'De nos jours le respect de l'autorité semble chose si malaisée!' Zo liet directeur Rochette zich in 1926 tot de vergaderde oud-leerlingen uit over het gezagsprobleem. Dat hield blijkbaar na 1918 vele geesten bezig. Waren de jongeren dan tijdens het interbellum drukkere woelwaters dan die van voorheen? De universiteitsstudenten bakten het inderdaad bruin. Of de negatieve mening tot de collegejeugd mag veralgemeend worden, is een vraag, die wij in ons geval niet kunnen bevestigen met concrete voorbeelden.

dura lex, sed lex

Natuurlijk deden zich de onvermijdbare incidenten voor. Indien u het vorige kapittel las, weet u dat niet elke leraar 'le mélange de fermeté et bonté dans une âme toujours maîtresse d'elle-même' bezat. Dat was namelijk de definitie van het begrip 'gezag' volgens Rochette. Volkomen ideëel uiteraard en meermaals in conflict met de dagelijkse schoolrealiteit. Niet slechts die van toen, maar evenzeer die van voorheen en die van nu. Kortom, de zorgen om het gezag schijnen eerder een deel te zijn geweest van een algemene reactionaire mentaliteit in de jaren twintig en dertig. Zij vloeide voort uit de schokkende sociale veranderingen na de Eerste Wereldoorlog en uit de reacties op de libertijnse 'gay twenties'. Daaromtrent lichten wij een interessante passage uit De Wekker van 24 juli 1926. Lijkt het eerste deel van zo ver te komen? 

'De ouders wezen ervan overtuigd dat de levensomstandigheden 
ook veranderd zijn tegen vroeger; dat er oneindig meer 
gelegenheid is tot ontspanning en ook... tot 't kwaad, 
dat er dus dubbele waakzaamheid en strengheid van 
hen geeischt wordt. Tegenover 't groeiend gevaar onzer 
dagen bezitten we echter machtige wapens: 
onze katholieke onderwijsinstellingen; de veelvuldige 
Kommunie; den eucharistische kruistocht; de 
gewetensvolle samenwerking tusschen leeraars en ouders,'

reglement

Het college heeft zich duchtig gepantserd met een reglement. De juiste datum en het ontstaan van het eerste gedrukte en tweetalige reglement, onder het bisschoppelijk blazoen van Mercier, staat niet vast. Er is sprake van de landbouwsectie. Terminus post quem is dus 1909. Het Nederlands is kreupel genoeg opdat het document tot dan zou kunnen teruggaan. De Franse tekst kladde duidelijk af op de Nederlandse (?). 'Dactylographie' werd 'het schrijfmachien'. Die gebreken hoort men ook duidelijk in de passus over de plichten. 

'De leerlingen mogen zich niet naar het College begeven 
dan een kwartier voor de aangeduide uur. 
Zij moeten naar het gesticht komen en naar huis 
wederkeeren langs den kortsten weg, zonder 
onderwege te blijven of omwegen te maken. 
Zij mogen op straat noch rooken, noch spelen, 
noch loopen, noch vertoeven. 
Het is hun verboden in koffiehuizen en herbergen 
te gaan, tenzij door hunne ouders vergezeld.'
 

Alle inspanningen waren dus gericht op ''deugd en zedenvorming', die duidelijk niet buiten thuis en school te vinden waren. Die afkeer van de wereld zal als een rode draad doorheen de latere versies blijven lopen.
Directeur Rochette lijkt zich te hebben beperkt tot niet aflatende onderrichtingen. Met Brosens werd het anders. Hij stelde de eerste tuchtprefect aan en hij actualiseerde het oude reglement. In zijn handgeschreven toelichting omschrijft hij de nutsfactoren: 'De jeugd moet gevormd worden: gevaren vermeden, positieve middelen aangeduid.' Het reglement was 'een vriend, die geleidt langs veilige wegen'. De gezagscrisis was hét motief om op te voeden tot een drievoudig doel: 'leeren gehoorzamen, leeren willen, leeren versterven.' Mooie woorden. Ze camoufleerden nochtans louter een uitgekiende jurisprudentie over wat moest en niet mocht in de 'zenuwcentra': kapel of kerk, koer, studiezaal, refter, stad. 

