De school is in een dorp het centrum van
velerlei activiteiten. Binnen de muren wordt er gezongen, geknutseld, gerekend, gespeld.
Buiten de muren staan ouders te keuvelen: ze hebben het over hun familie, de ziekte van de
kleinste, de laatste nieuwtjes. Dikwijls gaat het ook over "de tijd van toen1" -
toen zij nog op de banken zaten! "Toen ze zelf in groepjes naar school kwamen: te
voet langs nog veilige wegen, in een zwart-satijnen voorschootje. Toen waren er nog
nonnetjes, zusters met een grote zwarte kap! Het huidige schoolhuis was een heus klooster
met een eigen kapel en een refter waar de zusters samen de maaltijden gebruikten. De
speelplaats zag er heel anders uit: onverhard, en met een "rotstuintje" voor de
houten klassen, waar de kinderen madeliefjes voor uitstaken (want voor bloembollen hadden
de zusters geen geld). Als ze in Bunsbeek over de zusters spreken valt steevast dezelfde
naam, die van zuster Lucia! Dat moet toch iemand geweest zijn, als men er na twintig jaar
nog over spreekt! De oudervereniging van Bunsbeek is vol waardering voor wat de huidige
leerkrachten voor onze kinderen presteren. Toch willen wij ook de herinnering aan de
voorgangers en pioniers levendig houden! De vaders en moeders die nu aan de schoolpoorten
staan werden door hen gevormd: ongetwijfeld denken ze er met warmte aan terug. Zeker ook
aan zuster Lucia, die hier een halve eeuw geleden begon als kleuterleidster en het halve
dorp "onder handen" heeft gehad. We zijn haar gaan vinden in Huldenberg, in het
klooster van de zusters Annonciaden, waar ze omgeven door oude beuken in een schitterend
park, haar dagen slijt...
Zuster portierster opent de deur voor ons: we staan in een grote, luchtige inkomhal
waar stijlmeubelen en schilderijen zich spiegelen in de glans van de vloer. "Het
riekt er wit" zou Timmermans zeggen. We worden naar een zeer ruime wachtkamer geleid
en dadelijk vergast op koffie en koek. En dan is ze daar: zuster Lucia! Triomfantelijk
zwaait ze met oude klasfoto's. Ze is kennelijk zeer blij: ze praat honderduit - ziet er
gezond en gelukkig uit in haar groen bloemetjeskleed! Terwijl ze met haar vinger langs de
kinderhoofdjes op de foto strijkt noemt ze vlot alle namen: Paul Pierlet, André
Vanoeveren, Agnes Vandegaer, André Vandeput
Ontsteltenis als ze verneemt dat André
juist vandaag begraven wordt...
De school van Bunsbeek was mijn leven
BOK:
Zuster, u ziet er geweldig uit!
Lucia:
Och kinneke, ik heb TBC gehad! Zo erg dat de dokter zegde: "Ik geef ze geen veertien
dagen meer! Maar Lucia kroop er door, jong!
BOK:
U heeft zo enthousiast gereageerd op ons verzoek om eens met u te komen spreken. Heeft u
dan zon goede herinnering aan Bunsbeek overgehouden?
Lucia:
O ja, de school van Bunsbeek was mijn leven! Toen ik die moest afgeven, toen dacht ik dat
ik doodging! Ik heb er dertig jaar les gegeven - tot ik zestig was!
BOK:
U leefde daar in een kloostergemeenschap?
Lucia:
Jawel, een hele tijd waren we met vijf zusters, en dan zijn we lang met zes zusters
geweest. Maar dan is de huishoudschool gevallen, hè, en dan is het zo gebleven dat we nog
met vier waren, ziet ge...
BOK:
Die huishoudschool, was dat een aparte afdeling van de school?
Lucia:
Direct na de lagere school kwamen die op, maar dan hebben wij concurrentie gekregen van...
allez... zeg zo eens iets... Tussen Bunsbeek en Glabbeek... het waren zusters van
Vorselaar! Meensel-Kiezegem!
BOK:
Zijn er nog zusters van Bunsbeek in leven? Wonen die misschien ook hier?
Lucia:
Er zijn er die naar Aarschot gegaan zijn. Er zijn er die naar Herenthout gegaan zijn...
Eentje woont hierboven: dat is "mijne maat", Hermajoseph. Maar die zult ge U
niet herinneren: zij is maar zes jaar in Bunsbeek geweest, en dan alleen als overste en in
de huishoudschool. (De huishoudschool was ondergebracht in de huidige turnzaal)
BOK:
Waren er veel leerlingen?
