'Dinsdagavond 27 september 1939: mobilisatieberichten vallen in de bus voor professoren Van Dormael, Verheyen, Van Dijck, Palmaerts en pater ’t Kint, één van de redemptoristen die ’s anderendaags de retraite zou preken. Om 5 uur ’s morgens, ’s anderendaags, kwamen ook Evrard, Moors en Van Dooren aan de beurt. Door de ziekte van Manderveld bleven er uiteindelijk maar vijf professors achter. Retraite en les werden dus afgeschaft, ook in de lagere school. Daar waren twee van de zeven onderwijzers opgeroepen. De crisis duurde gelukkig maar tot vrijdag de 30ste. ’s Zaterdags werd gedemobiliseerd en konden de opgeroepen leraars terugkeren.

wereldoorlog 2

Vrijdag l september 1940: Polen ging voor Hitlers bijl. De tweede mobilisatie stak van wal, terwijl de grote vakantie naar haar einde liep. Van Dormael, Palmaerts, Van Dijck, Verheyen, Hanssen (pas sinds 20 augustus benoemd), Van Dooren, Manderveld, de onderwijzers Francen, Renson en Reynaerts trokken op. Het scenario herhaalde zich. Vrijwilligers vulden zo goed en zo kwaad mogelijk de lege plaatsen in het lerarenkorps. Het waren de pastoor van het Gasthuis, E.H. Verhoeven, E.H. Jean Nelis, Albert Meunier, Jules en Michiel Strijckmans, E.H. Robeyns, Jozef Ponsaerts, E.H. Rodhain, onderpastoor te Lubbeek. Miel Wouters werd interimaris in de lagere afdeling. Daar herbegonnen de lessen op maandag, de 11de september, in de humaniora twee dagen nadien. Het lesrooster werd tot 20 uur per week ingekrompen. Aardrijkskunde verdween. Wetenschappen werden slechts in enkele klassen gegeven. De uren Latijn, Nederlands en Grieks werden verminderd. Ook op zaterdag gaf men een halve dag vrijaf. De avondstudie werd geschrapt en de zondagsplichten herleid tot de communiemis. Eind september keerden de eerste leraars met voorlopige vrijstelling terug. Enkele hulpleerkrachten bleven echter nodig. Het schooljaar én de gewapende vrede zaten er immers haast op, toen Manderveld (12 maart 1940) en Van Dijck (4 april 1940) weer verschenen. Verheyen en Palmaerts ontbraken ook dan nog.

Ondertussen maakte men kennis met de narigheid van inkwartiering. 370 soldaten van het 39ste Linieregiment bezetten de studiezaal en 13 lokalen van 3 tot 5 januari, gelukkig nog net binnen de kerstvakantie.

mei-juni 1940

En toen werd het vrijdag 10 mei 1940. Te 2u.30 alarm. De soldaten van de kazerne in de Broekstraat, het 7de eskadron van de 4de Lanciers, kwamen hun zijspanmotoren ophalen, die in het college gestald stonden. Het vliegveld van Goetsenhoven werd gebombardeerd. Over de radio werd het oorlogsnieuws verspreid en... derde keer, slechte keer, het bevel tot algemene mobilisatie. Slechts enkele scholieren woonden de vroegmis bij. De school werd gesloten. Alleen de directeur, zijn vader en de zusters bleven achter in het gebouw. Enkele geburen kwamen bij gevaar in de kelder schuilen. Op 11 mei werd men hevig dooreengeschud. Er was een bom gevallen in de Delportestraat! Naarmate de dreiging steeg, zochten meer mensen hun toevlucht in het college. In de nacht van 13 op 14 mei bevonden zich 40 a 50 personen in de schuilkelder en enkele families in de grote refter. Over de komst van de Duitsers op dinsdag 14 mei en de afloop schreef Vander Eyken: 'Binst de bombardementen van de uithoeken der stad heeft het college niets geleden. De EE. Zusters en ik hebben heel bizonder O.L.Vrouw aangeroepen en tot hiertoe werd het College nog door geen enkel Duitsch soldaat bezet; dit ook wel omdat de ingangspoort nogal klein is en geen groote wagens er binnen kunnen.'

