'Hét leraarskorps in de Humaniora verschoof van een 
praktisch uitsluitend priesterkorps naar een fifty-fifty priester-leekvertegenwoordiging. 
Was het een verlies? 
Wij geloven het niet. Wel is nodig dat de leek leert 
zich ten volle in te zetten voor heel de opvoeding 
in al haar aspecten: wetenschappelijk, moreel en
 godsdienstig. Hij moet mee heel het college gaan dragen. 
Hij mag niet verworden tot de lesgever-zonder-meer. 
De priester moet van zijn kant zich scherper bewust 
worden van zijn specifieke taak en verantwoordelijkheid. 
Hij moet een mens worden met een waarachtig gebedsleven 
en met een ernstige theologische kennis; hij moet apostolisch 
blijven bezielen en zijn leven moet daarvan de eerlijke 
getuige zijn. De leerling moet in hem kunnen onderkennen 
de constante drang tot evangelische bezinning en 
tot apostolische bekommernis.'
 
(Dir. Joossens in Antenne 1963). 

de wind van de sixties

Het overwicht van de leken zou nog meer gaan doorwegen, aldus E.H. Joossens in zijn opmerkelijk artikel. Of hij toen echter de volle draagwijdte van de uittocht van de clerus uit het onderwijs heeft onderkend, lijdt twijfel. Bij de aanleg van 'zijn' nieuwbouw dacht hij aan 15 priesterverblijven. De volledige voorbouw werd in het eindontwerp door 9 dubbelkamers benomen. Anno 1963 was de laïcisering van het lerarenkorps in het beginstadium. Vandaag is zij geheel voltrokken. In 1960-1961 onderwezen er 14 geestelijken, in 1967-1968 11, In 1972-1973 5, telkens exclusief de bestuurder: Donvil, Smolders, Zekl, Hobin, Berben, Pappaert - in volgorde van anciënniteit. Hobin en Berben waren extra-muros. Donvil zou het jaar daarna stoppen. Tijdens de eerste helft van de jaren zestig verschenen er nieuwe gezichten in de gemeenschap. Hun aanwezigheid was echter van korte duur. De roepingen liepen terug. De laatst bijgekomen priester-leraar was een aalmoezenier van de arbeid, W. Groenen. Hij verbleef hier één schooljaar (1967-1968).

 

geen roepingen meer

In de kering van de tijd gingen de roepingen ten onder. Bij een onderzoek nopens dit fenomeen (04.06.1963) signaleerde Joossens dat een 'aansprekende' priester-leraar ontbrak. Vooral in de jeugdbeweging moest de nodige bezieling nog aanwezig zijn. De spiritualiteit van het regelgebonden Marialegioen had afgedaan. De missies spraken nog tot de verbeelding maar in de stroming van de ontkerkelijking kwam de mispraktijk onder druk te staan. Men trachtte de liturgie te verlevendigen via de volkstaal. E.H. Joossens verhoopte veel van de grondige vernieuwing van de kapel (zomer 1961) volgens de moderne liturgische inzichten en de conciliaire beeldenstormfurie: altaar naar voor; nieuw tabernakel, kandelaars, kruisbeeld, Mariabeeld, sacristiedeur links van het altaar - een imitatie van de bronzen deur van St.-Pieter; communiebank vervangen door twee zeer eenvoudige planken; weg met de preekstoel (een paneel doet dienst bij een collega als bardeurtje), met zijaltaren, beelden, kruisweg. De omvorming en de nieuwe beelden werden ontworpen door de zoon van Stijn Streuvels, Paul Lateur. Alles vergeefse moeite? Wat onthult de werkelijkheid? 1959-1960: 2 seminaristen; 1960-1961: 2 seminaristen en 1 scheutist. Later in het decennium sporadisch nog een roeping. Van 1960 tot 1990: een viertal wijdingen en 1 afgestudeerde die zich erop voorbereidt.

In de golden sixties kiemde bij leraars en leerlingen een andere mentaliteit, een new way of life. De lieverdjes van het eerste jaar Latijn ginnegapten ongegeneerd bij het Latijnse woord voor 6. Stof-vretende leraars en reglement werden al eens 'gecontesteerd'. Alles werd bespreekbaar in de klas. Op de keper beschouwd werden de perken van de redelijkheid nooit geweld aangedaan. Langharig 'tuig' werd nolens volens gekortwiekt en al die in het college wezen wilden, mochten geen mannen met baarden zijn. 