Lucia:
Jawel, heel veel! En weinigen die op een ander gingen! En als ze dan later gingen
voortleren in Leuven of Tienen, dan waren die van ons dikwijls die van Tienen voor! De
school was goed gekend, hoor.
BOK:
Waren er alleen meisjes toen?
Lucia:
Neenee, de kleuterklassen waren gemengd. Maar daarna waren het wel meisjes en jongens
apart. Er was een jongensschool, hè, en meester Claes was de hoofdonderwijzer en dan was
er nog meester Sinap.
"Boven" en "beneden"
BOK:
Was er een goede samenwerking tussen de twee scholen?
Lucia:
Jaja, er was zelfs een zuster van ons die in de jongensschool stond omdat er bij ons geen
plaats genoeg was. En die moest mee de bewaking doen van de jongens - maar die bleven wel
apart, hoor: de meisjes langs hier en de jongens langs ginder! Dat is lang zo gebleven,
tot wij bijgebouwd hebben. En dan zijn ze allemaal naar beneden gekomen, want bij ons was
het "beneden", en de jongensschool was "boven".
BOK:
Hoeveel leerlingen hadt u toen ongeveer in de klas?
Lucia:
Ah, dat heb ik op de foto's geschreven... Tweeënvijftig hier, en dan dit: tweeënveertig,
en dit: vijfenvijftig... De kleine van de koster, zie, en De Ketelaer, en Paula Vandegaer
- ja, dat heb ik ook gehoord! 't Is toch iets, hè... En Lucia Pierlet. Ah, Roza Pierlet,
hebt ge die nog gekend? Ze is laat getrouwd, met een kunstschilder, euh
Stels, dat
was een kunstglazenier. Roza heeft bij mij nog school gedaan. Maar dat was toen zo: als ze
trouwden moesten ze er tussenuit. Wie getrouwd was mocht niet meer terugkomen! Erg voor
die mensen, hoor, want Roza had zeker graag verder school gedaan... Ze liet zelfs met
opzet bloempottekes staan met het gedacht: dan kan ik er nog eens binnengeraken
En
de dag dat het school begon kwam ze haar pottekes halen
Lucia:
En die is dokter, zie, die is dokteres: Lucia van Donvil
Dat was een erge, zulle!
Kijk: dat was in een geprefabriceerde klas. En onder die geverfde platen waren er
"teerplanken" - zwarte teer - en als in de zomer de zon hard scheen, dan liep
die teer er zo uit! Pek!
En al die dikke stenen hier, die hebben ons mannekes allemaal bijgerold! Die gingen ze
halen in de eerste Diestse... nee, dat was een heirbaan! In de tijd van de Romeinen - ge
weet: met de Oude Belgen en zo - toen liep er door Bunsbeek al een weg naar Diest! En dat
was een heirbaan; dat was "in de bergen": daar lagen allemaal van die dikke
stenen. En wij hadden die gekregen voor een zandput, maar er was overschot
En ons
klein mannen dan - de jongens bijzonder - met zo'n dikke steen, en die maar
voortgerold
om er een bloemenperkske mee af te zomen!
BOK:
Het was toen veel mooier dan nu!
Lucia:
Dat was schoon, zulle! En later stond dat vol met krokussen. En hier zie, op de vensters
van de houten klassen - die ruitjes heb ik nog allemaal getrokken: eerst grote bogen en
dan allemaal ruitjes van 10 cm... In verf, ja! En dat was zo schoon van op straat dat de
mensen zegden: "Wat is dat daar? Da's iet chique!"
Buizen trekken
BOK:
De school was toen nog niet met stookolie verwarmd zeker?
Lucia:
Hier zie, me kind, ge ziet ze staan: de kachel. En ieder moest voor de zijne zorgen! En
het gebeurde dat we dan 's maandags in de school kwamen en dat die buis dan niet wilde
trekken. Die zat dan vol roet en rook, en dan moest ge nog voor de school begon een lange
ladder gaan bijhalen - een eiken ladder, zelle, ge waart er zo moe van als iet - en dan
die buizen uittrekken, door de venster, in de hof wat gaan uitkloppen, rap alles terug en
dan moest ge dat nog in brand steken
Ja, dan trokken wij die buis er af - met twee
nonnekes of zo,hè
Ik was er gewoonlijk bij om buizen te trekken! Dat was gewoonlijk
iets voor mij!
BOK:
Had U nog een andere functie, behalve les geven?