Begin juni kon terug aan opstarten worden gedacht. De 3de herbegon de basisschool met 5 niet-gemobiliseerden: Devroye, Jochmans, Goossens, Roekaerts en Ponsaerts. Op de 5de werden de 6de en 5de Latijnse en moderne hervat, op de 7de de vierdes, op de 10de de derdes en op de 13de de tweedes. Dit was mogelijk door de terugkeer van de leraars Van Craenenbroeck, De Buck en De Reymaeker. Verheyen was te uitgeput om aan de slag te gaan. Gelukkig mocht men weer een beroep doen op talrijke oud-leerlingen: A. Ulens, J. Donvil, Geets, J. en M. Strijckmans, J. Reynaerts, F. Rummens, L. Cappuyns, A. De Brabander, R. Delport. Hun werk werd gedeeltelijk overbodig door de terugkomst van Leysen, Van Dooren, Manderveld, Van Dijck en Palmaerts op 16 juni. Behalve handel in 4de, 3de en 2de moderne, de opdracht van Evrard, werden de lessen sedertdien regelmatig gegeven. Op 26 juni startte ook de retorica. Toch zou men Van Dormael, Hanssen, Francen, alle drie in Frankrijk, Evrard en Renson, krijgsgevangenen in Duitsland, moeten missen voor de rest van het schooljaar. De eerste drie keerden tijdens de grote vakantie weer, Renson bij het begin van 1940-1941, Evrard pas op 9 december 1940. Om de verloren dagen toch enigszins in te halen, werden de lesdagen verlengd tot zaterdag 27 juli. Een plaatsafroeping zonder uiterlijk vertoon en prijsboeken zou, zolang de oorlog duurde, het schooljaar besluiten.

oorlogsdagen

Op het thuisfront betekende oorlog overal hetzelfde: rantsoeneringszegeltjes, harmonikabrood, tabakschaarste, veel opgelegde haring. .. Kortom, primaire noden verdrongen noden van de geest. Het anders al niet zo comfortabele professorenbestaan werd nu door honger bedreigd. Gelukkig kende directeur Vander Eyken rust noch duur, vooraleer hij de communauteit van het nodige had voorzien. 's Morgens, al voor zijn vroegmis, of 's avonds, in de donkerte, trok hij erop uit om in de landbouwdorpen voorraad in te slaan. Met een leraar als gezel zeulde hij de aardappelen, het spek of de boter naar de Broekstraat. De Reymaeker, cultuurkampioen bij uitstek, trok nu de melkravitaillering naar zich toe. Te 16 uur deelde hij aan de poort de kruikjes uit aan de boerenjongens wier ouders bereid waren gevonden de school met het kostbare koeprodukt te bevoorraden. De menu's van de vriendenmalen blonken door soberheid uit. Men was karig met de uitnodigingen.

Winterhulp zette voor de leerlingen voedselbedelingen op. Vanaf 27 mei 1941 ontvingen de jongens om de vier dagen een vitamine-A-en-D-capsule. Op 4 november van dat jaar werd de eerste soep bedeeld. Elk kreeg een dagrantsoen van 3/8ste liter. Er werd 2,5 fr. per maand aangerekend door de school voor dienst en verwarming. De lepel ging tot het schoolgerief behoren. Die hield de leerling steeds bij zich. Het bord van thuis bleef in de school achter. Tijdens het kerstverlof van 1941 profiteerden nog een 40-tal bengels van de basisschool en 4 humaniorastudenten van deze service. De huisbrandolie voor de centrale verwarming was niet meer verkrijgbaar. Dus moest de installatie worden aangepast aan het gebruik van steenkool. De voorraad daarvan werd angstvallig voor overdaad behoed. Bij oktoberkou stookte men in klassen en op de leraarskamers slechts om de kou te breken. De vrieswinter van half januari tot half februari 1942 was dan ook hoogst onwelkom. De waterleiding bevroor. Men schorste de lessen van 17 tot 26 januari. (De paasvakantie zou daarom een week ingekort worden.) Het schoolleven bleef verder ontregeld door afwezigheden en trein- of tramvertragingen. De lessen van donderdag werden naar dinsdagnamiddag verplaatst om op donderdag een rit uit te sparen. Papier werd schaars. Dat was te merken aan de palmares, die nu met de duplicator 'gedrukt' werd op een beperkte oplage. De leerlingen kregen enkel een blad met de klasuitslag. 

