'Tienen? Een strafkamp!' De wijdeling werd door zijn kompanen met zulke boude commentaar geplaagd, nadat die toekomst voor hem was uitgetekend door de seminarie-overheld. Inderdaad, op het eerste gezicht was de Suikerstad geen land van melk en honing, maar voor de meesten een uithoek, ver van de heimat.

priester-leraars

Als de neofiet aan het schoolgebouw in de Broekstraat aanklopte, werd hij door een wat nors aandoende knecht naar een vriendelijke directeur gebracht. Zelfs als de toekomstige leraar wiskunde ambieerde, hij kreeg Latijn en Frans in handen geduwd. De vacature van titularis 6de Latijnse moest immers gevuld worden. Bezwaren, als er die waren, werden onder het bureau geveegd. Een priester kon alles geven, en nog wel tegen een hongerloon. Een nieuweling streek omstreeks 1950 trimestrieel 1.500 fr. op (min één derde voor kost en inwoon), een directeur het dubbele (in 1956 resp. 4.000 en 5.500 fr.). Parochiehulp in de omgeving wierp nog wat kruimels af: 10 fr. per misintentie, 30 fr. per weekeinddienst. In 1959 zag het er eventjes rooskleuriger uit. Als één van de gevolgen van het Schoolpact betaalde de staat een maandwedde van 24.000 fr. Het bisdom slokte echter alles op: 

'Daarom (d. i. uit nood aan nieuwbouw) hebben 
wij besloten dat onze priester-leraars door 
afstand te doen van een groot deel van hun 
staatswedde zouden bijdragen tot de uitbreiding 
van onze diocesane inrichtingen van secundair 
onderwijs
(16.09.1959).' 

Zij behielden voor huishoudelijke onkosten slechts 24.000 fr. per jaar! 

De directeur stelde vervolgens het logies voor. De slaapkamers, ingericht in het najaar van 1950, lagen onder de hanebalken met alle extreme temperaturen van dien. Wastafel met bijhorigheden van den ouden tijd. Armtierig eveneens de studeerruimte. De oudere heren hadden natuurlijk de voordeligste kamers weggekaapt. De prefect genoot steeds van het verblijf met het breedste uitzicht op het leerlingendom. Er bleef dan ook maar een krappe werkkamer over met 'continu-kachel'. Mufheid overviel de nieuwkomer van in de deuropening: een boeket van generaties sigaren-, kachel- en mensengeur. Behang en plafond berookt in vale oker. Doch niet gezeurd. Er was werk aan de winkel om de kennisvoorsprong van vaak slechts één uur op de toekomstige discipelen te conserveren. De ervaring van schooljaren vergrootte natuurlijk die voorsprong. Als je dezelfde vakken mocht behouden, een reuze-vraagteken! 

Oud-leerlingen hebben aan die vakkenruil - of vakkenrui? - de gave van de verwondering overgehouden: 

'Priester-leraars, die van vak verwisselden zoals 
wij van hemd en van wie ik toch alles geleerd heb. 
Een mirakel, denk ik nog altijd.'
 
Een mirakel van de inzet vooral. 
'Ik heb daar in de 6de Latijnse meer van Latijn opgedaan dan in mijn humaniora'
 
scripsit J. Michiels. 

Tussen het schoolwerk door klonk bovendien nog altijd het onbarmhartig refreintje: 'Jongste heer van wacht, doe dit. Jongste heer van wacht, doe dat.' Op pedagogisch vlak heeft het mirakel zich niet altijd voltrokken. Ervaring gold als enige scholing. Het leidde soms tot weinig orthodoxe werkwijzen of, bij gebrek aan een krachtige persoonlijkheid, tot de ondergang. Een viertal 'gevallen' zijn ondertussen al de geschiedenis (én de mythologie) binnengetreden: Staes, Donvil, Evrard en Vanhulst.