Aan de opkomende herbergcultuur (omstreeks 1966-1968 in Touring en Beaux-Arts, daarna het Kelderke, het eerste echte jongerencafé, en het Vlaams Heem; rond 1976 De Legende en 't Wiel) bezondigden zich slechts enkelen. Die individu's kregen het zonder pardon aan de stok met prefect of directeur en belandden wel eens op de index. Roken op straat en 'selectieve omgang', een verbloeming van Joossens voor 'vrijen', bleven even verboden als onuitroeibaar. De jachttactiek had evenwel uitgediend en er werd niet meer volgens het boekje gestraft. In het verslag van 1960-1961 noteerde de bestuurder trouwens dat er teveel retenues werden gegeven. 'De ouders aanvaarden dat niet meer zoals vroeger.' De nieuwe prefect, E.H. Berben (1963-1964/1969-1970) gewaagde van 'dood pitsen' en 'kop af' maar dacht intussen dat hij ook jong was geweest. Bepaalde collega's hadden het er soms moeilijk mee. 

tweespalt bij de collegepriesters

Begin 1960 was er in de collegecommunauteit een 'cohabitation' van gewijden voor 1950 en gewijden na 1950: zeven tegen zeven, dus staking van stemmen bij de vele discussies in het heet van de concilie-era. 'Jokke' - recht voor de raap - Michiels wuifde gelukkig tijdig de nodige koelte toe. Sommigen legden de oude gewaden schroomvallig af. Letterlijk zelfs, toen in 1964 de clergyman werd toegelaten. Aanvankelijk werd die bij afspraak slechts binnenshuis gedragen. Jef Donvil liep ook daar nog in toog rond. Het comfort van jas en broek overwon echter spoedig de remmingen. Dan maar in zwarte clergy voor de klas. De grijze stofjas tegen krijtstuif maakte weldra ook het grijze pak draagbaar. Als de Romeinse boord maar blonk! (Bij zijn incognito-bezoek op 16.02. 1966 droeg kardinaal Suenens een clergy. De directeur vergat niet dat te kanttekenen.) Dergelijke subtiliteiten raakten de koude kleren van de jongste lichting al niet meer. Zij hadden de vrijheid van jeans en slobbertrui ontdekt. 

De samenhorigheid werd verder aangetast, toen de junioren omwille van de nieuwbouw moesten verhuizen (februari 1962 - december 1964) naar Immaculata of naar Broekstraat 104, een buurhuis. De 'jonge wolven' vonden geestesgenoten onder de leken en koketteerden bij hen thuis met allerlei toekomstvisioenen voor de school. 'Niet koosjer' brandmerkte de oudere garde dit gedrag. Dat enkele leden van de communauteit naar een ander klimaat uitkeken, wekt geen verbazing.

roep om participatie

De onderhuidse spanningen tussen enerzijds de oude garde van de priesters en anderzijds de jongeren en de meerderheid van de leken bleven trillen binnen de groep. De roep naar participatie in het schoolbeleid weerklonk het luidst. De wat onbehaaglijke toestand kwam in 1967 en 1968 in een stroomversnelling terecht. De jongeren roerden zich onverwacht heftig. Leuven-Vlaams werd uit de greep van het franskiljonse expansionisme gerukt en als het in Leuven regent, druppelt het in Tienen. (De geschiedenis van 1887 herhaalde zich! Overigens stortregende het nu ook in Parijs...) 


Jef Honinckx

Op 9 maart 1967 kwam het tot de oprichting van een directieraad. Joossens en Berben maakten er ex officio deel van uit. Uit het korps koos men: de priesters Pappaert, de Bruyn, Peeters, Ermgodts, de leken Vanclooster, Honinckx, Mertens. (Samenstelling 1970-1971: Honinckx, Vanderlinden, Volders, Dankaerts, Deboes, Deprouw, uitsluitend leken.) Op 16 maart daarop duidde ook de basisschool haar raad aan: Francen, Goossens, Thomas, Timmermans. In het zog hiervan werd einde september een 'collegeraad' van 12 leerlingen, één uit elke klas van de hogere cyclus, bij stemming samengesteld. Zij zouden om de maand hun situatie bespreken met de directeur en één lid van de directieraad (H. Vanclooster). Het gonsde van de voorstellen tijdens de les. Niet elke titularis kon mee met de roes. Sommigen stond het wenen nader dan het lachen. 