Lucia:
Nee, alleen het thuiswerk. Ik moest nogal hard werken, toch
We moesten onze hof en
alles zelf doen: dat was allemaal kleigrond en het was ne grote hof - die was een half ha
groot! Dat was veel, zulle. Er was wel iemand
allez, hoe heette die weer? - die kwam
dan met paard en kar. Het was zo groot dat die dat met z'n paard kwam omploegen!
Twee aan twee
BOK:
Hoe lang heeft u er les gegeven?
Lucia:
Dertig jaar! Van in... ik moet al hard denken, zelle mannen, want met al die klinieken ben
ik mijn verstand ook al half kwijt! Van in 57 zeker. En als ik gedaan had zijn we
vertrokken.
BOK:
Wat is er volgens U nodig voor een goede opvoeding?
Lucia:
Och lieveke lief! Ge moet niet te streng zijn! Maar toch in de hand houden. Als ge zegt...
Ik had zo'n stukske mondmuziek, hè, en ik kon één of twee liedjes spelen: marskes! En
dan kwam de inspecteur en moesten die mannekes met een klop rechtstaan. Die konden dat
allemaal zo schoon, hè! Gedresseerd zo, hè! En dan ging ik aan de deur staan: ik speelde
op mijn mondmuziekske en dan kwamen ze gestapt gelijk sodaatjes!
BOK:
Zoudt ge het nog kunnen?!
Beste lezer, toen gebeurde er iets uiterst merkwaardigs! U weet, de
Oudervereniging staat voor niets en heeft nog al voor verrassingen gezorgd... Maar wie had
kunnen denken dat één van de bestuursleden - algemeen bekend als vrolijke kwant -
dagelijks door het leven stapt met een mondharmonica in zijn jaszak?! Vraagt hij toch aan
dat oude nonnetje of zij dat "marske" van 30 jaar geleden nog eens zou willen
spelen! En ze deed het! Terwijl de oude lippen eerst aarzelend de noten zochten hielden de
toehoorders wat angstig de adem in... Beurtelings keken zij veelbetekenend naar elkaar,
zich ten volle bewust van het unieke van dit gebeuren! De grijzende zuster die in volle
concentratie het verleden weer "levend" maakte met een
"mondmuziekske"... Grote vreugde bij iedereen als ze er plots mee weg is en de
kinderen van de foto's weer ritmisch doet stappen op de tonen van: "Twee aan twee...
zo gaan wij met de zuster mee!"
Lucia:
Hohoo! ... (beetje buiten adem) Awel, dat was méér dan dertig jaar geleden!
BOK:
Bravo!
Lucia:
Ja, dat zei de inspecteur ook. "Zuster, voor u doe ik mijnen hoed af!" zei hij.
"Gij zoudt nooit mogen stoppen!"
BOK:
Gaven er alleen zusters les?
Lucia:
In't begin wel, maar later zijn er bijgekomen. Mevrouw Mia is dan bijgekomen. Ja, voor de
lagere school geloof ik dat zij één van de eersten was.
Als ik maar kinderen zag!
BOK:
En wat vindt u van de evolutie van het onderwijs? Was het vroeger beter?
Lucia:
Dat weet ik niet. Ge kunt dat eigenlijk niet meer volgen, zulle. t Kan zijn dat het
nu beter is ik weet het niet
Toen waren de kinderen wel gedresseerd en
alles
Die luisterden goed, he! Dat was buitengewoon zoals die goed luisterden! Nu
hebben ze er veel dol mee, en toch moet het gaan. t Is Zeker niet van de poes. Nu
moeten ze door de vingers zien, en wij
wij niet! Zij moesten door de vingers zien!
BOK:
Heeft u nog contact met de jeugd?
Lucia:
Dat gaat niet meer, kind. Wij zitten hier binnen: dat is allemaal met oude zusters, met
zusters die geknakt zijn, met zusters die kreupel zijn en vanalles hebben...
Maar vroeger! Och, ik zag de kinderen toch allemaal zo graag! Nog, zelle! Als ik van
een kind hoor, hè... "Brengt dat toch eens mee!" En nu zoudt ge kunnen zeggen:
"Ge zijt een toverheks!", maar d'r was een madam die in de tram zat en die had
een kindeke bij op hare schoot. En dat kinneke dat klawierde maar... en altijd maar rond
die moeder, en dat schreeuwde maar en knifte maar... Ik zat daar schuin tegenover. Ik had
mijn nonnekeskleren aan, zenne! Maar ik kon het niet meer aanzien. Ik stond recht en zei:
"Madam, geeft dat kinneke ne keer aan mij." En die gaf dat, dat kinneke! Ik ga
terug zitten en ik leg dat op mijn schoot , en ik gaf dat mijne grote paternoster. En dat
kinneke dat zweeg en dat krazelde en dat bleef!
