijk vernam hij het nieuws al langs de TV. Leo vertelde nog hoe hij vroeger met André, zijn neef zaliger,naar de voetbalstadions ging in Diest of St.-Truiden, over het betere toneel van Staf Bruggen en Hoste in Tienen, over Leon Rubbens, schrijver van Pikke Steikes, die zo goed kon zingen en die de feesten bij de Vanautgaerdens opluisterde.
Leo oefent elke morgen en elke avond: dan doet hij turnoefeningen om de gewrichten soepel te houden - buiten! Hij voelt er zich zo goed bij dat hij niet meer zonder kan: het is een behoefte geworden. Twintig jaar al gaat hij dagelijks met zijn hond wandelen. In de zomer maakt hij wandeltochten tot Houtem of Hoeleden! Heel recentelijk maakte Leo nog zijn filmdebuut in "Boerenpsalm" van Felix Timmermans. Arielle Sleutel (nog zo'n Bunsbeeks talent!) was regie-assistente.
Met het zalige gevoel dat iemand heeft als hij in het gezelschap mocht vertoeven van een waardevol mens nemen we afscheid van Leo Vanautgaerden. Tot op heden vragen we ons af wat we het meest in hem moeten bewonderen: zijn kranigheid, zijn cultureel niveau of zijn bescheidenheid.

 

BOK VI.3, mei 1992
© kvr          (naar index)