Inleiding: DE HAGELANDER
Een streek wordt vooral getypeerd door zijn uitzicht: de velden, de beemden, de beken,
de bossen en rivieren. Reizigers die voor het eerst in het Hageland komen, zingen de lof
van het zacht-glooiende landschap, van de lieftalligheid die uitgaat van kleine huizen en
erven. Ook de dorpjes zijn er klein: men telt er gemiddeld 5 maal minder zielen dan b.v.
in de Kempen of het Waasland. En het volkje dat deze dorpen bewoont heeft een eigen
geaardheid!
De Hagelander heeft de roep conservatief te zijn - stroef en wantrouwig tegenover alles
wat zijn situatie zou kunnen veranderen. Voltaire, op doortocht in onze contreien, was
niet te spreken over de norse achterdocht die hem hier te beurt viel. Inwijkelingen hebben
het moeilijk om zich in een Hagelandse gemeenschap te integreren: slechts schoorvoetend
zullen de "autochtonen" deze vreemde aanwezigheid beginnen dulden. In het beste
geval wordt pas de tweede generatie volledig aanvaard.
Grote Hagelandse industrieën zijn er niet, "want de Hagelander is individualistisch
en niet solidair: ondernemingsgeest is hem vreemd!" - zo wordt gezegd...
Oude familievetes wortelen diep en maken steeds weer verse wonden. "Kleine streek,
kleine mensen", concludeert een historicus: "het is heus geen toeval dat precies
in het Hageland de strijd tussen witten en zwarten op het einde van de oorlog zo
genadeloos was en zoveel slachtoffers maakte!"
Met verbazing stelt een pas overgeplaatste rijkswachtkommandant vast: "De
wetteloosheid is hier groter dan elders te lande: hanengevechten lijken wel onuitroeibaar
en alleen in het Hageland schieten mensen nog op elkaar en doden elkaar omwille van een
haas of een konijntje!"
Zit er waarheid in deze ongenuanceerde en voor ons niet direct flatterende beweringen?
Daarover kan de lezer best zelf een oordeel vellen... misschien nog beter na het lezen van
onze POGING TOT HISTORISCHE DUIDING VAN DE WILDSTROPERIJ IN HET HAGELAND, DIE
OMWILLE VAN ZIJN HEFTIGHEID EN DE VELE PERSOONLIJKE DRAMA'S IN BELGIË ZIJN WEERGA NIET
VINDT.
Vast staat dat de bewoners van onze streek van oudsher een taai bestaan hebben geleid. Om
te overleven waren Hagelanders steeds op zichzelf aangewezen. De streek was te arm om voor
heersers echt interessant te worden. "De wet" was ver weg: het Hageland was maar
een grensgebied tussen Brabant en het Prinsbisdom Luik. Juist daarom echter had onze
streek - meer dan andere gebieden - te lijden van doortrekkende troepen tijdens de zo
talrijke oorlogen en conflicten. Eeuw na eeuw lieten vooral Hollandse, Spaanse en Franse
legers verwoestende sporen na zodat de bewoners van de dorpen jarenlang hun huizen niet
durfden bewonen.
A. Sciot en V. Verstegen verzamelden voor de Geschied- en Oudheidkundige Kring van
Vlaams-Brabant interessante gegevens over vreselijke verwoestingen door de eeuwen heen,
o.a. in Bunsbeek, Kiezegem, Kapellen, Vissenakenen Glabbeek . (Cf. hun "Geschiedenis
van Attenrode-Wever", 1947, pp. 11-18).
Verklaart dit tragische verleden de grimmigheid die naar het schijnt de Hagelander eigen
is? En zijn wantrouwen t.o.v. vreemde snoeshanen? En zijn reflex om verordeningen aan zijn
laars te lappen? Om altijd maar "zijn plan te trekken"? En zijn gave om onder te
duiken en onvindbaar te worden?
De geschiedenis van de Boerenkrijg kan dit alleen maar bevestigen! In het Hageland verliep
die zo anders dan in de overige Vlaamse regionen. De afkeer van Franse ordonnanties was
hier algemeen en de "conscrits" weigerden het Franse leger te vervoegen. Veel
langer dan elders duurde hier de actieve, gewapende weerstand: de Hagelandse brigands
toonden zich meesters in het ontwijken van het ultieme gevecht. In "de
Vlaanders", waar de opstand in oktober 1798 was uitgebroken, waren de boeren na een
paar weken al definitief verslagen. De grote Kempische boerenlegers onder Rollier, Van
Gansen en Corbeels moesten het onderspit delven in Hasselt en werden er door de Fransen
genadeloos uitgemoord (5 dec. 1798). In het Hageland echter konden de Fransen de brigands
niet te pakken krijgen! Die voerden er een guerilla-oorlog en dachten niet aan opgeven. Zij
hielden vol tot in 1800!