BOK:
Maar dat gij dan nonneke geworden zijt
als ge zo voor kinderen waart!
Lucia:
Ik was hard voor kinderen! Ik zou... ik zou getrouwd hebben met een boer, ik zou vijftien
kinderen gekocht hebben... ik... Hohohoho! Kinderen hè, ooiooiooi... Dan was mijnen dag
goed, als ik kinderen zag!
BOK:
Dan zijt ge toch wel extra verwend geweest in Bunsbeek! Klassen van méér dan vijftig
kinderen! Maar gij zijt van Heist-op-den-Berg. Zijt ge als kleuter in Heist naar school
geweest?
Twice one are two, twice two are four!
Lucia:
Als kleuter ben ik in Engeland naar school geweest! Wij waren oorlogsvluchteling in den
oorlog van 14! Wij sliepen daar met drie kinderen in één groot bed. En één
kindje is er gestorven: ginder geboren en ginder gestorven. En toen we terugkwamen in
18: alles was ingepakt en zat al in een grote boot, en wij moesten mee vertrekken
met die boot. Ons vader had een kajuit gekregen omdat hij een zware hartziekte had. Alle
materiaal was op den boot en 's anderendaags moesten we vertrekken. Maar s
anderendaags heb ik de wijnpokken en mijn broerke ook! Wij waren 8 en 9 jaar! En wij
mochten niet mee, me kind! En die mensen moesten mee, want al hunne boel zat in die boot!
Zij zijn vertrokken en wij zijn met twee achtergebleven in Engeland! Wij bleven in zo'n
groot kasteel dat door vijf families gedeeld werd, als vluchtelingen... En wij twee zaten
daar... mijn broerke bij zo'n grote uitgedoofde stoof, en ik in bed. En schreeuwen hè! En
schreeuwen! Acht jaar is eigenlijk klein, hè... Ja, en die mensen moesten voort: met dat
gerief moesten die mee! Zo'n dingen groeien wel nooit uit ne mens! En't schoonste van 't
spel: als we dan later op een boot mochten: ik moest bij de meisjes en mijn broerke moest
bij de jongens en ik zag die niet meer terug voor we aan de wal waren!
BOK:
U kende dan Engels?
Lucia:
Yes! Hahahahaha! Yes! Wij moesten in die Engelse school alles zingen. Een kind dat leert
zingen onthoudt dat liedje, ook al wordt het nog zo oud... De tafel van vermenigvuldiging
in Engeland, die zongen wij! En dat ging zo zie: - ik ken ze nog allemaal!
Weer zijn Bokkenrijders getuigen bij een vreemd surrealistisch moment:
van over de zee en praktisch uit vorige eeuw komen woorden en getallen zonder hapering
melodisch aangolven. Zeventig jaar geleden werden ze door een Vlaamse kleuter opgenomen en
bleven al die tijd bewaard in deze oude pedagoge
Wat kan onderwijs verbazen!
Onnavolgbaar zong zuster Lucia "Twice-one-are-two-twice-two-are-four!
Twice-three-are-six-twice-four-are-eight! Twice-five-
"
Ze wilden me niet
BOK:
Het is fantastisch hoe u dat is bijgebleven! Toen kon u ook nog niet weten waar u overal
zoudt terechtkomen
als zuster in een klooster!
Lucia:
Ja, en ze wilden me eerst pertang niet, zenne! Ik dierf niet zegden dat ik wilde zuster
worden, en ik had het op een briefje geschreven dat ik dan stillekes in een boek gestoken
had dat de zuster nog moest verbeteren. En ze bekeek me zo, en ze zei: "Dat had ik
van ü nooit gedacht!" Een ontgoocheling dat dit was! Ik was toen 14-15 jaar. Nee, ze
wilden me niet... Omdat ik zwak was: ik was groot opgeschoten
lange slungel... En
toch, als het echte roeping is... ge moet gaan op 't laatste van 't spel, hè! Ik heb er
veel nachten voor geschreeuwd, zelle, dat ze mij niet wilden aannemen! Omdat ik zo zwak
was zouden ze mijn zuster gepakt hebben: dat was een blozerke zo. "Jamaar",
zegde mijn moeder, "als die geen roeping heeft kan ik ze d'r toch niet
insloten!"