De bekommernis om netheid, hygiëne en etiquette draagt de signatuur van de opvolger van Rochette. Handschoenen en om de drommel geen 'klakken' in eerbiedwaardige plaatsen en, waar het college officieel naar buiten trad, propere kleren! Dat ondervond de intelligente boerenjongen die het privilege genoot om de lijkrede te houden bij het graf van Edward Carlens op 11 februari 1930. Hij stond op het kerkhof van Kumtich in de bittere kou zonder mantel. Die lag in de sacristie. Te vlekkerig, volgens Brosens! 

studiezaal

Het zenuwcentrum bij uitstek was waarschijnlijk de studiezaal, want het reglement werd hier een straf plichtenscenario: binnenkomen in stilte; lessenaar toelaten tot na het gebed; goed en luidop meebidden; in 't begin alle boeken nemen die men denkt nodig te hebben onder de studie; lessenaar zonder gerucht sluiten; het is verboden om te zien in de studie; boeken nooit zonder toelating en in de regel door de handen van den Heer voortgeven; lessenaar nooit openen zonder toelating; nooit iets oprapen; binst de morgenstudie en binst de biechtstudie is het verboden zijn werk te maken of zelfs met inkt te schrijven; nooit mag men straf schrijven; boeken of bladen mag men lezen 's zondags na de hoogmis of in de week na 6 uur, doch mits toelating; na de studie aanstonds de plaats verlaten en in stilzwijgendheid naar buiten gaan. Het haalde allemaal weinig uit. Hier werd de kat immers bij de melk gezet! Hoe kon je stil zitten op die hoge, wiebelende banken? Daar zat gewoon muziek in... Ze piepten en kriepten, schuurden en sjirpten. Soms, als bij de toverslag van een bankdeksel, vormden de 'studieratten' één kakofonisch orkest, waarover de surveillant alle macht verloor. Als de weldaad van de stilte toch over de geesten neerdaalde, werd zij eensklaps verscheurd door een ketsende knikker. Tergend lang tartte de 'maj' de wetten van de zwaartekracht. Een gom op de straalkachel: gegarandeerd stank. Een dikke prop nat papier in de straalkachel: gegarandeerd rook. 

Soms bleek het wonder van de elektriciteit geen wonder... De uitvinding van het kunstmatig licht was pas einde 1926 in de klassen doorgedrongen. Mensenwerk is onvolmaakt. De zekeringen sprongen dus meer dan eens af. Jolijt te allen kante telkens. Dat euvel bleef echter voorvallen. Verdacht lang voorvallen, toen de nieuwe zekeringen het elke keer terstond begaven. Flits... en een Egyptische duisternis viel in. 'Ne plomb gesproenge' werd een refreintje van het studiezaalkoor. Dat mocht zelfs vertrekken, toen alle herstellingspogingen faalden. Enkele dagen heeft het geduurd, vooraleer de oorzaak opgespoord was: her en der zat tussen lamp en lamphouder een muntstukje. Het onderzoek naar de dader leverde geen resultaten op... 

In de heksenketel van de studiezaal zijn meerdere bewakers ten onder gegaan. De hoge katheder als ultkijktoren waarborgde geen gezag, vooral niet als de jongste heer van wacht was. Gelukkig was de directeur of de prefect er razendsnel bij, als de situatie uit de hand liep. Velen hebben zich verbaasd over de snelheid van die hulpdienst. Weinigen hebben ooit geweten dat twee ogen hen dikwijls bespiedden door de gaatjes in de vleugeldeur van "den theater'. Slechts enkele subregenten hebben er onsterfelijk gezag en roem verworven. John Van Dijck spande de kroon. Klein als zijn bijnaam 'Sprokske' (sprot) - er hing ooit een exemplaar aan de belkoord -, dapper als David. Met zijn flegma en het geutje arrogantie dat eigen is aan macht, kwam hij uit elke rel zegevierend te voorschijn. Eens opende zelfs een geheimzinnige hand de deur en zette een kat in de studie... Sprokske zag en overwon: het beest werd zonder erge stoornis bultengeloodst. 'Een grap van de collega's' werd er gefluisterd. Dat was niet onmogelijk. Achter de fantasieloze soutane zat -meer dan een leerling kon bevroeden - een grapjas! Normaliter was daarvan aan de buitenkant nauwelijks een tipje te bekennen: 'spiritualité et autorité obligent'! 