O.a. P. Verhaegen in "La Belgique sous la domination française, 1792-1814" en
A. De Bruyne in "De Boerenkrijg" brengen een gedetailleerd relaas van de
wapenfeiten van de Hagelandse boeren en hun leider Elen. Waar de Fransen hen menen te
vinden zijn ze niet! Elen doet zijn brigands voortdurend van standplaats wisselen en slaat
nog toe in Boutersem, Kapellen, Leuven. Opgejaagd als wild leven zij van het wild... Diest,
Scherpenheuvel, Zichem, Houwaart, Glabbeek en Betekom worden gebrandschat door de woedende
Fransen. Elen zullen ze nochtans nooit te pakken krijgen...
En Hagelandse wildstropers zijn er sindsdien altijd gebleven.
|
Deel 1:
HAZEN WAAR MENSENVLEES AAN HANGT...
De deugnieten van Stok
René:
Ik heb een mooie jeugd gehad...
Maar wij waren deugnieten, zulle! "Pus", en "André van de Magere" en
ik - wij waren altijd bijeen en altijd buiten tot 's avonds negen uur, tien uur... Dan
gingen we "klepperkes zetten". Dat was een draad die met een
"punaiske" aan een venster werd gespannen, met onderaan een steentje dat we dan
tegen de ruit konden laten tikken door aan de draad te trekken... Ondertussen hadden wij
de "kloempen" die buiten stonden volgepist! Dat hebben we dikwijls gedaan, hoor!
En als de mensen binnen dat getik op de ruit hoorden vlogen ze naar buiten, hun klompen
in, en ja... prijs, he! Jong! Jong! Jong! Wij hebben toch wat uitgezet! Bij "Pol van
Berthe" kwamen we gewoonlijk bijeen, en daar werd "gereguleerd" wat we die
avond gingen "uitzetten"... Mussen kloppen b.v.. Vroeger waren hier overal
dikke hagen en daar sliepen 's nachts de mussen in. Dan gingen we met een
"pillicht" lichten, en als we dan een mus zagen klopten we erop met een lange,
dikke stok. Die mussen pluimden wij en de pluimen verdeelden we in plastieken zakjes. Dan
gingen we aan een deur kloppen - bij "Poleon" b.v. (Harry Mathues werd
"Napoleon" geheten, n.v.d.r.) - en als de deur open ging smeten wij al die
zakjes met geweld naar binnen zodat de pluimen overal rondvlogen en de vrouwen opsprongen
van 't verschieten! En dan gaan lopen! "Poleon" was ne kwaaie mens, zulle, maar
die kon ons moeilijk krijgen. En daar hadden we dan kop in als die achter ons aankwam,
he...
We werden al ne keer gepakt ook! "De Kloepper" had mij ne keer vastgekregen en
die had mijn broek uitgedaan en mij zo - zonder broek - naar huis gejaagd! Ge kunt
denken...
Toen we bij een andere gelegenheid weer moesten gaan lopen had ik er niets beters op
gevonden dan mij tussen de mergkolen in een tuin te verstoppen. Mijne nonkel, "de
Witte", had mij zeker zien lopen en die had mij daar te pakken. Hij trok een koolstok
uit en ik riep nog in het duister: "Halt nonkel! Ik ben het!" "Ik zal u
godver... nonkelen!" zei hij en hij troefde mij met die mergkool af! Met een
mergkool, zeg!
BOK:
Ge waart van jongsaf dus tamelijk berucht?
René:
Dat wel! Da's echt! Met mijne pa zaliger ging ik als kleine jongen tussendoor al eens mee
naar "de Magere" waar mijn nonkel, "de Witte", ook veel kwam. Dat
waren allebei wildstropers, en als er van wildstropen gesproken werd gingen mijn oren zo!
