Langs de Vissenakenstraat ligt hun mooie,
landelijke woning, schuin afgewend van de straat en dus meer gericht op de bloementuin en
de glooiing van de weiden rondom. Hoe rustig is het er tussen de stallingen, de bomen, het
grasperk en de planten. De paarden zijn juist weggebracht om te gaan overwinteren in de
manège. Het is herfst en de weiden zijn leeg.
Frans en Plienke hebben zich ook teruggetrokken en zitten knus in de woonkamer voor de TV.
Het is er gezellig en warm. Aan de muur hangen twee opvallende schilderijen mooi te wezen:
"Boerin op de akker" en "Stilleven met zonnebloemen". Het eerste
schilderij baadt in het zinderende licht van de zomer en straalt zijn warmte af op de
bewoners. Artistiek raffinement van de huisvrouw blijkt uit de presentatie van het tweede
kunstwerk: als een visuele echo staat op een tafeltje een vaas met zonnebloemen zoals op
het schilderij, alsof het stilleven zopas in deze kamer tot stand kwam
Frans "de garde", zoals de mensen van Bunsbeek hem kennen, is dadelijk druk
in de weer met het aandragen van glazen en bier. Het tekent de man die zich altijd al
onder de mensen bewoog en die bovendien nog één van de "bazen" van het
parochiecentrum is en het tappen gewoon. Plienke zit er kalmpjes bij. Zij geniet mee van
de verhalen van Frans. Je voelt dat ze de lotgevallen van haar echtgenoot intens heeft
meebeleefd. Sommige details herinnert zij zich zelfs beter dan hij. Ze heeft zelf ook heel
wat te vertellen, deze vroedvrouw en verpleegster van het Kinderwelzijn. Zij is toch
degene die tientallen babys op de wereld hielp komen, kloeke Bunsbekenaren nu, die
door haar de juiste voeding kregen voorgeschreven en regelmatig werden onderzocht en
gewogen.
Hun hele leven lang hebben Frans en Plienke elkaar perfect afgelost: Plienke zorgde
ervoor dat jonge Bunsbekenaren gezond en wel op de wereld kwamen en als ze ouder werden
lette Frans er op dat ze op het rechte pad bleven. Geen wonder dus dat BOK hen even in de
schijnwerpers wil brengen, de zachte zorgdragers van Bunsbeek.
Champetter
Frans:
Ik heb een geweldig mooi beroep gehad: veldwachter
Wat ge dan allemaal meemaakt!
Hier zie: dit briefje is nog door Jef Bruyninckx geschreven. Er was een kleine die niet
naar school wou en zijn moeder belde mij op. Ik erop af, zoals ik wel moest doen. De
kleine was onder het bed gekropen. Wanneer ik het bed aan de ene kant ophefte kroop hij
naar de andere kant. Het was niet gemakkelijk om hem vast te krijgen, maar uiteindelijk
had ik hem toch. Ik pakte hem bij zijn kraag en vertrok ermee richting jongensschool. Toen
we in de Schoolstraat kwamen kreeg ik er wat compassie mee en ik zei: "Als ge belooft
van braaf mee te gaan laat ik u hier los. Dan zien de mensen niet dat ik u naar school
breng. Ik heb het liever zo en voor u is dat ook veel beter." Het was goed voor die
kleine, dus ik loste zijn kraag. Direct schoot hij echter op een loop! Hij liep bij
Germainke Vandeput het baantje op en ik er met mijn fiets achteraan. Als een haas spurtte
hij de Baakveldstraat in en stak de Steenweg over naar de Baakstraat. Daar had ik hem
bijna te pakken maar hij sloeg het veld in zodat ik mijn fiets moest achterlaten. Die
kleine liep natuurlijk veel rapper dan ik. Eerlijk gezegd was ik al een tijdje buiten
adem. Maar ik riep: "Ha! Nu heb ik u!" en hij bleef staan! Als hij verder
gelopen was had ik hem nooit kunnen krijgen, maar nu had ik hem vast en ik bracht hem naar
de school. Wat ik niet wist was dat Jef Bruyninckx het tafereel in de velden gezien had.