sodoma

De wereld was een Sodom! Zoveel is zeker, als men de directeursnotities bij het reglement doorneemt. Drie aardse gevaren kankerden aan de kinderziel: Eva's dochteren, de cinema en in het algemeen de ledigheid.
De vrouw hoorde thuis bij de haard. Glamour was een zedeloos bioscoopbegrip, in de Suikerstad alleen goed voor de liberalen. Hoe ketterde Ons Tienen tegen de eerste verkiezing van Miss Thienen tijdens het sluitingsbal van de Burgerkring op 20 september 1931! De vrouw was dus een buitenschools wezen. Behalve de meiden of de nonnetjes, die strikt in apartheid leefden, overschreed geen persoon van de andere kunne de grens van de poort. Die wet van Meden en Perzen werd slechts om een uitzonderlijke reden versoepeld. Wellicht de eerste en haast de enige meisjesverschijning op de speelplaats deed zich op 15 juni 1922 voor tijdens het gewestelijk congres van de Eucharistische Krulstochtbeweging. 

De leraars waren evenzeer aan de regel onderworpen. Zij mochten slechts hun moeder of zuster voor het avondmaal op de kamer ontvangen na voorafgaandelijke verwittiging van de bestuurder. De keuken was verboden terrein voor hen. Als de meid hun kamer reinigde, dienden zij buiten te gaan. Het gevaar loerde extra muros. Niet in de trein. De coupés voor jongens en meisjes waren gescheiden zoals de mannen- en vrouwenbeuk in de kerk. Niet in de stad, tenzij in de buurt van de meisjesschool van de Soeurs Notre Dame. Daar zou geen collegesterveling zich aan vrouwelijk gezelschap hebben gewaagd. Er werd gepatrouilleerd. De verleiding begon voornamelijk verder weg te wenken, nl. aan de vesten. Streng te mijden dus, vooral op zondag! Op nog grotere afstand lonkten de fietslieven. Hageland, heuvelland! Zou een knapenhand dan geen duwtje geven tegen fietszadel of - horresco referens! - rug van een meisje, dat de Bunsbeekse berg opsukkelt? Hoe vaak hebben die ridders hun daad bekocht met een 'gevoelige' ondervraging door 'den Dujen'! Jaloerse verklikking is van alle tijden. De razzia's van prefect Van Dooren zijn van de jaren dertig. Te midden van de zoetste overwegingen of gesprekken reed plots een man in zwarte rokken je voorbij, bekeek je even en de kristallen bol vol paradijstoestanden rinkelde stuk. Retenue en het bewijs van goed gedrag en zeden kwijt, want leg een doorwinterde prefect maar eens uit dat dat meisje je nicht was. Hervallen in de zonde betekende drie dagen uitsluiting. Verstokten hadden in het college geen plaats.

cinema

Dé uitvinding des duivels was de film, althans volgens de christelijke moraal. Bij de programma's van Kino Nova, Kino Variété Palace of Vox drukte Ons Tienen steeds de zedelijke kwotering af met de waarschuwing: 

'Wij herinneren eraan dat enkel de films voor allen 
of voor volwassenen om een of andere reden voor 
katholieken geschikt zijn. De films volstrekt te mijden 
mogen niet gezien worden.'
 

Een begin van filmopvoeding gaf het Davidsfonds met een initiatie 'Kinema ten goede gebruiken'. Zelfs dat greintje begrip bestond niet in het college. 

'Het blijft verboden naar den kinema te gaan en 
desnoods zal ik de strengste straffen moeten 
toepassen, zelfs de uitsluiting. 
Een uitzondering zou ik kunnen maken voor 
den kinema van het patronaat op den Waaiberg, 
maar nog zelfs vind ik dat een jongen veel beter 
ontspanning kan nemen dan een kinemavertooning.'
 