BOK:
Waar brengt u nu de tijd mee door?
Lucia:
Nu? Veel crocheteren! Ik haak veel poncho's van overschotjes saai en zo. Ik heb er al over
de honderd gehaakt! Dat is voor de derde wereld.
Als uw leven af is...
BOK:
Het leven gaat toch te vlug voorbij... vindt u niet?
Lucia:
Nee... Nee, want enkele weken terug ben ik bijna dood geweest. Ik had ijlkoortsen en ik
zou de avond niet meer gehaald hebben. Maar ze pakten mij bijeen en ze reden met mij recht
naar Pellenberg. Ik zou dood geweest zijn en ik zou niks geweten hebben, ... Niks afscheid
nemen, niks van dat allemaal... 't Zou ineens in ene keer "af" geweest zijn,
hadden ze dat laten gaan, hè
Awel, en als ik terug bewust was dan weende ik
zo hard hè... omdat ze me niet laten gaan hadden! Ik vind dat als uw leven af is, hewel,
dan is dat af! Maar daar nog zitten langer "aantorren" en altijd maar terug
"bijmetsen"... en ik heb 't ongeluk van altijd daar door te kruipen, jong!
Als ik moest zeggen wat ik allemaal meegemaakt heb! Die korte tijd dat ik hier ben,
hè... Dan zoudt ge zegden: "Maar nu liegt ze toch!" Hoe dikwijls ik geopereerd
ben en gesneden ben! Ik ben zo gesneden en zo gesneden en knotsen van mijn voeten gesneden
en twee keer in de keel alles uitgehaald en ne vetbol uitgehaald... vanalles! En TBC
gehad, zes maanden! Zonder naar huis te komen in de kliniek gelegen. Vanalles! Vanalles!
BOK:
Nu ziet u er nochtans formidabel uit! Blozend!
Lucia:
Blozend! Ja, dat is van u te zien!
Nee, ik heb zoveel meegemaakt dat ik het zelf niet meer weet! Ik ben al drie keer dicht
bij de dood geweest. Maar ik ben er elke keer "doorgemetteld". De laatste keer
had ik een baxter gekregen: zo'n brede! En zwart, dik, dik bloed! Want ik zei nog:
"Dat is ossebloed!" En 's nachts sta ik op - ik mocht de volgende dag naar huis
- en dan moet ik hoorndul geweest zijn, want ik liep twee keer tegen de muur en ik viel en
mijn heup was kapot! Ik wil rechtkomen, ik steun op mijn polsen
en die draait d'r
eigen om! 'k Zeg "Na da nog!" Met mijn andere hand sloeg ik dan op de
grond
Toen kwamen ze binnen, ze rolden mij ergens in, de 900 in en ze reden met mij
naar St.-Pieter! Mijn valies stond in Pellenberg en ik lag in St.-Pieter! Dan hebben ze in
mijn heup een bol geslagen! Achteraf heb ik me met een koord recht geholpen!
BOK:
Hoe? Een koord langs een muur?
Lucia:
Neenee! Zo... Nu heb ik die niet meer bij want ik heb ze niet meer nodig. Met een renneke
leren lopen of met krukken, dat wou ik niet - daar krijgt ge nen bult van... En toen zei
ik: een koord! Ik had daar een doos staan en daar lagen zo wat koorden in. Ik pak er een
uit: juist van pas! Ik trok die onder de hiel van mijn schoen en zo hefte ik mijn been op!
En zo ging ik. En dan kwam ik in de kerk, en dan moest ik gaan zitten; dan pakte ik die
koord en ik rolde die op en niemand had iets gezien!
Ik ben op reis geweest met die koord! Ge ziet: ne froebelist kan zowat vanalles - die
trekt zijne plan, hè!
En of zuster Lucia haar plan weet te trekken! Dat zullen alle
Bunsbekenaren die bij haar in de klas hebben gezeten wel kunnen beamen! Ook de zuster die
regelmatig met haar kaart kan er van meespreken... Zuster Lucia houdt van
"mochelen" - een kaartspel dat sinds het Tweede Vaticaans Concilie ook
toegelaten is binnen de kloostermuren... Veel geluk nog, goede zuster, en bedankt voor uw
vrolijke spontaneïteit. Zelden hebben wij iemand ontmoet met zo'n openheid en voelbare
warmte. Wij begrijpen nu waarom ze in Bunsbeek nog altijd van u spreken.
|