Ge zult het niet geloven maar een uurtje later kwam Pije, de facteur, mij een brief
brengen met de volgende tekening en bijgaande tekst:
Bunsbeek, 29 maart 1963
Kanaal 15 Op het witte scherm 9.20 uur
Rechtstreekse uitzending van "ONZE LANDELIJKE POLITIE IN ALARMTOESTAND"
Toevallig waren een cameraman met één onzer reporters ter plaatse.
Oefenen maar en ge blijft jong!
Dat waren toen toch plezante tijden. allee, kunt ge u dat nu nog voorstellen?!
Dat ze iemand zon poets bakken: tekeningen met de champetter uitknippen uit een
Kapoentjesstrip en de facteur die mee in het complot zit en u zon brief komt
afgeven?! En alles op zon korte tijd! Om 9 uur, zeg maar, was het gebeurd - rond het
uur dat de school begint - en dezelfde morgen al kreeg ik die brief!
Ik laat mijn beer uit en 't is betaald
Frans:
Jef Bruyninckx was toch een vedette, zulle. We gingen eens samen naar Mol, naar een
begrafenis. Fausta Donvil was daar ook bij. En in t terugkomen hadden we enkele
pinten gedronken en in Veerle waren we gaan eten. Jef had een camionette die hij ging
verkopen. Tussen pot en pint kocht ik hem die camionette toen af voor 5.000 frank. Een
jaar heeft ze bij ons in de wei gestaan. De kinderen speelden erin, we hebben er konijnen
in gekweekt,
Toen kocht Jef die camionette terug van mij. Hij liet ze inschrijven
en hij heeft er nog twee of drie jaar mee gereden!
Als garde heb ik natuurlijk heel wat plezierige dingen meegemaakt. Zo was er eens een
boer die liet de aal van zijn varkensstallen zomaar in de beek lopen. De geburen hadden
daar al zo dikwijls op gereclameerd
Dat stonk niet alleen; in de zomer trok dat ook
veel vliegen en ongedierte aan. Dat kon dus niet blijven duren. Ik was die boer al
verscheidene keren gaan verwittigen maar het hielp niet. Op de lange duur moest ik dus een
proces verbaal maken want dat ging echt over de schreef. Uiteindelijk maakte ik hem drie
processen: één voor sluikstorten van aal, één voor de distels die hij liet groeien op
een perceel land en dan nog een voor weerspannigheid, geloof ik. Goed, de dag kwam dat ik
hem de processen ging bezorgen en ik verwachtte mij aan een scène, maar neen, hoor! De
boer tracteerde mij op een druppel, ik kreeg een sigaar, enfin, ik werd er buitengewoon
goed onthaald. "Och", zei de boer, "ik zit met die processen niet veel in;
ik laat mijn beer (mannelijk varken, nvdr) eens uit en t is betaald!"
Kasteelheer
BOK:
Jij bent een rasechte Bunsbekenaar, Frans?
Frans:
Ja. Ik zeg al eens lachend dat ik van afkomst een kasteelheer ben! Ik ben op 23 juni 1926
geboren op het goed van Vinckenbosch. Mijn vader was de werkopziener van het kasteel. In
die tijd werkten daar vijf, zes man. Wij woonden in de boerderij. Eigenlijk was dat het
vroegere Franse klooster. Het is, net als het kasteel, afgebroken ondertussen. Het stond
waar nu de woning van de concièrge staat. Mijn vader verdiende er 25 frank per dag. Wij
waren met 10 kinderen en die moesten natuurlijk van jongsaf meewerken. Er stond veel klein
fruit in de tuin van het kasteel, alle soorten bessenstruiken en aardbeien en tamme
kastanjes, en dat moesten wij plukken of rapen. De opbrengst mocht mijn vader verkopen aan
winkels in Tienen, en de helft van de opbrengst was voor hem. Ons Madeleine en André
reden in t seizoen de hele dag op en af naar Tienen met twee korfkes op de fiets.