Ongetwijfeld moet het voedseltekort (vooral in de stad) de geestelijke prestaties hebben benadeeld. Wegens de brandstofnood leefde de familie vaak samen in de ene verwarmde huiskamer met alle nadelen voor de studieconcentratie. Bij de kerstexamenregeling van 1940 hield men daarmee rekening. De proefwerken werden meer gespreid. Men stelde een groter vroegmisverzuim vast, hoewel de diensten niet
verminderden. Ter staving de hostiecijfers: in 1940 7.500 kleine en 885 grote, in 1941 6.900 kleine en 975 grote, in 1942 6.600 kleine en 950 grote, in 1943 8.300 kleine en 920 grote, in 1944 6.100 kleine en 890 grote, in 1945 5.400 kleine tegenover bijvoorbeeld 8.050 kleine en 879 grote in 1938, 7.705 kleine en 808 grote in 1935. Men at minder en spaarde op de brandstof. Daarom mochten voornamelijk de jonge kinderen langer slapen. Zo verzuimden zij de vroegmis. De schommelingen in de aantallen werden natuurlijk ook mede veroorzaakt door de perioden van lesonderbrekingen. De stijging in 1943 is juist voor een deel te wijten aan het redelijk normale verloop van dat jaar. Dit had de wederinvoering van de verplichte zondagsdiensten (8-10 u.) en van de zondag- en avondstudie tot gevolg. 

In het denken van de jonge mensen had de oorlog ongetwijfeld een belangrijke plaats. Schriftelijke sporen daarvan zijn enigszins te bespeuren in de bekroonde opstellen en gedichten uit die jaren. Oorlogs- en doodsthematiek voerden er de boventoon: Gebed voor de vrede. Gesneuveld (2x). Het stille, bebloemde kerkhof, Chrysanten, Bevrijding, Nisus en Euryalus (Het heldhaftige broederpaar uit de Aeneïs), Nacht over 't slagveld (van Troje). Een ideologische strekking van deze pennevruchten voelt men achter de hoofdingsinitialen: AMDG en AVV-VVK.
Een paar studenten, steeds dezelfden, dateerden hun bekroonde werkjes steevast met de Vlaamse maandnamen: wijnmaand, louwmaand, sprokkelmaand. Het romantische en religieuze cultuuridealisme, dat hen door leraars als De Reymaeker, Manderveld, Moors en vanuit de jeugdbeweging werd geïnspireerd, overheerste. 

witten en zwarten

Enkelen van die Sturm-und-Drang-jongens hebben dat waardevolle gedachtengoed verward met extremisme. Van inborst of intelligentie niet altijd de slechtsten. Van hun hand waren de graffiti op de schoolbank: 'Deutschland über alles'. Daarnaast verscheen dan alras: 'Alles über Deutschland'. De collaboratiegezinden stonden immers tegenover een grote meerderheid van vaderlandslievenden. Het eerste van de twee incidenten tijdens de bezettingstijd vormt daarvan een bewijs. Het speelde zich af bij de dood van VNV-leider Staf de Clercq op 20 oktober 1942. Demonstraties of het dragen van kentekens en uniformen waren op last van het bisdom gedurende gans de oorlog verboden. Desondanks droegen twee leerlingen een rouwband. Er ontstond natuurlijk animositeit onder de patriottische scholieren. Prefect Van Dooren nam zijn verantwoordelijkheid. Hij stuurde de ordeverstoorders wandelen en zwichtte niet voor het verbaal geweld van de Duitser die door de betrokkenen ter hulp werd geroepen. De bezetters namen het voorval ernstig op en stelden onderzoek na onderzoek in. Vander Eyken werd ontboden op de 'Kommandantur' van Tienen, Leuven en Brussel. In laatste instantie bemiddelde kardinaal Van Roey. Het college won het pleit: de twee leerlingen bleven uitgesloten. Tot daar de officiële versie. 

Op dinsdag 30 november 1943 vielen twee gemaskerde en gewapende kerels de school binnen. Blijkbaar goed vertrouwd met de omgeving begaven zij zich regelrecht naar de retoricaklas, tegenover de studiezaal langs de tuinzijde. Daar bevonden zich de schrijfmachines voor de typelessen. De gemaskerden verdwenen met de beste schrijfmachine. De drie aanwezige leerlingen kregen het bevel zich een kwartier gedeisd te houden. Achter deze overval vermoedde men de medeplichtigheid van een leerling. Het bleek Jos De Freine te zijn. De draagwijdte van de zaak reikte gelukkig niet verder dan onbezonnen patriottisme van een stelletje avontuurlijke kwajongens. Bestuurder Van Dormael - van huize uit Franstalig - noteerde in zijn verslag (met uitroepteken en taalfout van hem): 'Na de bevrijding (8 sept. 1944) bracht de Witte Brigade (!) het schrijfmachine terug.'