De scholierenraad ontving aanvankelijk nochtans te weinig stimulansen tot een positieve inbreng. De 'rebels without a cause' gingen er te hard tegen aan. Laten wij onthouden dat zij in de nieuwe refter de eerste t-dansant - nu heet dat 'fuif - in de collegehistorie inrichtten ergens in de loop van het schooljaar 1969-1970. (Onze zegsman bleef de juiste datum schuldig en de officiële bescheiden zwijgen erover in alle talen!) Pas later zat er grotere diepgang in hun actie. Men leverde. vooral een erg knappe bijdrage aan het Tanzaniaproject (begin 1972).

leuven-vlaams

Temidden van deze wederwaardigheden werd de directie begin 1968 gechoqueerd door de scholierenbetogingen. Volgens onze bestingelichte bron hebben enkele Mariannes uit het Immaculata-instituut daarbij het voortouw genomen. Zij trokken 's maandagsmorgens 22 januari 1968 hun stoute schoentjes aan en haalden versterking bij jongens van het college. (Er bestonden een boel affiniteiten tussen het man- en vrouwvolk van beide instellingen!) De troep groeide aan bij elk bezoek aan de andere scholen - alleen in het atheneum ving men naar het schijnt bot - en belandde terug in de Broekstraat om de achtergeblevenen op te trommelen. Gejoel, projectielen naar de kamers aan de straatkant. Directeur en prefect waagden zich in het gewoel. Hun beroep op de plichten van de leerling gooide olie op het vuur. E.H. Joossens moest een onderhoud met een afvaardiging toezeggen te 17 uur en trok zich ijlings terug. Meteen ontsnapte de achterban langs de poort. De beweging deinde volgens het verslag in De Standaard uit tot een massale optocht en was een voorbeeld voor gelijkaardige agitatie in heel Vlaanderen.

Organisatorisch stond de zaak op punt. Een actiecomité, waarin J. Roggen toonaangevend was, vergaderde in het Parochiecentrum. Dinsdag zou een tweede betoging doorgaan. Van E.H. Joossens werd bekomen dat de participanten van het college geen sancties te vrezen hadden. (Naar het schijnt is er voor de maandagactie wel een zondebok enkele dagen weggezonden. De ouders waardeerden eerder het gedrag van hun zoon.) Piketten nodigden de jeugd uit tot verzamelen op de Grote Markt. Alsof dat nodig was: de volledige hogere cyclus deed mee. Ook 'Zwarte Dinsdag', een miezerige 6de februari - optocht met politie-escorte vóór, meeting na de middag - verliep zonder incidenten. Wel werden Franstalige opschriften op uitstalramen weggespoten en enkele francofone dametjes verloren hun dignité. 's Woensdags was elkeen weer op post.

De contacten met Leuven werden inmiddels nog nauwer aangehaald. Het vervolg overschreed reeds het zuiver Vlaamse strijdkarakter. Een Jong Vlaams Solidariteitskomitee van Tienen hield op zaterdag 24 februari een massale volksvergadering in de stadsschouwburg in het teken van de overheveling van Leuven-Frans en de democratisering van het hoger onderwijs. Volgens het uitnodigingspamflet, gericht tot de leraars, werd samengewerkt met het Algemeen Verbond der Vlaamse Syndicaten, het ACV, het Comité voor Arbeiders -opvoeding, de CVP-Jongeren, Davidsfondsafdeling Tienen en gewestbond Hageland, de Ex-Lovanienses, KLJ, de Vereniging van Vlaamse Academici, het Vlaams Komitee algemeen en Hageland, de VU-Jongeren. Als sprekers werden aangekondigd: ene prof Van Lindekens en assistent H. Sant, voor de studenten M. Van den Bussche. Een haastige hand kribbelde er de magische naam van P. Goossens bij. Ook enkele oud-studenten lieten zich horen, sommigen als overtuigde Vlamingen, anderen als links intellectueel. Vooral J. Vander Velpen, briljant oud-leerling en Amada-voorman, heeft bij de linkse infiltratie het rad gedraaid. De latere acties in 1970-1971 (periode van de hongerstakingen o.a. voor de vreemde studenten) en 1973 (legerdienst) droegen die signatuur en werden gedirigeerd vanuit de Leuvense Studentenvakbond en Amada. 