Mijn vader kon ook een paar weiden huren van het kasteel en daar hadden wij zon
vier-, vijf melkkoeien op. Wij hebben dus nooit honger geleden, maar verder waren wij
doodarme menskens.
BOK:
En het kasteel?
Frans:
Hendrickx heeft dat afgebroken
De stommiteit van zijn leven. Dat was een echte
burcht. Veel schoner als het kasteel van Attenrode, met dikke muren en een wenteltrap!
Drie brillen
Plienke:
Op de boerderij waar zij toen woonden was er een WC met drie brillen! Zij konden met
drieën op een rij zitten.
Frans:
Jaja, en dat gebeurde ook! Wij durfden s avonds niet alleen gaan! Wij moesten altijd
wachten tot er iemand anders wou meegaan. Met een lantaarn! Dat was een heel groot
complex, hoor. Dat was een gebouw als het college, zon groot gebouw, allee, een echt
klooster, he
Tegen de muur van t kerkhof was de WC en s avonds durfden
wij zo ver niet gaan. De WC had drie brillen, want in den tijd zullen de paters er ook
moeten op gaan hebben, ook zo naast mekaar. En wij als kinderen, wij maakten daar ook
niets uit, hoor. Maar s avonds namen we een lantaarn mee, want het was er
pikkedonker! Wij hadden in huis ook geen elektriciteit. En op een ander was het ook zo. De
mensen waar wij mee in contact kwamen hadden het niet beter. s Avonds maakten wij
ons huiswerk rond een petroleumlamp. Wij hadden niets maar wij waren gelukkig.
BOK:
Was jij één van de jongsten?
Frans:
Neen, ik zat in de helft. Ons Madeleine was de oudste, dan kwamen André, Louis en Maria
en dan was ik het. "Vikke" (Octavie), Eduard (de smid), Emiel, Jos en Jozef
volgden. s Maandags komen wij nog altijd bijeen bij ons Maria. Toen mijn broer Louis
nog leefde kwamen we daar elke maandag bijeen, alle, alle maandagen. Dat noemden ze
"het parlement". De hele familie is daar altijd. Jos en zijn vrouw, mijn broer
Jef komt van Kessel-lo af, de smid legt er zijn hamer voor neer. Alle kinderen zijn er
vertegenwoordigd
Boeren met ossen
BOK:
Nooit eraan gedacht om de boerenstiel verder te zetten?
Frans:
Jawel! Boeren was het liefste wat ik deed. Dat zat er van jongsaf in, maar een boerderij
overnemen kon ik natuurlijk niet. Ik hielp thuis natuurlijk wel, maar ze konden mij er
niet voor betalen. Mijn jong leven heb ik doorgebracht bij Donvil omdat ik daar met het
paard mocht rijden op het veld. Ik ploegde, ik ging op en af en Donvil bleef zitten. In
1938 zijn wij van het kasteel naar de Walmersumstraat verhuisd. Vinckenbosch was gestorven
en Hendrickx kocht het kasteel. Hij liet alles afbreken, het kasteel en de boerderij. Voor
onze familie bouwde hij wel een pachthof in de Walmersumstraat. Mijn vader had ook wat
meer grond bijgekregen en begon op zijn eigen te werken. Natuurlijk moesten wij helpen.
Thuis werd er geploegd met ossen. We hadden er altijd zon stuk of drie. De oude
ossen leerden de jonge op. Elk jaar werd de dikste os verkocht -- die woog dan wel 800 kg
en een jongere schoof in zijn plaats.
Eén dag klerk
BOK:
Maar boeren kon jij niet blijven doen.