De arena van de klas in. Zesde Latijnse 1949: 56 lieverdjes. Zesde Moderne 1954: 55! Het eerste humaniorajaar werd pas gesplitst sedert 1955-1956. Voordien zat men slechts bij uitzondering onder de 40 leerlingen en meer dan 50 was allerminst ongewoon. Voor het leraar-groentje had één of ander katje van de baan steeds een rijpheidsproef in petto. Daartegen werden meestal bluf, stoere taal en strafwerk ingezet. Ook de eerste lekenleraars volgden die strategie. Er was er zelfs één die met 20 bladzijden per vergrijp zijn positie veilig stelde. Of stof laten vreten: de leerling schrijft, de leraar blijft... Er bestond ook een 'lectuurmethode', een noodoplossing eerder. Het handboek 'Zum lernen' werd dan 'Zum lesen'. Deze werkwijze bood niets dan voordelen: geen voorbereiding en gemakkelijker toezicht op de overigens toch hardleerse jeugd. 

sijsje

E.H. Staes, titularis 5de Latijnse, onthutste iedereen met zijn one-man-shows. Tijdens de examens ontwapende hij het spiekzintuig van de leerlingen met het 'hoogtenummer'. Parmantig plaatste hij een stoel op de lessenaar, beklom lessenaar, beklom stoel en overschouwde vanuit dat arendsnest - 'sijsjesnest'? - zijn onderdanen. En dan zijn tien-stuiver-nummer!... Een onderwijzer verveelde hem met de 'één-twee-monotonie' van een turnles op de speelplaats. Staes liet hem tien centiemen brengen om te zwijgen. Onvergetelijk zijn de versprekingen en gekke invallen. Wij laten de lezer raden hoe hij 'keizerlijke lijfwachten' of 'tinnen lepeltjes' tot koddige woorden verhaspelde.

 

 

 

fille

Elke school had wel een leraar voor wie elke klas een strafkamp was. De besten soms, maar niet geboren voor de confrontatie der generaties. In ons college is dat dertig-onbegrijpelijk-lange jaren E.H. Jozef Donvil geweest. 'Fille' voor zijn kwelgeesten. In de hemel verwart men hem wellicht met Nathanaël. Op aarde werd hij dus bedrogen. In deze man was immers geen bedrog, er waren wel des te meer scrupules. Jef zwierf constant door een blackboard-jungle. Hanglampen slingerden er vaak als lianen rond. Tussen de banken zat een netwerk van draden gespannen. Eens was er zelfs een 'kannibaalkast'. Arm als het college was, werden na de oorlog alle legerrelicten dankbaar in de 'infrastructuur' opgenomen. Zo ook de ijzeren kasten met gaatjes. Hoorden de oren van de professor daar geen verdacht gerucht uit de kastomgeving? Behoedzaam toog hij op onderzoek, peuterde met de vinger in één van de gaatjes en... trok die ontzet terug: de 'kast' had gebeten!

Jef wantrouwde eigen kennis en kunde grondig. Je zou trouwens voor minder, als wetenschappen, aardrijkskunde, Frans, godsdienst, Nederlands tot je intellectueel domein werden gerekend. Zijn minutieuze voorbereiding ten spijt, kon hij nooit buiten de nabijheid van één of meer handboeken. Ook het gezelschap van zijn brevier stak hem een hart onder de riem. Hoe dikwijls waren die talismans echter verzwonden, als hij zich even naar het bord toe had gekeerd! Of zij ondergingen een metamorfose: 

'Het brevier stak vol prentjes van heiligen. 
In die tijd (ca. 1957) kreeg je bij elk pakje 
kauwgom enkele prentjes van filmdiva's in 
een toen gewaagde kledij. Wij spaarden een 
week alle sterren op en de één of andere 
onverlaat verving de santenkraam door 
Brigitte Bardot en co. Toen Fille op 't einde 
van de les het boek opensloeg, keek hij 
ongelovig door zijn dikke brilglazen. Zijn 
ganse hemel was één en al wulpsheid, minder 
etherisch, voller van vlees. E.H. Donvil slikte 
enkele malen, keek met een spijtige blik 
over de bril naar de klas en zuchtte: 
"Hebben jullie dan geen andere goden?" 
Toen verliet hij gebogen de klas, torsend 
de zonden van de jeugdige Adams.' 
(Anonieme bron).