(René steekt twee vingers omhoog langs elk oor.) Dat zat toen al in mij! Nu hadden ze mij
wijsgemaakt dat, als ge met een sterk "pillicht" gaat lichten in de wei, dat de
hazen er dan komen in spelen en dat ge die kan kunt pakken. Bij "Rie van
Piekes", een velomaker in Neerlinter, was ik als manneke van 10 jaar voor zo'n straf
licht gaan zien. Ik kon er een krijgen met wel vijf platte "pillen" in, maar
geld had ik niet. Het was in de oorlog en Rie zei: "Als ge me vijf kilo tarwe brengt,
krijgt ge 't licht!" Ik stillekes de zolder op! Ik woog vijf kilokes tarwe af en 's
avonds kon ik al gaan lichten! Ik had het pillicht weggestoken en terwijl mijn pa weer
naar de Magere was ging ik lichten in de velden en in de weiden! Maar ik heb er nooit
één haas mee gezien!
Ik vond wel andere hazen... Fons van de Gaai en Fons van Driesens waren een jaar of vier
ouder dan ik. Die mannen gingen stroppen zetten in de hagen rond de weide. Dan joegen ze
de hazen die lagen te slapen op zodat die in hun stroppen liepen... Eer dat ze rond waren
duurde dat wel een uur of twee, en in tussentijd had ik hun stroppen al afgedaan!
Kinderarbeid
René:
Naar school ging ik niet veel... Ik deed veel "haagstueteke". In plaats van naar
school te gaan: "wandelen" gaan! We hadden in Stok anders een goede meester: Jef
Vandeput van Bunsbeek. Dat was ne goeie meester... Maar ja, ik ging niet veel naar school.
Van toen ik negen jaar was bleef ik al liever werken op de boerderij. Ik heb altijd gaarne
gewerkt. En mijn grootvader, "Lowieke van de Scheper", die deed altijd met mij
mee. Van hem moest ik niet gaan leren... Van veertien jaar af ging ik dan mee bieten
kappen in de Walen. Dat was zwaar werk, ge verdiende niet veel... maar ik deed dat graag.
Wij bleven een hele week daar en van 's morgens vroeg - het was nog donker - tot 's avonds
laat - zolang als we konden zien - stonden wij op het veld. Ik kwam wel huilend thuis toen
de boer op het einde van de week iedereen een zakske tarwe meegaf, en mij oversloeg ook al
had ik harder gewerkt dan al de anderen. Na een tussenkomst van mijn vader kreeg ik, jonge
gamin, voortaan ook tarwe...
Kareelovens
BOK:
Aan de bietencampagnes is een stuk van uw jeugd opgegaan?
René:
Ja, en aan "krielovens"...
BOK:
Krielovens?
René:
Ja, "krielovens"! Van veertien jaar af ging ik ook mee naar
"krielovens" - steenovens... Met vier man maakten we tienduizend stenen per dag!
BOK:
Dat was met leem hier van de streek?
René:
Ja, toen werden ovens gemaakt op de plaats waar men een nieuw huis ging bouwen, met de
aarde die men er vond. Als ze uit de vorm kwamen werden de stenen op "gammen"
gezet, hopen waar ze - in tien, twaalf luchtige rijen op elkaar - veertien dagen konden
drogen. Daarna werd de oven "ingezet": de stenenwerden zo getast dat er pijpen
vrij bleven waar steenkool ingestrooid werd. Die werd dan in brand gestoken. Alle dagen
werden 9 à 10 lagen stenen bij opgezet. Op elke laag werden weer kolen uitgestrooid en
dat ging zo verder tot de oven zo'n 40-50 lagen hoog was en een 80.000 stenen bevatte. Dat
geheel brandde dag en nacht. 's Morgens vroeg werd er gauw de eerste laag stenen opgelegd,
kolen erover en dan moest ge er af omdat de stenen zo warm waren. Als de oven te hoog werd
ging iemand op de "poo" staan - een verhoog tegen de oven aan: vier pikkels met
planken erop - om de stenen hoger te kunnen gooien. Als de oven af was, was die toch
tussen de vier en de vijf meter hoog! De hele oven rond werd dan ingestreken met leem om
de warmte binnenin te houden. Die leem moest later worden weggekapt.
BOK:
Lukte de ene oven beter dan de andere?