Het verbod dateert van 30 oktober 1933. Spreker: directeur Vander Eyken. Tien jaar later, onder Van Dormael, was de teneur lichtjes losser, hoewel...: 

'De leerlingen mogen slechts een kinema bezoeken, 
wanneer zij vergezeld zijn door hun ouders en de 
film onberispelijk is op zedelijk gebied. De ouders, 
die hun kinderen leiden naar films door de christelijke 
moraal veroordeeld, zullen verzocht worden hun 
jongens uit het college terug te trekken.'
 

Greta Garbo, Olivia de Havilland, Marlene Dietrich... Zij waren amper meer dan namen en vage vormen op verre prentjes aan de cinemazalen op de Grote Markt of in de Leuvensestraat, waar de ogen en de oren van 't college nooit ver vandaan waren. 

radio

En toch slopen wereldse invloeden binnen. De opkomst van de radio was niet te stuiten. Met Tino Rossi of Rina Ketty neurieden de scholieren 'Voulez-vous, madame?' of 'J'attendrai'. De melodie van de chansons drong zelfs tot het heilige der heilige door. In de abdij van Zevenkerken dwarrelde in 1936 tijdens het plechtige nachtofficie het frivole 'Tout va très bien, madame la marquise' van het dokzaal neer over benedictijnerpaters en Tiense retoricanen. De pater-organist had het speelse deuntje opgevangen bij de retraite-deelnemers. De monnik wist van de prins en 'madame la marquise' geen kwaad en dacht er de jonge kloostergasten mee te plezieren. 

Anders verging het R.L. op het dokzaal van de collegekapel. Tijdens de late jaren dertig bespeelde deze leerling en muzikant naar goede traditie het harmonium. Op een keer werd de macht van de wereldse muziek hem te sterk. Driemaal improviseerde hij in het hemelse Gregoriaans met de eerste noten van 'J'attendrai', maar toen hij ten derde male de heiligschennende daad stelde, ontging hem de gerechte straf niet. Kreeg-ie-me-daar een haberdoedas van zangleraar 'Krol' Manderveld...

Vreemd eigenlijk dat in het reglement de vermanende vinger maar werd uitgestoken naar de beeldbeïnvloeding van de film. De weerslag van de luistercultuur werd ook niet geaccepteerd. Dandy's met een Tino Rossi-kapsel vroegen om herrie en werden door het sarcasme van de prefect - 'lange haren, korte gedachten'! - In de prang gezet. In het reglement werd deze 'verloedering' echter ongemoeid gelaten. Besefte men dat men tegen de huisradio niet opgewassen was? Werd de ouderlijke waakzaamheid voldoende geacht? Was de verlokking door het beeld zoveel gevaarlijker? 

ledigheid is des duivels oorkussen

De duivel opereerde niet enkel met nieuwe uitvindingen. Van overouds gebruikte hij ook zijn oorkussen: de ledigheid! Reeds binnen het college! Op de speelplaats:

'Onder de speeltijd moet men spelen, uitzonderlijk 
wandelen, nooit blijven staan, nooit tegen muren 
leunen, nooit de handen in de broekzakken houden, 
niet op het perron vertoeven. Handspelen zijn 
streng verboden. Men blijft bij leerlingen van zijn klas.'
 

Buiten het college moest men steeds de kortste weg naar huis nemen. Men mocht niet baanderen of blijven staan voor uitstalramen. Tiense toestanden kwamen om het hoekje kijken in het verbod om met studenten van niet-katholieke scholen huiswaarts te keren. 

