|
|||||||||||
|
beunhazen, boemannen, bezielersBehalve de bestuurder, die ook enkele lessen gaf, werkten er in 1920 elf priesters in de 'collegewijngaard des Heren'. Dat werden er twee jaar later twaalf en pas in 1935-1936 dertien. Ondertussen was ook legeraalmoezenier Vennekens persona grata onder zijn ex-collega's gebleven. Tot 1938-1939 deed hij dienst als de turnleraar-in-uniform, die 's zaterdags de leerlingen aan 't marcheren zette. De aangroei van de schoolbevolking maakte de komst van een 14de in 1941-1942 en het jaar daarop van een 15de 'professor' nodig. Gelijktijdig maakten slechts 3 tot 4 (post-seminarie)gediplomeerden van de groep deel uit. In gans deze periode bezaten een vijftal een doctorstitel. De anderen studeerden af als kandidaat, meestal in de wijsbegeerte en letteren. Van Molkot was ingenieur. Hanssen (1939-1940) was vermoedelijk de eerste regent moderne talen. Hij studeerde af, toen hij al les gaf te Tienen. 'Geroepen zijn' volstond dus meestal om vlak na de wijding of nog als diaken 'geroepen te worden' bij de vicaris of de seminariepresident. Hij deelde het hoge raadsbesluit mee. Men werd bestemd om ergens in een college te gaan onderwijzen. De noden van de school bepaalden als eerste criterium het gamma van vakken, dat de neofiet in de schoot geworpen kreeg.Als de Mechelse raadsbesluiten ondoorgrondelijk waren, dan waren ze anderzijds niet onfeilbaar. Lukken of mislukken hing van de praktijk af, en die was niet van de poes. De onaantastbare wetten van de hiërarchie wilden dat de jongste twee heren keer op keer van korvee waren voor het opdragen van de zondagsdiensten en in de week van de vroegmissen te 6 en te 7 uur, bewaking aan de poort, op de hoek van de markt en de Peperstraat, het surveilleren in de leeuwenkuil van de studiezaal en voor ander kaarswerk in de krappe studeerkamer die hun werd toegewezen. De slaapkamer bevond zich onder de pannen. De kolenbedeling - 1 bus per dag - werd zo laat mogelijk gestart. Wie voor de gezamenlijke datum knusse warmte wou, kon afstuiveren van het eigen salaris. En dat was een peulschil. Veel was luxe. Daarom leefde men dus van de krijg bij de familie. 'Tussendoor' moesten ze nog leren hun man te staan in de klas. Vaak was dat de massa van de septième! Verscheidenen hebben het raadselachtige ideaal 'gezag' nooit veroverd, ondanks het strenge zwart van de soutane. Nieuwelingen konden slechts op de gratie van de leerlingen tellen, totdat die hun traditioneel welkomstgeschenk hadden ontvangen: een halve of hele dag vrijaf. En toch ontbrak het haast niemand van die jonge priesters aan goede wil, inzet, soms zelfs niet aan competentie. beunhazenmadamNeem E.H. Marcel Van Damme, titularis van de 3de in 1934.
Als latinist een 'rara avis', maar een rare vogel voor het
jonge geweld van
"'t kollègge van Teine". Hij verkeek zich totaal
op de jeugdige leergierigheid door van bij zijn eerste optreden
Latijn als voertaal te introduceren. Resultaat: hilariteiten en
boertigheden
à volonté. Zijn goede bedoelingen verzopen in keukenlatijn of
zelfs toiletlatijns
gebrabbel van zijn discipelen. borstelCa. 1935-1937 liep er nog een tragikomedie, die vaak verviel tot een gooi- en smijtstuk. E.H. Van de Walle, klasleraar van de 5de Latijnse, om zijn haardos 'borstel' gedoopt, had er ongewild de sterrol in. Een brandende krant werd onder de bank van hand tot hand doorgegeven. Wilde achtervolgingen tussen de banken. 'Borstel' - "Geef een voorbeeld van een woord met 3 medeklinkers achtereen!" -'Borstel, meneer!' - gooide met de retenues. De lawine walste zijn autoriteit. Beide 'gebuisden' verhuisden na een kort verblijf naar het college van Boom. Van de Walle heeft er zich degelijk gerehabiliteerd. Van Damme trok zich terug op de eenzame hoogte van zijn intellectueel niveau en doceerde boven de hoofden van het schoolvolk. boemannende lange
Zo werd Van Dijck gevreesd om de por met de sleutels. Ook in de voorbereidende afdeling werd de hand of de liniaal niet gespaard. Zoals in de meeste scholen van toen werd er met de plak gezwaaid. De omvang van de klassen maakte een optreden met harde hand vaak onontbeerlijk. De gewoonte werd door de meeste leerlingen geaccepteerd. De maat van aanvaarding of rancune was evenredig met het respect voor de hardhandige gever. Een mep was immers de spiegel van diens karakter. Beste voorbeeld: E.H. Leys. Enkele jaren was hij de straffe doch faire generaal van telkens een 70-tal kwajongens In de 'septième française'. Toen hij titularis werd van de 4de Latijnse, begroetten zijn oud-leerlingen hem met enthousiast handgeklap.