René:
Oh ja! Soms waren de stenen aan de buitenkant nog wat te week en konden niet gebruikt
worden. De oven die ik en "Julleke van de Gaai" voor mijn eigen vader maakten is
zelfs volledig mislukt! Ons huis was afgebrand. Mijn vader zaliger had het ook al niet te
breed en ik zei hem dat hij geen stenen moest kopen, dat ik na mijn uren wel een oven zou
komen maken... Maar wij hadden te weinig kolen gesmeten... En ge kunt dat niet zien! Een
oven "zakt": die mag boven nooit gelijk blijven liggen, die moet op en af gaan
want dat is een teken dat hij goed brandt. Maar de ene aarde is ook anders dan de
andere... Enfin, het werd een echte ramp! Wij hadden zo hard aan die oven gewerkt, en
tenslotte moesten we toch nog stenen kopen!
Melkboer gaat stropen
BOK:
Uw vader is jong gestorven...
René:
Ja, mijn pa is gestorven toen ik 25 jaar was. Ik heb toen zijn melktoer overgenomen: ik
heb 12 jaar het melk bij de boeren opgehaald. Vandaar mijn naam: "de melkboer van
Stok". Twee jaar later ben ik getrouwd. En mijn pa, die wou nooit iets horen van
wildstropen; ik kreeg ook geen geweer! Maar ik was drie dagen getrouwd en toen had ik een
geweer! Ik ben direct een geweer gaan kopen en beginnen stropen... In 't begin ging ik
één haas schieten, om te eten... Jaren later leerde ik "Wiepe" kennen, Wiepe
van Oplinter. En natuurlijk, in plaats van één haasje gingen we er dan vijf of tien
schieten... Ik heb dat wel een tijd gedaan van armoede! Ik was pas getrouwd, er kwamen
vijf, zes kinderen... Ik had twee kiekenstallen gezet en in plaats van geld te verdienen,
verloor ik geld! Ik kreeg tegenslag met ziektes en ik had het moeilijk om mijn lening af
te betalen, ondanks het feit dat ik ging melk ophalen en dat ik ging werken bij mijn
kozijn Louis Maho, die in bouwmaterialen deed... Die kiekenstallen heb ik helemaal
moederziel alleen gemetst: allebei 70 m. lang! Maar net toen de muren rechtstonden - het
gebinte lag er nog niet op - kwam er 's nachts een storm en mijn muren waaiden om! Het was
vlak voor de winter: in de vrieskou en de sneeuw heb ik de stenen terug moeten proper
maken en ben ik herbegonnen. En dan ben ik gaan wildstropen...
BOK:
Kan men met de stroperij dan werkelijk iets verdienen?
René:
Bah, voor een haas kregen wij 200 fr. en voor een fazant 100 fr. Maar pas op, wij hadden
het toen echt kwaad! Heel kwaad! Mijn gezin moest er ook van eten want hier kwam geen
ander vlees op tafel!
BOK:
En zat er dan zoveel wild hier?
René:
Ik ging natuurlijk niet hier alleen... Ik ging naar Wommersom, Zuurbemde, Houtem, Meer,
Goetsenhoven, Melkwezer, ... altijd te voet. Wij gingen naar Ransberg fazanten schieten in
Pardon zijn bos... Ik ken 's nachts de weg beter dan in de dag. Ge moet me in den dag
nergens met de auto naartoe sturen, want dan rij ik verloren! Maar stuur mij 's nachts
naar Kortenaken of Meer of eender waar en dan ken ik elk beekske en elk veldweggetje!
Wildstropen wordt 's nachts gedaan, want dan lopen de hazen. En meestal bij harde wind of
met regen. Want van het licht hebben de hazen geen schrik, wel van voetstappen. Weet ge
dat ik ooit een elektrische bel op de batterij van mijn licht installeerde? Daar ging ik
mee waar het gevaarlijk was, waar er drie, vier bosgardes waren zoals in Wommersom ... als
het "stil weer" was. Die gardes zijn ook allemaal wildstropers geweest: die
kennen hunne stiel! Die weten ook dat ze bij wind en regenweer op post moeten zijn. Maar
als er geen wind is of gene regen dan slapen die mensen gerust. Dan gaan ze niet op hun
post staan. Maar dan juist was ik daar, met mijn elektrische bel! Als ik een haas zag op
100 m., dan zette ik mijn bel in gang. En die haas werd dan als zot: die had dat lawaai
nog nooit gehoord, die wist niet meer wat hij moest doen! Die hoorde geen voetstappen
meer, die krabde, die dabde, die zette zich omhoog... tot ik bij hem was, en dan: baf!