Als een schelm werd gesnapt, kreeg hij een streepje. Tien streepjes maakten één punt op tien. Je mocht er dus vijftig op je kerfstok hebben, eer het gevaar van een retenue reëel werd. Of je kreeg twee bladzijden strafwerk. Een bezoek met een triestige tronie aan meneer Donvil en zand erover. De spitsvondigste 'penitentie' was de biecht van Reinaard(s). Wat toen was gebeurd, kon zelfs niet door de beugel van Jef. De dader mocht niet vrijuit gaan. De prefect werd ingelicht. Een groot onderzoek werd ingesteld. In uiterste nood ging het opgejaagde wild biechten om bestwil... bij E.H. Donvil. Onmiddellijk gelastte de biechtvader de prefect het speurwerk te staken. Het biechtgeheim stond op het spel! 

Huiswerken verbeteren betekende een morele marteling. Drie keer opnieuw nam hij eenzelfde taak ter hand, las ze nog eens door, liep er dan mee naar boezemvriend E.H. Smolders: 'Of die het nog eens wou nakijken en de quotering beoordelen?' Om al zijn scrupules was de doorbrave man natuurlijk ook in eigen midden het mikpunt van fratsen. Jef, die het ijdel gebruik van Gods naam steeds ontkrachtte met een schietgebed, diende plots af te rekenen met een onverklaarbare vloekepidemie onder de collega's. Jef, die op alle vlekjes bloot een vijgeblad zou gelegd hebben, kreeg daar eensklaps alle kans toe: zijn kamer was behangen met lingerieplaatjes uit Libelle. Enz., enz...

Ongetwijfeld traden er na verloop van jaren gewenningsverschijnselen op. Ooit werd een bende vervolgers door wroeging getroffen en voor de volgende les werden alle kapsones afgezworen. Nooit heeft Jef zich zo ongemakkelijk gevoeld als bij deze stilte. De achterdocht ontlaadde zich ten slotte in een uitbarsting van woede: 
'Doen jullie wat jullie willen, maar in zo een 
stilte kan ik geen les geven!'
 
En E.H. Donvil werd weer Fille, het slachtoffer. 

kapstok

Eén leraar draaide de rollen om: hij maakte de les tot een strafkamp voor de leerlingen. Beter gezegd tot een.... brandweerwagen! 

'De klas van wiskunde is als een auto van de 
pompiews, die uitwijdt. Wanneew de pompiew 
van de wagen valt, kan de wagen niet wachten 
en wijdt de wagen vewdew.'
 

De jaarlijkse parabel van E.H. Evrard. Een neus als een kapstok. Vandaar de bijnaam. Een stemmetje, ondanks de omzwachtelde 'r', als een scalpeltje. Het snijdt nog door merg, been en geheugen van menige brekebeen in wiskunde. Voor hun ogen dwarrelen de halve blaadjes van de - vooral maandagse - overhoringen: 2 op 5, O op 5, l op 5, O op 5... Kapstok vroeg zich nooit af of er wel genoeg pompiers overbleven om de brand te blussen en tikte elkeen op de vingers die zich met verboden middelen aan de wagen trachtte vast te klampen. Hoeveel naamloze afschrijf-vennootschappen heeft hij niet ontmaskerd en ontmanteld na een pijnlijk nauwgezet onderzoek? Alleen de bollebozen voelden zich bij hem in hun schik. En de boekenwormen, want Kapstok had een bibliotheek, die deze van de school in de schaduw stelde. Zo gierig als hij was met punten, zo gul stelde hij zijn boekenschat open voor lezers.

 

 

pjèrreklets

Edward - 'Waar' - Vanhulst kon bogen op een epitheton 'ornans' zonder weerga: 'Pjèrreklets'. Een contaminatie van 'paardezweep' en 'klets(kop)', ontstaan uit de zuiverste Hoegaardse uitspraak van 'Pericles'. Schoolvoorbeeld van ironie, want inzake cultuur gedroeg hij zich als de tegenpool van de Griekse staatsman, waarover hij in het begin van zijn carrière had les gegeven. 'Paardezweep' en 'kletskop' strookten daarentegen volkomen met de werkelijkheid van pedagogische aanpak en uiterlijk. Barbertje moest hangen bij hem! De intimidatie begon vaak al beneden aan de trap. Het onmiskenbare, rauwe stemgeluid van de scherprechter riep de naam van het slachtoffer, gevolgd door het dwingende: 'Aan bord!' Huiswerken werden ostentatief stukgescheurd. Wie de les niet begreep, kreeg de striemende raad de bidon te pakken, van de aardbol te verzwinden en in de koolmijn af te dalen. Tussen examentijd en proclamatie was hij 'snedig'. Gedurende die pauze van enkele dagen werd voorgelezen. Liefst gruwelverhalen. Over de guillotine bijvoorbeeld: 