Vrijaf en vakantie baarden de grootste zorgen. Op de dag voor de grote proclamatie hield men tijdens een conferentie in de kapel de jonge geesten nog eens de ware weg van de deugd voor. Wie lid wou worden van een vereniging, had vooraf het 'nihil obstat' van de bestuurder nodig. Andersgekleurde of soldatenverenigingen en herbergbezoek waren uit den boze. Het lidmaatschap van vakantiebonden werd krachtig aanbevolen. E.H. Reymen organiseerde reeds in de jaren twintig zulke bond voor Tiense jongeren. De tweede start van de KSA in 1936 werd als dusdanig aan de ouders aangekondigd. 

kermis

Het toezicht ontglipte echter tijdens de karnaval- en zomerkermis, respectievelijk rond half vasten en in juni. De ontsporingskansen waren legio. Die diagnose dringt zich althans op, als men de maatregelen en regels daaromtrent onder ogen krijgt. Het was een oude kwaal. Al in juni 1861 jeremieerde monsieur Ambroise, superior van het Jozefietengesticht: 'Depuis dimanche nous sommes en pleine kermesse-foire, qui dure quinze malheureux jours.' Tegen de karnavaleske losbandigheid, zo dicht tegen de boetetijd van de vasten aan, werd op l7 februari 1928 streng opgetreden met een uitgaansverbod na 17u.30 en 'défense formelle et grave d'assister a des conférences et réunions organisées'. Op het uur van de avondklok moest men blijkbaar terugkomen, want enige jaren later is dit 20 of, een enkele keer, 21 uur. Het kermisreglement reflecteert de hoge stand van wetenschap omtrent mogelijke uitwassen en uitvluchten. 

'Het is verboden in gesloten barakken te gaan zonder 
vergezeld te zijn van zijn ouders

a. Gesloten barakken: die waar men van 
binnen aan het zicht van buiten onttrokken is.

b. Ouders: vader of moeder. 
Geen oudere broer of zuster. Het is verboden 
na 8 uur 's avonds op de foor te komen zonder 
vergezeld te zijn van zijn ouders. Vader of 
moeder niet aan den eenen kant van de markt en 
de student alleen aan den anderen kant. 
Verboden op de danszalen te komen. Een 
collegestudent moet het goede voorbeeld geven. 
Men verlaat nooit een danszaal met een frisch 
gemoed. 
Uitsluiting mogelijk.'

De kermisvreugd was niet in te dijken. In 1930 koesterde men daarover nog enige illusies. De kracht van de godsdienst zou over het heidense gedoe zegevieren. Men plande een speciale communiemis te 7u.30, een vrije aanbidding te 14u.30 en een lof te 15u. in de kapel op de twee karnavalverlofdagen. 's Maandags beantwoordden een tiental leerlingen de uitnodiging. Dinsdags ontgoochelde de opkomst nog meer. 'Onnoodig nog te doen!', besloot Brosens. 
In 1937 verbood het bisdom een speciale dag vrijaf. Zoiets was te Tienen ondenkbaar. De vrije halve dag, waarover men kon beschikken, werd op de dinsdagvoormiddag van karnaval geplaatst, zodat er toch een vol etmaal kon gevierd worden. 

De enige wereldse ontspanning die van school uit werd gedoogd, was waarschijnlijk het circus. Die deden juist in de oorlogstijd regelmatig Tienen aan: Circus De Jonghe (06.12.1939), Circus Semay (04.11.1942), Circus Armag (03.11.1943). Elke keer werd een voorstelling gereserveerd tegen betaling van 5 (1942) of 10 fr. (1943) per leerling. Men riskeerde het zelfs in 1942 om samen met de leerlingen van atheneum en lyceum onder dezelfde tent te toeven!

consilium abeundi: wegsturing van school

Tegen overtredingen van het reglement bestond uiteindelijk maar één doeltreffend wapen: het consilium. Helaas beschikken wij niet meer over een boekhouding van de uitsluitingen, zoals directeur Neyens die naliet. Onze mondelinge bronnen zijn echter formeel: elk jaar deden zich enkele gevallen voor. De toon van het reglement doet ook niets anders verwachten. Slechts eenmaal vonden wij een vermelding, waarbij ook de reden aangegeven is: een benjamin van de 6de Latijnse werd weggestuurd wegens ''slechte gesprekken'. Inbreuken op de regels van de moraliteit werden ongetwijfeld het zwaarst afgestraft. Op brandhout voor de hel was slechts één rechts-adagium toepasbaar: Dura lex, sed lex!...

© kvr