Boekbespreking

DE NIEUWE VAN DALE GROOT WOORDENBOEK DER NEDERLANDSE TAAL
VAN DALE LEXICOGRAFIE

Jan Uyttendaele, Ringstraat 26, 9200 Dendermonde


In 1992 verscheen de twaalfde, herziene druk van het meest prestigieuze woordenboek van het Nederlands, de Grote (of Dikke) Van Dale, een gebeurtenis waaraan we in het Werkblad voor Nederlandse Didactiek door middel van een informatief-kritische bespreking op passende wijze aandacht hebben besteed. (Zie W.N.D., jg. 21, nr. 2, april 1993.) Net voor de publicatie van de officiële nieuwe Woordenlijst van de Nederlandse taal (het Groene Boekje) bracht Van Dale een nieuwe oplage van de twaalfde druk op de markt, aangepast aan de nieuwe spellingregels die de Nederlandse Taalunie in het najaar van 1995 bekendmaakte. Dat betekent dat deze twaalfeneenhalfde druk (zoals hij door sommigen wordt genoemd) inhoudelijk helemaal gelijk is aan de vorige.

De drie delen van het woordenboek bevatten dus dezelfde trefwoorden, dezelfde betekenissen, dezelfde citaten, dezelfde grammaticale informatie en dezelfde uitgebreide appendices als de editie van 1992. Met de nieuwe spelling verandert er evenmin iets aan de (overzichtelijke en smaakvolle) presentatie van de drie boeken. Ook de omvang en de kleur van de band (taupe) zijn ongewijzigd gebleven.
Alleen al het feit dat Van Dale Lexicografie erin geslaagd is om zo vlug een aangepaste bewerking van zijn driedelig woordenboek te laten verschijnen, wekt onze bewondering op. Het Groene Boekje kon immers niet als basis gebruikt worden, want dat was nog niet verschenen, en bovendien bevat de Grote Van Dale zo’n 240.000 trefwoorden (de woordenschat van ongeveer de laatste honderdvijftig jaar), terwijl het Groene Boekje zich beperkt tot de hedendaagse, frequent waargenomen woordenschat (ongeveer 110.000 woorden). En dan hebben we het alleen nog maar over de trefwoorden. Als we alle woordvormen die in de verklaringen van trefwoorden in de Grote Van Dale voorkomen, meetellen, komen we uit bij zowat een half miljoen verschillende woorden waarvan de spelling beoordeeld moest worden.

Het kwam er dus op aan de principes van de nieuwe spellingregeling toe te passen op een woordbestand dat aanzienlijk meer woorden bevat dan de Woordenlijst. Dat uiteindelijk maar twee procent van de trefwoorden aangepast diende te worden, doet niets af van de complexiteit van deze operatie, die door Van Dale als volgt is aangepakt. Eerst werd de elektronische versie van het woordenboek omgezet in een gestructureerd woordbestand waarin rekening werd gehouden met alle mogelijke variabelen die bij de uiteindelijke spellingregeling een rol konden spelen. Anders gezegd: met speciaal ontwikkelde programmatuur hebben deskundigen alle woorden uit de computerbestanden van Van Dale geselecteerd die voor een ‘mogelijke’ omspelling in aanmerking kwamen. Daarna zijn de aldus ontstane woordenlijsten systematisch doorgenomen door een speciale spellingredactie, die op basis van de richtlijnen van de Taalunie moest ‘voorspellen’ welke woorden er zouden veranderen.

In die reactieraad zaten Theo de Boer, bewerker van het Wolters’ woordenboek Nederlands (beter bekend als de ‘Koenen’), Dirk Geeraerts, hoogleraar aan de K.U.Leuven en Anneke Neijt, hoogleraar aan de K.U.Nijmegen. Dit drietal heeft geprobeerd de officiële spellingregels zo consistent mogelijk toe te passen en in overeenstemming te brengen met de overige gegevens die het woordenboek over de Nederlandse woordenschat bevat. Bovendien hebben ze ernaar gestreefd, het aantal uitzonderingen zoveel mogelijk te beperken en sommige regels, die voor interpretatie vatbaar bleken te zijn, te verfijnen en aan te scherpen.

Het was te verwachten dat de werkzaamheden van deze raad van deskundigen aanleiding zou geven tot eigen interpretaties van de regels, zeg maar tot afwijkingen van het Groene Boekje. Daar is in de kranten al heel wat om te doen geweest. Met name Ludo Permentier, die kennelijk graag foetert tegen het officiële spellingbeleid, heeft daar in De Standaard uitvoerig over gerapporteerd. Omdat Van Dale ook op school nu eenmaal het meest gezaghebbende woordenboek is, zullen ook veel leerkrachten zich daar zorgen over maken. Daarom gaan we wat dieper in op de verschillen tussen de zogenaamde Taaluniespelling en de spelling van Van Dale.