"Bij een onthoofding met de guillotine weet 
het hoofd nog dat het wegrolt." Tijdens het 
uitspreken van deze woorden liet hij een vlijmende 
blik door de klas gaan. Het was ijzig stil en we 
voelden allen het scherp van het mes in de hals 
en zagen ons hoofd in de mand rollen.' 
(R. Hacour).

chaltin

Collegewereld, mensenwereld, clair-obscur... In het volle licht van de herinnering staan ook 'humaniores'. Wie denkt daarbij niet aan 'professor van retorica', E.H. Chaltin? De weemoed en het idealisme van de romanticus, speelse vriend, leraarsernst. 'Schei uit! Maak geen heilige van mij!' zou hij geprotesteerd hebben tegen deze loftuitingen. Vroeg getekend door de dood, vroeg gezegend met het leven:


'Sinds ik het weet, treed ik, wie ik ontmoet, 
De vreemde en de vrienden op mijn wegen, 
Ontroerder en vertrouwelijker tegen, 
En 'k groet ze met een vriendelijker groet, 
Sinds ik het weet, is God mij meer nabij, 
En vaak, in d'ernst van 't aardse spel verloren, 
Zo ernstig en zo diep als ooit te voren, 
Gevoel ik plots Gods glimlach over mij.'

Deze verzen van Jacqueline van der Waals waren Albert Chaltin 'op het leven' geschreven. Hij verloor zijn moeder toen hij een kleuter van drie was, zus en vader in zijn jongenstijd. Hij was er vijftien en liep school in het college. 'Zijn' college. De primus van retorica wou meer maken van het leven en deed priesterstudies. Als seminarist bleef hij in nauw contact met de knapenschap van de KSA, die eigenlijk pas na zijn schooljaren tot ontplooiing kwam. Hij was er met zijn hart bij en velen beschouwden hem als hun moderator. Na een ommetje langs het college van Geel arriveerde hij waar hij zijn moest: in de retorica van zijn college. (Hij was kandidaat in de klassieke filologie.) Zijn priesterschap kreeg voor de laatstejaars de dimensie van bruggenmaker naar God en naar de volwassenheid. Fijnmenselijkheid maakte hem al gauw tot de hoeksteen van de priestergroep. Na het ontslag van E.H. Van Dormael lag de benoeming tot directeur voor hem klaar. Leraar Chaltin weigerde ze: nederigheid en zelfkennis! Baas spelen lag hem niet. De eenzaamheid aan de top evenmin.

'Hij herkende ons onmiddellijk bij ons binnenkomen. 
Maar wij waren ten zeerste ontroerd, toen we keken 
naar dat uitgemergelde, bezweet gelaat, waar de 
pijnen en de koorts van zoveel dagen en nachten 
hun droevige sporen hadden achtergelaten; toen 
we keken naar die reeds half dode ogen, die ons 
vol dankbaarheid aankeken, terwijl hij moeizaam 
enkele woorden van dank stamelde. En zoals hij 
gans zijn leven geweest is, zijn "eigen'" leed 
vergetend en slechts denkend aan de anderen, 
informeerde hij naar onze gezondheid en sprak 
over onze belangen en over de kollega's, die we 
moesten bedanken, zei hij, voor de bloemenruiker 
en hun lieve attentie.' 
(Jaarboek 1958).

Begin oktober 1957 werd Alben Chaltin ziek. Ongeneeslijk. Op 28 november overleed hij, 41 jaar jong. 

kraai

E.H. Corbeels was van een ander kaliber. 'Een werkpaard,' zegt wie hem kende. Soms een strijdros! Wie aan de KSA raakte, raakte aan hem. Hoe is hij niet in clinch gegaan met E.H. Vanhoebroeck, toen die volgens hem met de scouts van St.-Germanus zijn vereniging kwam 'beconcurreren'. Tot voor de groene tafels van het bisdom werd er gekampt!Hij stelde zich nog Vlaamser op dan de meeste van zijn collega's. (De belgicisten waren duidelijk in de minderheid!) Als men hem over de Guldensporenslag aan de praat kreeg, was men weg voor een meeslepende uiteenzetting over elke morzel Groeningegrond en al wat Wals en vals was. 