naar de buiten

In het voorjaar van 1944 kwam de oorlog weer dichterbij. Dat het Duitsland niet meer zo goed ging, werd voelbaar aan de verscherping van de arbeidsdienst. Voor onderwijzer Briké, van de klasse van 1923, kon geen vrijstelling worden bekomen. Hij werd op 26 april aangehouden en naar Duitsland weggevoerd. Die dag zou ook het 3de trimester starten. Het gevaar van de bombardementen ontregelde echter het leven. In de lagere afdeling daagden te weinig leerlingen op. In de humaniora ontbraken er 100 van de 298. Van 27 april tot 5 mei bleef daar het aantal afwezigen hoog: 112, 126, 160, 132, 136, 124, 122, 115. Van 6 tot 28 mei werden de lessen opgeschort. De plechtige communie ging op 18 mei niet door. De refter en de kelder werden tot schuilplaatsen omgebouwd. Op 19 mei hernam men op bevel van het bisdom de lessen met halve dagen en volgens een beurtsysteem per klas. Na het bombardement van Tienen op 25 mei werd de school opnieuw gesloten tot 31 mei. 

Om kost wat kost voeling te houden met de leerlingen ging directeur Van Dormael, in functie sedert 13 september 1943, over tot een noodoplossing. De lessen zouden vanaf 6 juni tot 15 juli buiten de onveilige Tiense agglomeratie worden gegeven: in de pastorij van Vissenaken voor retorica en poësis tweemaal per week, in de pastorij te Wommersom voor de prima (1ste moderne), drie- of viermaal per week, in de zaal Donvil te Bunsbeek voor de andere klassen, elke klas om beurt, nl. om de 8 a 10 dagen. Op het eerste gezicht waren het vermoeiende dagen van 5 uur les. Niet alle leraars konden elke dag ter plaatse zijn. Bijgevolg kreeg men soms drie uur na elkaar wiskunde of geschiedenis en 2 uur Nederlands, Frans of godsdienst. Het werden echter dagen van onvergetelijke herinneringen. Vooral de Tienenaars genoten van deze omgekeerde wereld. Nu moesten zij immers met fiets of tram naar de school. De ijzeren arm van 'den Dujen', prefect Van Dooren, was ver weg. 

De parochieherders voelden de collegejaren weer nabij in hun pastorij. 't Was een koud kunstje om ze tot lange verhalen daarover te verleiden. Wat gretig luisterde men naar de BBC in de pastorij-ether. In Wommersom werd een boerenzoon ingehuurd om de komst van de Gestapo te melden. Gedaan met de les! In zaal Donvil toverde men de scène met wat oude banken tot een klaslokaal om. De speeltijd kreeg te Bunsbeek soms zijn echte zin. Oorlog werd spel. De zandgroeve in de buurt langs de steenweg naar St.-Margriet-Houtem werd de Thermopylen. Voor de jonge Spartanen en Perzen verzwonden meteen oorlogsmiserie en... 'theater-klas'. Het zou je zorg maar wezen, als er toch geen proefwerken georganiseerd werden. Alleen retorica en prima werden op de rooster gelegd van 17 juli tot 8 augustus. Die van Vissenaken lieten niet na hun laatste schooldag te vieren een statie verder... in Lubbeek met kermisvlaai! 

bevrijding

Toen voor lagere en middelbare afdelingen respectievelijk op 18 en 22 september 1944 het nieuwe schooljaar aanbrak, was Tienen bevrijd. Slechts de laatste nacht van de bezetting, van woensdag 6 op donderdag 7 september, hadden Duitsers de school betreden. Helaas begon het jaar zonder twee weggevoerde jongens uit Meensel-Kiezegem, beiden uit de 3de moderne, J. Vandegaer en R. Janssens. Zij keerden niet terug. De leraars Van Dooren, Hanssen en Eggers konden pas overkomen toen ook het Noorden van het land in geallieerde handen was. Oud-leerling Vollon bood als interimaris zijn diensten aan. Later op het schooljaar zouden ook enkele onderwijzers voor legerdienst worden opgeroepen. Enkel rond de jaarwisseling veroorzaakte het Von Rundstedt-offensief nog enkele oorlogsweeën. Van 24 december 1944 tot 31 Januari 1945 legerde een afdeling Amerikanen - het 486 Evac.Ord. - in de school. Zij joegen er 7 ton steenkool (aan 75 fr. de 100 kg) door en brachten in totaal voor 30.000 fr. schade aan. In april werd nog even een lokaal gereserveerd voor enkele militaire auditeurs. De repressie...! Op 7 mei 1945 loeide te 17 uur de sirene van de vrede. Twee dagen extra verlof konden eraf!

© kvr