Frans:
Ah nee
Onze André en onze Louis waren ouder dan ik en die werkten ook op de
boerderij. Voor zoveel huishoudens was er niet genoeg inkomen en ik ben dan avondlessen
Frans en dactylo gaan volgen in Tienen op de Potterij. Mijn leermeester deed mij
solliciteren voor werk aan het ministerie en op zekere dag kwam het bericht dat ik mocht
beginnen. Ik vertrok dus naar Brussel. In de voormiddag werd mijn dossier in orde
gebracht. Eén van de chefs zei toen: "Ga nu maar eens de stad in maar kom om 2 uur
terug. Dan zullen wij u een afdeling toewijzen." Ik maakte een wandeling door
Brussel. Ik was er nog nooit geweest. Op de Place Saint Josse zag ik een tram naar Leuven
staan en ik ben er op gestapt, recht terug naar Bunsbeek. Neen, zon postje op het
ministerie was niet aan mij besteed.
BOK:
Ben je soldaat geweest ook?
Frans:
Ja, in 1947. Ik moest een jaar naar Duitsland. Daar waren nog geen Belgische kazernes: wij
sliepen in de huizen bij de mensen. Het Belgisch leger was toen een echt bezettingsleger.
Ik was gelegerd in Hoffnüngstal bij een vrouw met vier kinderen. Haar man zat gevangen in
Rusland. Dat was een ex-SSer, Otto Back. Zijn vrouw deed onze was en zo en wij hielden
haar in leven door te betalen met
sigaretten! Zij zijn altijd met ons in contact
gebleven. (Frans toont de Duitse brieven)
Meegeritst
BOK:
En jij, Plienke, ben jij ook van Bunsbeek?
Plienke:
Neen, ik kom van Wever.
BOK:
De naam "Plienke", komt die van Apollonia?
Plienke:
Neen, van Pauline. Mijn grootmoeder heette ook zo. Dat was trouwens ook de vroedvrouw in
t dorp. Dat was wel maar een "onder de haag", he.
BOK:
Hoe heb jij Frans leren kennen?
Plienke:
Wel, ik was vroedvrouw. Ik had een bevalling gedaan bij Jef Bruyninckx in Boeslinter. De
zondag daarop moest ik er naartoe voor het doopsel en toen stond Frans aan de café buiten
want de mannen van de fanfare waren op gang omdat de verkiezingen juist gewonnen waren.
Toen ik met dat kind op de arm langskwam sprak Frans mij aan en vroeg of ik met hem eens
niet wou uitgaan. Ik zei: "Dat ziet ge van hier!" Ja, de peet en de peter van
het kind liepen naast mij
Frans:
Achteraf was er een Vlaamse kermis in het goed van Janssen. Toen kwam zij er binnen en ik
kende haar nog van de eerste ontmoeting. Zij moest een bevalling gaan doen in
St.-Margriete-Houtem, toevallig bij een nicht van mij. Toen ben ik zowat
"meegeritst" naar Houtem omdat ze de weg niet wist en dat is
eigenlijk ons vertrekpunt geweest.
Vroedvrouw
BOK:
Hoeveel kinderen heb jij op de wereld helpen brengen, Plienke?
Plienke:
Dat kan ik niet zeggen; dat heb ik nooit bijgehouden
Veel! De nacht van onze trouw:
twee! Ze hadden gefeest en gevierd tot vier uur s morgens. We hadden ons bed nog
niet gezien en ze kwamen mij roepen voor een bevalling in Hoeleden. En ik kwam thuis en
toen moest ik naar een huis aan de overkant van de straat. Dat is onze huwelijksnacht
geweest. Twee dagen voor onze trouw had ik ook een bevalling gedaan. Zo zat ik met drie
mensen tegelijk die ik moest verzorgen
Ik heb bevallingen gedaan tot ik zelf mijn
eerste kind kreeg. Frans moest toen soms nachten doen en ik kon mijn kinderen toch niet
achterlaten. Zo ben ik bij het Kinderwelzijn gaan werken.
Frans:
Dat was toen onze bron van inkomsten want wij hadden nul frank en nul centiemen. Ik ben
dan werk gaan zoeken. Zes jaar heb ik voor Ruytings, een biersteker in Tienen, gewerkt.