Ik ben "vanzeleven" geweest dat ik van Wommersom kwam, dat ik
zoveel hazen had
dat de koorden in mijn schouders sneden en dat ik een "plot" uit een haag
stampte om daar de hazen over te hangen en zo naar huis te brengen...
Patrijzen! Vooral als er sneeuw ligt kunt ge ze goed zien zitten. Dan hebt ge geen licht
nodig. Als ge dan een donkere plaats ziet... dat zijn patrijzen. Die schiet ge dan met
tien, twaalf in ene keer! Ooit schoot ik er dertien in ene keer.
De aanslag
BOK:
Stropen is toch niet zonder risico?!
René:
Nee... Als ge ne goeie bosgarde hebt, die verwittigt u. Die schiet in de lucht of van ver
genoeg zodat hij u niet kan kwetsen. En ne goeie wildstroper doet dat zijn licht uit en
gaat naar huis ... of naar een andere jacht. Ge weet dat ge het niet doen moogt... Ik heb
nooit op een mens geschoten. Ik zou het niet kunnen ook niet!
Zelf ben ik wel ne keer geschoten ... Dat was met Stokkermis.
Ik zei tegen mijn vrouw
zaliger: "Ik ga een paar konijntjes schieten, dan hebben wij ook vers vlees." En
ik had twee konijntjes geschoten in Houtem. Dan steek ik de weg over, een beetje verder
aan 't voetbalveld van Houtem, ik doe mijn licht terug aan en zonder boe of ba: baf! baf!
Ze schoten mij de benen van onder mijn lijf! Vier gardes: de twee Gijpensen van Houtem, de
kantonnier en "dikke Juul" van aan 't soldatenkerkhof in Oplinter. En ze lieten
mij daar liggen, aan mijn lot overgelaten! Ik had 112 zaadjes in mij, van hier tot hier!
(René wijst tot net onder de lies.) Ge kunt die nog altijd voelen... Tast hier maar ne
keer! Hier, en hier, en hier... Allemaal zaad! (We voelen onder de huid inderdaad
verscheidene loden bolletjes die verschuiven als men er
aan komt!) Dokter Hansen zaliger,
dat was een professor, die heeft er 3 zaadjes uitgehaald. Er zitten er nog 109 in! Ik ben
dan weggekropen - gekropen, he! - vanuit het veld tot aan een drinkvat waar de beesten uit
drinken. Daar ben ik in het ijskoude water gaan liggen omdat de wonden zo brandden. En dan
ben ik tot aan het huis van Vranckx gekropen en ben op de deur beginnen kloppen terwijl ik
op de dorpel lag. Die mensen durfden mij niet vervoeren en belden dokter Nijs op. De
dokter bracht mij naar huis en heeft mij in stilte willen verzorgen. 's Morgens was hij
terug daar en toen zei hij: "Nee, René, ge moet naar de kliniek gaan. 't Is veel te
erg... Dat durf ik niet op mij nemen." En zo werd ik naar de kliniek gebracht, maar
ze wilden er maar drie loodjes uithalen omdat het anders van kwaad naar erger ging. Louis
Maho kwam mij alle dagen bezoeken... Mijn kameraden, Wiepe en anderen, hebben toen in mijn
plaats melk gevoerd - vijf, zes maanden! Ik heb die mensen daar nooit iets moeten voor
betalen! Ja, ik kon niet gaan! Met twee borstelstelen onder mijn oksels kon ik mij op den
duur wat verplaatsen...
Het gerecht
René:
In de kliniek waren gendarmen lelijk komen doen op mij. Wildstropen - ge wordt aanzien als
slechte mens, natuurlijk. Maar neenee! De gardes waren slechte mensen! Ze hadden niet
verwittigd, ze lieten mij kort genoeg bijkomen tot op 25 meter! Als de hagel iets hoger
was gekomen schoten ze mij morsdood! Als ze in de lucht geschoten hadden was ik ook naar
huis gegaan! Ik ben geen kwaadstroper...