Het Tiense hoofdkwartier verhuisde van het parochiecentrum naar het Volkshuis. Enkele andersdenkenden trokken mee aan de wagen, totdat hun duidelijk werd waar die naartoe werd gestuurd. Tot de opvallende gebeurtenissen mag men een informatievergadering met Kris Merckx rekenen (met aanwezigheid van vele leraars uit atheneum en lyceum en een paar uit het college) en de (éénmalige) uitgave en verspreiding van een revolutionaire schoolkrant, Flapuit. (Redactie: J. Vander Velpen, L. Matterne en verantwoordelijke uitgever G. Thomas. Gratis gedrukt op het Leuvense studentensecretariaat.) Aan sommige schoolpoorten werd het nummer door de BOB aangeslagen! De laatste betoging in 1973 bleef, wat onze school betreft, beperkt tot enkele ontvluchtingen en lesontduikingen. Het kordate optreden van prefect Vanderlinden deed de 'furie' dit keer afdruipen.

tanzaniaproject

Bij het onderwijzend personeel van de middelbare afdeling boette de directieraad door zijn immobilisme aan geloofwaardigheid in. Een plenaire lerarenraad bracht tijdens het voorjaar van 1972 weer leven in de brouwerij. Toneel, hobbyclubs, parascolaire activiteiten, studiebegeleiding, didactisch materiaal, feesten, leerlingenraad, schoolpastoraal en andere hooivrachten werden op de vork genomen. De cultuurcel schrapte sito presto het toneel van de kalender. Volgend jaar zou een tentoonstelling worden opgezet. Volgend jaar kwam er niets! 

Alleen het schoolpastoraalteam (R. Degeest, R. Grugeon, K. Van Rompaey) heeft een bijzonder werkstuk afgeleverd rond een Tanzaniaproject in de actie Broederlijk Delen. Op een informatiedag (17.02.1972) stak men van wal met een happening: enkele jongens brachten liedjes op een verhoog op de speelplaats . Informatiezuilen gaven tekst en tekening van de derde wereld. Pater Pauwels stelde tijdens voor- en namiddag aan hogere en lagere cyclus Tanzania voor. 's Middags vergaderden vrijwilligers - leraars en leerlingen - in drie werkgroepen (informatie, actie, liturgie), geleid door gespreksleiders, waarbij J. Masschelein en L. Depré. Het plenum was in handen van G. Vanwinckel. Deze leden van de leerlingenraad hadden zich intensief voorbereid op hun taak. Dossiers, doe-tips, gesprekstechnisch alles erop en eraan. De apotheose was gepland op zaterdag en zondag 4 en 5 maart. Workshops hadden collages, dans- en muzieknummers uitgekiend voor de eucharistieviering van zaterdag. Veertig leerlingen waren erbij, 's Anderendaags kwamen 240 personen een soberheidsmaal nuttigen: soep, rijst, ei en appel, bekokstoofd door Guy Boogaerts, de reeds genoemde leraars en eega's of verloofde. Twintig auto's werden gewassen. Tanzania werd er 24.118 fr. beter van.

personeelsraad

Uit onvrede met een schooltoestand zonder inspraak ontstond in 1986 spontaan de personeelsraad. De aanvankelijke achterdocht van sommigen tegenover dit initiatief bleek ongerijmd, want deze raad spande zich terdege in om de doorstroming directie-personeel glad te laten verlopen. Men moest daarentegen vooral opboksen tegen het individualisme van de jaren tachtig. E. Hofmans, J. Van Eyken, K. Van Rompaey, J. Mathijs, L. Van Herck en L. Theunis behoorden of behoren tot het bestuur. Langs hun beste zijde toonden zij zich bij de organisatie van de studiedag over psychologische begeleiding van de schoolgaande jeugd. De creativiteit die de personeelsraad daarbij aan de dag legde, bewees meteen de zin van zo'n studiedag.


Omringd door A. Vandersmissen (directiesecretaris - links) en A. Vanderlinden (studieprefect - rechts) zit directeur Pappaert een deliberatie voor.

 

 

 

 

 

 


© kvr