Dat deed ik echter niet graag
Het was altijd in cafés te doen en in de
Hoegaardenstraat in Tienen stonden toen nog vijf of zes bordelen
Mijn vrouw heeft
dan aangedrongen dat ik mij kandidaat zou stellen voor een plaats als veldwachter in
Kortenberg. Dat heb ik gedaan. Het was niet de bedoeling om effectief veldwachter in
Kortenberg te worden, maar als ge geslaagd waart voor het examen telde dat ook voor andere
plaatsen. En in Bunsbeek ging er in 57 een plaats vrijkomen
Veldwachter
BOK:
Was jij de enige kandidaat in Bunsbeek?
Frans:
Neen! Er waren er twintig! Maar ik was ondertussen geslaagd voor het examen en één van
de enigen die dus daarvan vrijgesteld waren. Dat vergrootte mijn kansen wel.
BOK:
En jij bent het dan ook geworden.
Frans:
Ja. Een dik jaar later, in april 1958, ben ik door de gouverneur benoemd.
BOK:
Jij hebt je dat ook nooit beklaagd?
Frans:
Neen, ik heb een heerlijke periode gehad. Ik was zo tevreden dat ik mijn stadsjob kon
laten vallen om hier tussen de mensen te zijn. Ik heb mij altijd ten dienste gesteld van
de bevolking, en met plezier! Ik heb onder vijf burgemeesters gediend (Everard Vandeput en
Felix Vangoidsenoven in Bunsbeek, Arseen Decoster in Groot-Glabbeek, Miel Pans en Paul
Pans in St.-Margriete-Houtem, nvdr.) en nooit met een van hen een probleem gehad maar
altijd goed samengewerkt.
Nachtwacht
BOK:
Er zullen ook wel minder prettige kanten aan je beroep geweest zijn
Frans:
Natuurlijk
Van augustus tot Nieuwjaar moesten wij, vier veldwachters uit het
omliggende, s nachts patrouilles doen om de jacht te beschermen, één tot twee
nachten in de week. De gouverneur was een jager, ziet ge, en die beval dat. Dat hoorde
zogezegd bij onze dienst. Nu is er een andere gouverneur en nu moet dat niet meer. s
Nachts moesten wij dus patrouilleren en op bepaalde tijdstippen op afgesproken plaatsen
bijeenkomen want daar werden we soms gecontroleerd door de brigadier. Op zekere nacht
kwamen we aan ons controlepunt op de grens van Oplinter en Stok en daar zien we drie
lichtbakken in de velden die naar de steenweg toekwamen. Ja, wat moesten we doen
Ofwel moesten we gaan lopen, maar als de brigadier er was en die zag die lichtbakken
zonder dat wij maatregelen troffen, dan hadden we problemen. Ik zei tegen mijn kameraad:
"We zullen een schot lossen om te zien of die mannen dan niet gaan lopen
"
We legden ons tegen de gracht en die mannen trackten in onze richting. Ik loste een schot,
in de lucht natuurlijk, maar die mannen kwamen nog maar korter en korter bij! Toen heb ik
de hele lader van mijn pistool leeg geschoten. Dat had effect: ze deden hun lichten uit en
vertrokken. Maar dat zijn van die momenten dat ge ze toch wel wat bijeendoet!
BOK:
Klinkt door dit verhaal niet dat het politieapparaat vooral ten dienste van de rijken
staat? Er zijn toch jachtopzieners aangesteld om de jacht te beschermen? Waarom moeten dan
nog veldwachters, mensen in een openbare dienst, ingeschakeld worden om privébelangen te
behartigen?
Frans:
Ja, zo zou ik dat toch durven stellen
Plienke:
Waar ze de garde allemaal voor gebruikten. Ik kwam eens thuis om 5 uur en Frans zat hier
met twee kinderen op zijn schoot. De moeder wel een sociaal geval, hoor -- was die
komen afzetten met de woorden: "Hier zie, zorg er maar voor! Gij hebt meer geld en
tijd dan ik om ze groot te brengen!" En daar zaten wij met twee vreemde kinderen. Ik
heb er dan wel voor gezorgd dat ze in een kinderoord werden opgenomen en later zijn de
kinderen door de jeugdrechter in een pleeggezin in Herent geplaatst.