den dujen Helaas was dat het lot van haast alle bijvakken! Gespecialiseerde vakken kwamen er al even bekaaid van af. Scheikunde zeker, dat zo min mogelijk op het programma werd gezet. Een labo bestond niet. Een deugdelijke uitrusting evenmin. Deze lessen in de klas of, jawel, op de kamer van de leraar, waren een kruis voor de man, eerst Robeyns, later Van Dijck. Zij teisterden het collegemilieu regelmatig met stank, rookontwikkeling en dergelijke toestanden meer. Elke leraar maakte zich tijdens de penibele proefjaren een 'overlevingsstrategie' eigen. Meestal stak achter de verworvenheid enorme karaktersterkte en training. E.H. Wouters, titularis van de 4de Latijnse, had alle teksten die hij gaf, van buiten geleerd. Ooit werd hij zwaar beledigd door een inspecteur, die hem op een fout zou hebben betrapt. De volgende les zeulde de beschuldigde met stapels boeken om die aantasting van zijn geleerdheid uit te roeien. Zijn syntaxiskennis was nochtans ondermaats. Het geheugen faalde waar de theorie van de spraakkunst in de praktijk van de thema's moest omgezet worden. bezielersnachtlicht
de moeërDezelfde kwaliteit bereikte Jef Moors met een totaal andere aanpak en creativiteit. Deze Gelenaar wou de jeugd voortdurend om zich heen. Met zijn Molse boezemvriend Lieven Manderveld hielp hij de KSA definitief op de been. Beiden activeerden het toneel. Geel-zwart binnens- en buitenskamers wist 'de Moeër' zijn begeestering voor het Nederlands over te planten met doorleefde voordracht van proza en poëzie. De taal begon te ademen tijdens zijn opstelverbeteringen. Als M. Joors publiceerde hij kinderverhalen met romantische ridders en sprookjes. In De Wekker van voorjaar 1939 verscheen in 5 afleveringen het verhaal van een oude kikker, 'Kwak gaat dood'. In diezelfde periode werd hij naar de Katholieke Normaalschool van Mechelen verplaatst. Velen - en hij zeker - betreurden dat vertrek. karamelleke
Enkele opstelcommentaren geven enig idee van De Reymaekers normen. Beschrijvingslust en moralisatie werden normaal beloond. Er hingen onheilspellende wolkengevaarten in de zwangere 'Prachtige symboliek,' schreef de leraar bij deze passus uit 'De dood van Mozes' van P. Pluymers (juni 1930). In de titelmarge: 'AVV-VVK'. Achtmaal noteerde hij 'zeer wel' in een verhandeling bij een Lucifertekst van R. Rixhon anno 1934. 'Maar de diamant dronk zich zat aan eigenglans en wou zelf een zon worden en schitteren als de ware zon' werd geannoteerd met: 'Dat is Vondelvlucht!' Het geheel kreeg o.a. als commentaar: Schitterend opstel, rijk als geen ander aan theologie De stijlverhevenheid doet onze oren tuiten. Ondanks het scepticisme van enkelen, sloeg ze echter aan bij vele jongeren . Zij beleefden hun 'Sturm-und-Drang-fase' juist in een tijdsgeest die afgeladen vol was met bombastische retoriek en romantische dweperij. En vooral, hun enige cultuur was degene die zij in het college oplepelden. De Reymaeker leefde voor zijn werk en dat werd gewaardeerd. Hij moedigde de leerlingen aan tot schrijven en tot het bewaren van treffende teksten in een 'memorabiliaschrift'. De beste gedichten en opstellen werden vereeuwigd in een gedenkboek. Bovenal gaat 'Karamelleke' deze collegegeschiedenis in als de leraar die de jeugd introduceerde in de kunst. Aan een klasmuur hingen de prenten van wat hij als kunst hoog schatte. Natuurlijk alleen de klassieke en de middeleeuwse meesterwerken. Voor de onbeschreven geesten van de jonge mensen boden die echter een gedroomde initiatiekans. Uren van schoonheid waren die estheticalessen, gegeven binnen de vakken Nederlands of Latijn. Vaak werden zij verlengd op de kamer van de leraar. Er werd dan gebladerd in zijn platenboeken. De naakten werden zedig bedekt. De culturele basismomenten van zijn jeugd - de term is van oud-student L. Delport - ervoer men tijdens de kunstrelzen die De Reymaeker telkenjare op het getouw zette: de rondrit langs de romaanse en gotische kerken uit de buurt, waarbij het bezoek aan Zoutleeuw de topbelevenis was, en het bezoek aan Brussel, zijn musea en gebouwen. meneer Van Dormael
De retoricaklas tegenover de studiezaal langs de tuinzijde gaf uitzicht op de achtergevels van de huizenrij in de Danebroekstraat. Als tijdens de eerste lentezonnedagen het belsignaal de speeltijd aankondigde, was het een ren naar de ramen, die open moesten. Ter verluchting, zogezegd. Door het geopende venster ontvouwde zich evenwel een lieflijk schouwspel. De harten popelden om een glimp of een blik of een lach of een groetje op te vangen van één der naaistertjes in het atelier aan de overkant. Van Dormael zag het en... monkellachte. Een hoogst ongewone reactie van een priester in deze tijd. Het gebeurde rond 1932, toen het huisreglement elke heer gebood de kamer te verlaten wanneer de meid kwam opruimen, toen de segregatie van de geslachten in de burgermoraal ingebakken was. De wijze leraar besefte echter dat het gebaar naar de overkant de jonge mens niet vreemd was en dat het water nog heel diep was. Humaniora! De dingen die meer mens maken! Een grote meneer, meneer Van Dormael. Lessen naar het leven of lessen uit het boekje, 'that's the question'! © kvr |