Intussen bracht Van Dale Lexicografie in samenwerking met Prisma en Wolters’ Woordenboeken De Nieuwe Spellinggids van de Nederlandse Taal op de markt, een rechtstreekse concurrent van het Groene Boekje, die de richtlijnen van de Taalunie op dezelfde wijze interpreteert als de Grote van Dale. Deze spellinggids bevat meer trefwoorden en geeft bij sommige trefwoorden ook meer informatie dan de Woordenlijst. Bovendien kunnen we uit deze publicatie afleiden, dat ook Prisma en Wolters in al hun woordenboeken de Van Dale-spelling zullen volgen.

Zoals bekend bevat de nieuwe spelling hoofdzakelijk wijzigingen in verband met drie kwesties: de spelling van de bastaardwoorden, de spelling van de tussenklank in samenstellingen en het gebruik van streepjes en trema’s in afleidingen en samenstellingen. Over de bastaardwoorden kunnen we kort zijn: de dubbelspellingen uit het oude Groene Boekje verdwijnen en er blijft nog maar één spelling over. Meestal is dat de voorkeurspelling, die voor het onderwijs en de overheid al verplicht was; bij enkele woorden is gekozen voor de zogenaamde progressieve of toegelaten spelling: de bekendste zijn ‘kroket’, ‘fotokopie’, ‘insect’, ‘product’ en ‘publicatie’. Alle toegelaten spelvarianten zijn uit de trefwoorden van Van Dale verwijderd, precies zoals dat in de Woordenlijst het geval is. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar toch moet het vermeld worden, al was het maar omdat het niet gebeurd is in de bovengenoemde spellinggids, ook een produkt van Van Dale Lexicografie. Daarin tref je bijvoorbeeld ‘produkt’ wél aan als lemma, gevolgd door de mededeling: ‘niet-erkende vorm van product’.

Veel gecompliceerder liggen de zaken bij de nieuwe regeling voor de tussenklank e(n), want hier heeft de spellingredactie van Van Dale gemeend de Taalunieregels te moeten herformuleren. Wie de moeite heeft genomen om de betreffende regels in de Leidraad van het Groene Boekje door te nemen, zal begrijpen waarom dit het meest betwiste onderdeel van de nieuwe spelling wordt genoemd. De regels zijn vooral problematisch, omdat ze uitgaan van een niet onaanzienlijke hoeveelheid morfologische kennis: het onderscheid tussen samenstellingen en afleidingen (gelukkig al duidelijk aanwezig in het Leerplan Nederlands voor de eerste graad), de verbogen vorm van het adjectief (b.v. in ‘goedemorgen’, ‘rodekool’ en ‘armelui’), de stam van het werkwoord (b.v. in ‘brekebeen’, ‘dwingeland’ en ‘spinnewiel’) en verder: zelfstandige naamwoorden die geen meervoud hebben (in ‘tarwemeel’ en ‘rijstepap’), die uitsluitend een meervoud op -(e)n hebben (in ‘bessensap’ en ‘zakenreis’), die uitsluitend een meervoud op -s hebben (in ‘aspergesoep’ en ‘horlogemaker’), die niet op een toonloze /e/ eindigen en een meervoud op -en en -s hebben (in ‘ambtenarencentrale’ en ‘artikelenbundel’), die wel op een toonloze /e/ eindigen en een meervoud op -en en -s hebben (in ‘gedaanteverwisseling’ en ‘secretaressecongres’).

Vooral de laatste categorieën leveren problemen op voor onze leerlingen: er zijn tientallen woorden met een dubbel meervoud dat zelfs voor de meeste volwassen taalgebruikers onbekend is. En daar komt dan nog bij, dat ze ook de samenstellingen met een oude naamvals -n moeten kunnen herkennen, want daarop zijn de regels niet van toepassing.

Het zal duidelijk zijn, dat er met de Taalunieregels voor de tussenletter -e(n) in het secundair onderwijs helemaal niet te werken valt. Leerkrachten die met behulp van de bovenstaande categorieën de regels aan hun leerlingen van de brugklas zullen proberen uit te leggen, zullen zonder enige twijfel van een kale reis thuiskomen. Vergeleken bij de vroegere, op semantische leest geschoeide beregeling, kan hier nauwelijks sprake zijn van een spellingvereenvoudiging.