Paardenfokker
BOK:
Je hebt nog niets over je paardenliefhebberij verteld!
Frans:
Paarden, dat is mijn passie! We waren pas getrouwd toen ik mijn eerste paard kocht. Ik had
er geen geld voor en leende het van mijn broer! Het was een boerenpaard maar het is eens
door de draad gevlogen en het was gekwetst zodat ik het moest wegdoen. Maar zo ben ik
begonnen. De ruitersport is hier in de streek dan snel geëvolueerd. Ik ben naar Kortrijk,
naar de ruiterschool, geweest om leren paard te rijden en om hier jonge ruiters te kunnen
opleren. De boerenjeugdbeweging had het geld voor die cursus voorgeschoten, want zelf kon
ik dat niet betalen. Samen met mijn broer, de smid, kochten we onze eerste rijpaarden en
we sloten ons aan in Hoeleden en bij de Gunningenruiters van Vissenaken. Er kwamen goede
resultaten ook. Ons Annemie heeft verschillende gouden medailles gehaald. Mijn echte hobby
is echter fokken. Als er hier in huis ruzie geweest is, dan is het over de paarden
geweest
Plienke:
Hoe dikwijls heb ik hier in huis niet gehoord: "Ik ga eens naar de paarden
zien
"! Dat ik op den duur zei: "Hewel, ik zal in de wei gaan staan. Dan
komt ge naar mij ook eens zien!" (lacht)
Een bepaalde periode had hij vier zware boerenpaarden. Als ze Frans zagen kwamen ze van
boven in de wei aangecrosst met zon geweld dat ons huis er van sidderde!
Ik was alleen maar bij de paarden als ze moesten veulen
En dat is altijd goed
meegevallen. Ik heb er eens een gehad
Frans was naar de mis en hij had gezegd:
"Als er iets is roept ge mij maar." Maar hij was zeker nog niet aan de kerk toen
ik zag dat het spel begonnen was. Ik haalde mijn gerief, ik ga naar de wei en ondertussen
was het veulen al geboren. Een veulen ziet de eerste drie dagen niet. Ik kuiste het wat af
en praatte er tegen. Dat veulentje hoorde mij en als ik in de wei kwam daarna, liep dat
niet naar zijn moeder maar als het mij hoorde, liep het mij achterna!
Nog meer verhalen volgden. Over de kinderen vooral, over Annemie en
haar liefde voor de dieren, over haar salamanders en haar schaap. Frans en Plienke hebben
drie kinderen (Jos, Roger en Annemie) en zeven kleinkinderen. Als kroostrijk gezin zijn
zij natuurlijk lid van de Bond van de Grote en Jonge Gezinnen. Frans is zelfs jaren
secretaris geweest van de Bond, tot Hilde Claes het secretariaat
van hem overnam. Frans is ook "baas" en bestuurslid van het parochiecentrum,
waar hij zo weten we uit goed ingelichte bron een zeer constructieve inbreng
heeft. Naar Frans wordt er geluisterd. Hij is één van de mensen die het centrum hebben
bewaard als een echte ontmoetingsplaats voor de hele Bunsbeekse gemeenschap en voor BOK,
de toneelvereniging die er nu al tien jaar actief is. Elke woensdag gaat Frans kaarten in
het parochiecentrum. "Er zouden wat jongeren moeten bijkomen" vindt hij.
"We zitten nog juist met 2 tafels van vier man. Als er iemand belet is kan er een
tafel niet spelen."
Vandaar deze oproep tot al onze lezers. Zij die willen en kunnen kaarten op woensdagen
(van 14 tot 17 uur): op naar het parochiecentrum. Men toeft er in goed gezelschap!
|