In 1952 stelde madame Duys de Heyweghen haar kasteel van Zuurbemde ter beschikking van de vakantiewerking van het college. De vriendschap tussen adellijke dame en KSA-proost heeft niet lang mogen standhouden! Quelle horreur! Niet alleen waren die KSA-ers geen zoete pensionairtjes, maar vooral 

'ce monsieur Corbeels! Cette future élite intellectuelle 
KSA n'a aucun respect et manque de l'éducation 
la plus élémentaire. Le plus grave reste à dire.
Je n 'ai pas voulu faire d'esclandre, respectant 
malgré tout l'habit du prêtre et les lois immuables 
de l'hospitalité, maïs je ne désire plus reçevoir 
monsieur l'abbé Corbeels qui a sur les "grands" 
une influence néfaste tout au point de vue 
patriotique que éducatif?
 
(05.07.1953, Brief aan de directeur).' 

Te veel Vlaamse-vlagvertoon voor 'le château de Zuurbemde' acht jaartjes na de oorlog...

E.H. Corbeels was een apostel van het 'bonum, verum et pulchrum' Uit die overtuiging heeft hij vele initiatieven boven de doopvont gehouden. Denk maar aan de prachtige traditie van de Italiëreis, in 1961 begonnen. Hij was tijdens die tocht ook de rusteloze gids. Bij zijn commentaar geraakte hij meer dan eens verdwaald in zijn Guide Bleu. Of hij voegde nieuwe namen toe aan het pantheon van kunstenaars dat het geboorteland van onze cultuur op zichzelf al is. Bottitangelo bijvoorbeeld. 

mardi sacré, hora nona

Schroos, Goffinet, Hendrix, Berghmans, Jansegers, Smolders, Joossens...: de ene denker, de andere doener, administrator, orator, creatieveling of 'goede-vaderfiguur' voor de jongens. Verscheidenheid in de eenheid van het ideaal, van de seminariejaren (wijdingen 1939-1946) en zelfs van de collegetijd (in casu Chaltin, Donvil en Vanhulst). Omstreeks 1950 was de leraarsgroep bijna homogeen samengesteld uit generatie- of alleszins mentaliteitsgenoten.

Na het schouwtoneel van de les vonden zij elkaar bij het tafelprotocol. De plaatsen waren vanaf de directeur strikt volgens anciënniteit bepaald. Het potje werd er sedert 9 september 1937 gekookt door een enkele zuster van St.-Vincentius-a-Paulo uit het hoofdklooster van Hekelgem. 
'Zij wisten goede marchandise tot weinig
appetijtelijke kost om te toveren'
 
klapte ons iemand uit de biecht. Na het avondeten bad men samen het rozenhoedje en na 'ora' volgde 'labora'. De routine van het schoolwerk werd steeds meer doorbroken met creatief stencildrukken. Allerlei les- of KSA-foldertjes en blaadjes rolden er van de pers, waarover prefect Hendrix en nadien E.H. Devos waakten. De titularissen hadden tot plicht al hun pupillen aan huis te bezoeken. Op de ongeveer maandelijkse notenvergadering besliste men over gedrag, vlijt en retenue van de leerlingen. Evrard, De Buck of Vanhulst wraakten en kraakten. Chaltin tekende karikaturen...

Wekelijks werd op dinsdag stoom afgeblazen. In het jargon: le mardi sacré, hora nona. Op dat tijdstip gingen de deuren van de werkvertrekken open. Voetstappen haastten zich naar de kamer van 'de oudste heer vrij', in casu Luc Evrard. Nee, niet meer het schrikbeeld van de Tiense jeugd, nog wel de loodrechtlijnige mathematicus, maar ook de fidele vent, liefhebber van het sigaartje, de vino tinto en andere brouwsels. Het kransje was aangebroken. Wie in de wijngaard werkt, mag van de druiven eten. De dertigers zochten en vonden strijk-en-zet aanleidingen tot feesten. Verjaardagen en jubileetjes van leraarschap of wijding te kust en te keur. De verkleedpartijen van het seminarie hadden nog steeds succes. Er werd wat gejokt! Wat dacht u van dit 'mirakel' ? 'Boerke' Leysen was er mordicus zeker van: zijn pastoorshoed was waterdicht. Nietes-welles-wedden-discussie met een paar collega's op het 'perron'. En zie, er kwam een teken uit den hoge en boven het hoofd van E.H. Leysen openden zich de hemelsluizen. Het water gutste neer... emmers vol!