Maar in de kliniek nog kwamen de gendarmen mij verhoren. Als er iemand met schotwonden
binnenkomt wordt dat automatisch aan de rijkswacht doorgegeven, he. Om 10 u. 's avonds
kwamen ze binnen, maar ik had ze zien komen en ik deed alsof ik sliep. Ze gingen rond het
bed en ik hoorde ze zeggen: "Ja, 't is Minnart! Maar hij slaapt nu zo goed... We
zullen morgen terugkomen." Kon ik nog wat langer overdenken wat ik zou zeggen! 's
Anderendaags waren ze terug daar en ze gingen er ruig tegenaan! Wildstropers, dat dat
gangsters waren, enz. enz. Toen heb ik mij wel gestoord! Louis Maho is dan naar de pastoor
van Oplinter gegaan (pastoor Timmermans, n.v.d.r.) en die heeft ervoor gezorgd dat ze in
de kliniek niet meer bij mij zijn geweest. "Het is al erg genoeg zo," zei de
pastoor: "die mens heeft dat niet verdiend!". En dan hebben ze me gerust
gelaten. Er is dan nog een wedersamenstelling geweest, maar er is nooit een proces van
gekomen.
BOK:
Werd er dan niemand gestraft?! Men mag toch niet zomaar op mensen schieten in dit land?!
René:
Luister, ik moest een advocaat nemen... Rik Boel kwam zich aanbieden: wildstropen lag in
de belangstelling en Rik Boel wou voor mij pleiten. Rik Boel was toen nog jong advocaat:
het zou zijn eerste zaak worden! Dat wou hij graag hebben. Ik zei hem: "Ik ken u
niet! Ik moet een goede advocaat hebben!". Maar ik moest hem niets betalen, en mijn
nicht sprak in zijn voordeel - enfin, hij kreeg die zaak. Hij voorspelde dat hij het huis
van de gardes zou laten verkopen zodat ze mij konden vergoeden! Ze hadden niet verwittigd,
ze hadden geschoten van op zeer korte afstand en ik had niets teruggedaan...
Ik was geschoten op de jacht van Dr. Van Lindt. Van Lindt liet mij langs Louis Maho weten
dat hij de zaak wilde regelen en dat ik met hem contact moest opnemen. Ik ben nooit naar
Van Lindt willen gaan! Ik zeg: "Ik daar op mijn knieën moeten vallen, en hij is mij nooit
komen bezoeken toen ik in Leuven lag, en in Tienen, en die gelooft alleen zijn gardes en
zal mij als vuiligheid aanzien..." Ik heb nooit willen op mijn knieën vallen! Op ne keer
heeft Van Lindt mij toch eens aan de telefoon en hij zegt: "Luister Minnart, het is
een erge zaak. Ik heb het zo ook niet gewild. Hazen waar mensenvlees aan hangt, dat smaakt
mij ook niet! Kom eens bij mij langs: we zullen de zaak regelen." Ik heb gezegd:
"Mijnheer Van Lindt, honderd keer bedankt, maar dat doe ik niet!"
Diezelfde avond moet ik bij mijn advocaat zijn... "Luister, Minnart", zegt hij,
"ik had veel van die zaak verwacht, maar ik kan er niets meer aan doen. Mijnheer Van
Lindt wil dat er geen proces van komt. Ik ben al verschillende keren bij onderzoeksrechter
Decoux in Leuven geweest, maar ik kan daar geen proces van krijgen. Mijnheer Van Lindt is
een rijke mens en die wil hebben dat de zaak zo blijft." En ik heb mijn kop er moeten
bij neerleggen...
Weet ge wat er eigenlijk voorgevallen is?! Als ik naar mijnheer Van Lindt was gegaan, dan
had die mij 40.000 of 50.000 fr. gegeven om de zaak te regelen. Maar ik ben niet willen
gaan. Nu is de advocaat er naartoe geweest en die heeft dat geld gekregen met de opdracht:
"Hier zie, en zorg eens dat er geen proces van komt!" En er is ook geen proces
van gekomen! Ik ben dus niet gestraft en de gardes ook niet, maar ik had veel liever gehad
dat er een proces was van gekomen. Wat ik gedaan had mocht niet, maar zij mochten dat ook
niet! En wat is het ergste: op een haas schieten of op een mens schieten?!
In René Minnart 2 verneemt u alles over DE
MOORD VAN RUEKENBOS!
BOK brengt u de juiste versie van dit Bunsbeeks stropersdrama dat vijftien jaar geleden
het hele land van verontwaardiging deed opveren!
In Deel 2 van "DE LAATSTE HAGELANDSE BRIGAND" rekent kroongetuige René MINNART
definitief af met de leugens die over deze schokkende en beruchte zaak de wereld werden
ingestuurd.
|