la grande guerre

Donderdag 10 juli 1913 zou in dit boek met zilveren letters moeten neergeschreven worden. Vijfentwintig jaar bestond het college. De katholieke school had een vaste stek veroverd in de Tiense onderwijswereld, tot spijt van wie 't benijdde, en dat waren er nog al wat...Bij het jubileum wijdde kardinaal Mercier het Mariabeeld boven het portaal van de O.-L.-Vrouwekerk. De eerste bestuurder ging voor in de plechtige dankmis, terwijl de tweede bestuurder preekte. In de studiezaal kwamen aan het woord: de opvolger van Van Genechten en Neyens, Halflants, leraar aan het Antwerpse Atheneum, Victor Naveau, de latere minister Albert Janssen, beiden oud-leerlingen, de ene uit het Vlaamse, de andere uit het Franstalige milieu van de stad. Onder de nagelnieuwe luifel werd een copieus maal geserveerd. Tussen de meer dan 200 gasten ronkende namen: kamervoorzitter F. Schollaert en diens opvolger op de post van minister van wetenschappen en kunsten, P. Poullet, belden niet toevallig de geestelijke vaders van de ontwerpen die tot de schoolwet van 1914 zouden leiden. Een feest dus van een florerend college, want niet minder dan 325 jongens volgden er de lessen, deels in nieuwe gebouwen. Bekroning ook van de geleverde inspanningen en aankondiging van een jonge tendens in de vrije instellingen: toenadering tot de onderwijswetten van de Belgische staat. Een school in de startblokken voor een nieuw elan. 

 

oorlog

In plaats van het startschot barstten echter de kanonnen van augustus 1914 los... De vier jaren van onzekerheid, soms van verwarring, begonnen op zaterdag 1 augustus met de oproeping van de leraars Borremans, Op de Beeck en Vennekens. De prijsuitdeling, gepland voor 3 augustus, werd afgelast. 's Anderendaags vielen de Duitsers het land binnen.

Bij de heropening op 5 november kwam er kunst- en vliegwerk aan te pas. De overgebleven leraars keerden met vertraging terug wegens de moeilijke verkeersverbindingen. E.H. Jacobs was uitgeweken naar Engeland. Er werd dus een beroep gedaan op invallers: priesters uit de buurt, leraars van andere colleges met vakantie te Tienen, oud-leerlingen als advocaat Willemaers. Geleidelijk paste men zich echter aan. De zondagse hoogmis kon wegens priestertekort niet in de kapel doorgaan, maar gedurende gans de oorlogstijd werden de lessen slechts één maand, februari 1917, geschorst omwille van de kou en de kolenschaarste. Het gebeurde op bevel van de bezetter, die zich enkele maanden later, op Witte Donderdag, 5 april, van zijn gevaarlijke zijde toonde. Duitse burgerpolitie doorsnuffelde de gebouwen van kelder tot zolder op zoek naar de broer van leraar De Beuckelaer. Zij zaten echter op een slecht spoor. 

De finale verwekte de meeste spanning en zorgen voor directeur Rochette, die in de grote vakantie van 1918 was aangesteld. Te Tienen stroomden vele Franse vluchtelingen samen. Zij werden gelogeerd in de nieuwe vleugel: 15-18 oktober 9 uit Sin-le-Noble bij Douai; 21-25 oktober 12; 26-27 oktober 13; 29 oktober - 3 november 14 uit Valenciennes.

 

Duitse soldaten in het college

Op zondag 3 november 1918 kwam het bevel de kleine studiezaal, ook in het nieuwe gebouw, te ontruimen voor 45 Duitsers en hun 6 onderofficieren. 's Avonds een nieuw bericht: nog 100 soldaten bij. 's Maandags was het zover. De school werd gesloten, als dat nog nodig was. De Spaanse griep greep immers om zich heen. Op 2 november noteerde men op 360 jongens 160 afwezigen. De ellende van de inkwartieringen begon maar pas. Op 7 november te 11 uur verschenen 300 infanteristen op de speelplaats. Gelukkig verdwenen ze om 13 uur. Daags daarna werd de grote studiezaal opgeëist door de militairen van het 'Pferdedepot' voor een 'bieravond', het enige Nederlandse woord dat tot dan toe in het directeursverslagboek te lezen staat. (E.H. Brosens zou dat veranderen.) Op zaterdag 9 november vielen 150 bezetters binnen en eisten de grote studiezaal en de nieuwe vleugel op. Een telegraafpost werd geïnstalleerd. Tienen beleefde om 20 uur een luchtaanval met een bominslag in de Distelstraat en 's zondags nogmaals tegen de spoorweg. Het was de laatste oorlogsdag, want maandag 11 november kwam het bevrijdende bericht van de Wapenstilstand. Onder de Duitsers was de verwarring groot. Overal droegen zij rode vlaggen mee op hun terugtocht, die 's maandags al begon en vrijdag daarna eindigde. 'Quelle tranquillité!' schreef Rochette opgelucht. Dat er een boel schoolbanken als brandhout in rook waren opgegaan, nam hij gelaten voor lief.

 

bevrijding

Aangenamer drukte volgde. Op 18 november maakte de stad zich op om de bevrijders te ontvangen. De eerste Belgische troepen kwamen aan op 25 november en vanaf 1 december trokken Fransen door. 's Anderendaags zwaaide de schoolpoort weer open. Het logement van enkele Fransen op 2 en 3 december en van 'poilus' - gemotoriseerde 'Alpins' - tussen 6 december 1918 en 3 januari 1919 betekende een daad van vaderlandsliefde.

Einde januari daagden Vennekens, Jacobs en Op de Beeck en na de paasvakantie Borremans weer op. Zij maakten de leraarsrangen weer volledig, hoewel de legeraalmoezeniers Vennekens en Op de Beeck spoedig daarna opnieuw werden binnengeroepen. De Grote Oorlog werd droeve herinnering... Een herdenkingssteen, in 1920 ingemetseld in een speelplaatsgevel, bevat de namen van de gesneuvelde oud-leerlingen. Oorlog gedijt op jonge mensen...

© kvr