betutteling

Niet iedereen behoorde bij de bent. De Buck bijvoorbeeld, begaan met zijn Leuvense scouts, hield zich afzijdig. De directeur was er per definitie niet bij. E.H. Van Dormael dacht te breed om het uitlaatklepje voor de dagdagelijkse 'soutane-ernst' te dichten. E.H. Brams heeft wel eens getracht het tij dood te varen door herinvoering van het reglement van ca. 1931. Het grendeltje, waarmee hij om 22u.30 de deur sloot, heeft niet lang gedeugd! De betutteling was nog archaïsch-conservatief en haalde van langsom minder uit. 

'Het is verboden aan de clerici en aan al de 
kloosterlingen de opvoering van stukken met 
gemengde rollen, zelfs in een katholieke zaal, 
bij te wonen zonder een uitdrukkelijke toelating 
van de diocesane overheid. Het veelvuldig 
bijwonen van openbare kinemavertoningen, 
zelfs in zalen die "perse" niet verboden zijn, 
keuren wij niet goed.'
(17.05.1946).

Zelfs een 'gekuiste' circusvoorstelling diende aan het oordeel van Mechelen onderworpen. 

'Het is niet gewenst een televisietoestel aan 
te schaffen gezien de zeer beperkte keuze 
van de programma's die voor de priesters passen. 
Het is in elk geval de leraars verboden een post 
te hebben op hun kamer. Indien er één is in 
het gesticht, mag er slechts onder toezicht van 
de directeur gebruik van gemaakt worden
(28.02.1956).

'Maar achteraf, voor wie namen ze ons?' repliceerde één van deze priesters. De TV kwam er toch, na twee jaar zeuren bij de directeur. In 1958 zat heel de refter vol voor de eerste vertoning: de wereldkampioenschappen wielrennen te Reims. De pret kon niet op, zelfs al gaven Van Steenbergen er Van Looy op!

mobiliteit

De mobiele wereld was niet meer buiten te sluiten. De best-bemiddelden schaften zich enkele jaren na de oorlog een moto aan. Tien jaar later deed de auto zijn intrede: Hendrix, Devos, de deux-chevaux van Van Roost. Nog wat later al een Opel: die van Berben. Hendrix, Fernand en Rik Smolders trokken comfortabel met de 'voiture' op vakantie. Ondertussen ondernamen de 'vagebonden' Evrard, Chaltin, Schroos, Van Hulst, Sansen, Tierens met oud-leerlingen en vrienden globetrottersreizen, deels per fiets, een kleine maand lang: Spanje in 1949, 1951 (fiets: 2.077 km, trein: 4.000 km, prijs: 4.570 fr.), 1953, 1954 (met Portugal en Spaans Marokko), Zwitserland in 1947, Rome in het Heilig Jaar 1950 (fiets: 2.075 km, trein: 1.930 km, prijs: 4.000 fr.), Sicilië in 1952, Griekenland in 1955. Avonturen van kameraadschap. Blikveldverruiming. Nadien ging het vooral met de KSA-ers richting Duitsland en Oostenrijk. Soms vervulde men er parochiedienst. 

Elk jaar moest de reisbestemming gemeld worden aan de geestelijke overheid. Op één van de laatste formulieren daartoe, dit van 1962, staat nog één naam ingevuld: J. Donvil. Reisdoel: Ile du Levant... (!)

Het was een mooie tijd, het verlengde van het seminarie... 
maar niet wat ik echt zocht als "pastor". In die zin irreëel, 
buiten het echte leven. Een goede ervaring, om te beginnen,'
meent de jongere, nuchtere geest, die het begin van de jaren zestig ook nog beleefde.

'The best years of my life' 
schrijft de wat oudere romanticus, vanuit zijn pastorij terugdenkend aan de tijd, toen pro- en contra-concilie nog geen verdeeldheid hadden gezaaid. Tienen, een strafkamp? Nooit geweest!

© kvr