Wat doet het belangrijkste Nederlandse woordenboek daarmee? Door niet alleen de richtlijnen van de Taalunie te volgen, maar ook rekening te houden met de bovengenoemde principes, is de spellingredactie van Van Dale erin geslaagd de beregeling van de schrijfwijze van de tussenklank -e(n) te vereenvoudigen en het aantal uitzonderingsgevallen te reduceren. De categorie van de zelfstandige naamwoorden met een dubbel meervoud blijkt hier niet eens nodig te zijn en de uitzonderingsregels die tot ongewenste spellingbeelden leiden, zijn geschrapt en vervangen door incidentele uitzonderingen.

Maar de vereenvoudigde formulering van de regels brengt ook een beperkt aantal afwijkingen van de Taaluniespelling mee: zo schrijft Van Dale bijvoorbeeld ‘weduwenpensioen’ in plaats van ‘weduwepensioen’. Dat aantal is echter zo klein, dat de uniformiteit in de spelling daardoor geenszins in het gedrang komt. Ten aanzien van de tussenletters kunnen schoolboeken voor het secundair onderwijs in ieder geval beter de Taalunieregels achterwege laten en zich laten inspireren door de formuleringen van Van Dale. Voor de eerste graad kunnen ze zelfs het beste uitgaan van de eenvoudige vuistregel uit De Nieuwe Spellinggids, die voor het grootste deel van de samenstellingen al uitsluitsel geeft: "Schrijf -e bij woorden die zelf op een -e eindigen (seconde), schrijf -en in de andere gevallen (minuut-minuten)." Daarna kunnen de overige regels volgen. Elders lezen we in hetzelfde boek: ‘Bessensap. De schrijfwijze is niet bessesap, want het eerste woord zou buiten de samenstelling ook geschreven (kunnen) worden als bessen, niet als besse.’ Het klinkt weliswaar een beetje kinderachtig en het dekt natuurlijk niet alle gevallen, maar er valt zeker mee te werken.

Ten aanzien van het gebruik van het deelteken en het koppelteken zijn er niet veel anomalieën te signaleren. Anders dan het Groene Boekje, schrijft Van Dale een koppelteken na het voorvoegsel ‘anti-’ en geen koppelteken na ‘privé-’, en verder ‘zoëven’ met een deelteken en ‘Middel-Nederlands’ met een koppelteken. Maar dat zijn marginale gevallen.

Welke standpunt mogen we van de moedertaaldidactiek verwachten ten aanzien van de nieuwe spelling? Met instemming kunnen we hier alvast Ludo Permentier in De Standaard van 11 december 1995 citeren: "Het gevaar is niet denkbeeldig dat straks in het onderwijs sommige leerkrachten dit soort gevallen (bedoeld wordt ‘aktetas’, want ‘akte’ heeft twee meervouden) gaan opzoeken om hun leerlingen te trainen in een verkeerd begrepen vorm van discipline. Ze schieten in dat geval het doel van het moedertaalonderwijs - dat toch in de eerste plaats de mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheid moet trainen - voorbij om eindeloos en onverbiddelijk regels in kinderkoppen te hameren, die per slot van rekening door een samenloop van omstandigheden zijn ontstaan."

Daaraan zouden we nog twee vuistregels willen toevoegen, die je in recente vakdidactische publicaties geregeld kunt aantreffen. Ten eerste: motiveer de leerlingen door hen te wijzen op het maatschappelijk belang van de spelling in relatie tot de tekstsoort. Ze moeten leren welke soorten fouten hun zwaar aangerekend worden en in welke soorten teksten dat het geval is. Het is immers contraproductief om van leerlingen te eisen dat ze alles foutloos spellen, omdat ze voortdurend ervaren dat hun dat niet lukt. Zo verliezen ze hun motivatie en gaan ze bij iedere tekst op dezelfde onattente wijze met de spelling om. Het is beter ze te leren dat bepaalde typen teksten foutloos moeten zijn en hun vervolgens strategieën aan te bieden om tot een foutloze tekst te komen.

Ten tweede: leer de leerlingen eerst correct te spellen met gebruik van hulpmiddelen. Volwassenen gebruiken bij het schrijven van belangrijke teksten geregeld hulpmiddelen: het Groene Boekje, een spellinggids, een grammatica enz. Als de leerlingen deze hulpmiddelen niet leren te gebruiken tijdens hun schooltijd en niet leren het gebruik ervan als normaal te beschouwen, zullen ze er na hun schooltijd niet naar grijpen. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor het gebruik van het woordenboek. Mede daarom is het verschijnen van de Grote Van Dale in de nieuwe spelling met zijn eigenzinnige benadering van enkele spellingregels een feit waarmee het moedertaalonderwijs in de toekomst terdege rekening zal moeten houden.


start