Win van Coren

de Pavarotti van Bunsbeek

bokkensp.gif (2884 bytes)

winvanco.jpg (19732 bytes)

Op kousenvoeten is hij in Bunsbeek komen wonen, stilletjes in de stilste straat (Heideblok): Win van Coren, een woelwater van Tienen, strepen verdiend als sportman, politicus, showbeest, radiomaker en in heel het land gekend en bemind om zijn zoetgevooisde stem. Charme druipt van hem af. Er is dat frisse kapsel, een gelaat dat Italiaanse renaissance-meesters niet beter konden tekenen, een glimlach die kuiltjes in de wangen maakt en ogen waar meiden van alle leeftijden dadelijk smoor van zijn. Charmant is ook Sonia, zijn vrouw, en Yentl, de zevenjarige dochter. Het leuke gezinnetje woont al drie jaar knusjes in de nieuw-gebouwde woning. Opvallend in de achtertuin is het grote zwembad waar vooral Yentl en de kinderen van de buurt deze zomer zo’n pret in hadden.

Win van Coren werd als Erwin Corremans in Berchem geboren (26 april 1962). Vader Corremans was gevechtspiloot en toen Bevekom zijn basis werd verhuisde de familie mee. Zo belandde Erwin in de Franstalige kleuterschool van Piétrebais. Op school leerde hij Frans en thuis sprak hij Nederlands en dat was geen probleem. Terwijl zijn papa in een Starfighter door de luchten scheurde had kleine Erwin de tijd van zijn leven in de bossen van Beauvechain.

Kapoen

Erwin:
Ik was een echte kapoen. Sommige van mijn deugnieterijen zijn klassiekers geworden in de familie: als er thuis iets te doen is dan komen die verhalen nog dikwijls boven. Onder andere… Toen ik klein was ging ik niet graag in bad. Nu wel! Nu zou ik er uren kunnen inliggen… Maar toen ik klein was dus niet. En mijn moeder had mij al uitgekleed. Ik stond dus in "mijn blootje" klaar en mijn moeder was waarschijnlijk nog kleren gaan halen of zo. In elk geval, ze had mij eventjes alleen gelaten en "bibi" was gaan lopen, he! In mijne flikker liep ik de bossen in! Moeder was mij in paniek al een half uur aan het zoeken toen ik aan de hand van een militair werd thuisgebracht. In het bos stond een gebouw waar de militairen sliepen en één van die mannen was mij tegengekomen. Die wist dat ik het zoontje was "van de piloot" en braaf ging ik met hem mee naar huis. Och, ik stak vanalles uit. In het bos was er ook een beerput. Daar hebben we eens een buurjongen ingeduwd en toen hij eruitkwam zat hij van boven tot onder onder de excrementen!

Op krukken

BOK:
Je bent wel niet in Bevekom gebleven…

Erwin:
Neen. Toen ik vijf jaar was verhuisden we naar Tienen. Mijn vader vond het de hoogste tijd dat ik Vlaamstalig onderwijs zou volgen. Ik begon het eerste leerjaar bij meester Steels in het college. Het tweede leerjaar bij Smolders, het derde bij Vaes, het vierde bij Jochmans, het vijfde bij Timmermans… Die heb ik onlangs nog aan de lijn gehad! Ik moest Johan Timmermans van Kapellen hebben maar ik wist zijn adres niet. Dus bel ik naar een Timmermans van Kapellen zoals ik die in de telefoongids vond en ik zei: "Dit is Win van Coren, spreek ik met Johan Timmermans?" "Neen, klonk het aan de andere kant van de lijn, je spreekt met je oude meester!" (Erwin moet er luid om lachen). En het zesde leerjaar zat ik bij meester Kinnaer. Toen heb ik iets aan mijn been gehad, een ernstige beenderziekte, "calvepertes". Dat wil zeggen dat ge niet genoeg kalk maakt en bij mij had dat voor gevolg dat mijn ene been veel korter bleef dan het andere. Dat was erg, want ik voetbalde bij Voorwaarts Tienen. Maar ik begon te manken en Dr. Lerut, de clubdokter, schreef zalfkes en pillekes voor tegen een spierverrekking. Maar dat bleef maar duren tot ons moeder, toen ik uit bad kwam, iets miszag aan mijn heupen. Toen zijn wij naar een specialist gegaan die prompt röntgenfoto’s liet maken. Ik weet nog goed dat ik in de klas bij meester Kinnaer zat toen er ineens op de deur werd geklopt. Het waren mijn ouders om te zeggen dat de uitslag van de foto’s er was en dat ik niet meer op mijn been mocht staan! Onze pa pakte mij op. Ik werd de klas uitgedragen, de auto in en zo naar de kliniek. Drie weken heb ik er in tractie gelegen. Dat was wel erg. Daarna werd ik tot aan mijn buik in de plaaster gelegd… Wat ik nooit vergeet is de dag toen de ganse klas mij kwam bezoeken, meester Kinnaer op kop. Ze hadden hun melodica’s bij en tekeningen die ze van de meester moesten maken. Ik mocht er punten op geven… Dat vond ik geweldig. Ja, ge moet u voorstellen wat dat betekende, voor een kleine gast… Dat was een heel tof bezoek. Het meest ontroerende moment kwam toen de plaaster er af mocht. Ik zou een beugel krijgen en in afwachting mocht ik met twee krukken rondpikkelen. Zo kon ik naar het kerstfeest van Voorwaarts Tienen. In de gang was het doodstil, alleen het tikken van mijn krukken op de vloer kon men horen. Maar toen de deur van de cantine openging barstte een daverend applaus los. Ze zaten er allemaal op mij te wachten! Vooral ons moeder was hierdoor erg gepakt.

BOK:
Is het nadien weer goed gekomen met je been?

Erwin:
Ja, redelijk toch. Anderhalf jaar heb ik nog met een beugel gelopen. Op de speelplaats van het college deed ik zelfs mee voetbal. Ik kon het niet laten. Ik wist wel dat ik nooit op mijn rechterbeen mocht steunen. Dus thuis op het voetbalpleintje sprong ik rond op mijn linkerbeen en met het rechterbeen voetbalde ik en ik dribbelde er, he! Later ging ik terug trainen bij KVK. Ik heb nog wel met de reserven meegespeeld, maar de opgelopen achterstand heb toch niet echt kunnen inhalen. Dan ben ik scheidsrechter geworden. Ik heb tot in derde provinciale gefloten en ben lijnrechter geweest tot in vierde nationale.

School

BOK:
Ben je verder in het college naar school blijven gaan?

Erwin:
‘t Is te zeggen, de eerste jaren van de humaniora wel. Ik volgde Latijn bij mijnheer Dankaerts. Daar heb ik heel goede herinneringen aan, aan zijn verhalen over het leger! Wij konden hem goed rond onze vinger draaien. Iedereen in de klas wist hoe we hem aan het vertellen moesten krijgen met zijn straffe verhalen over zijn legerdienst. Maar het was een heel goede leraar. Samen met Ben Crabbé was ik de deugniet van de klas. Andere klasgenoten waren Philip Raymaekers, Joris Vandersmissen, Kris Fourie, bollebozen hoor! Het college was tof, want ‘s middags mochten we in de KSA-lokalen gaan klaroen spelen en trommelen. Maar ik had het moeilijk met wiskunde. Daarom ben ik van richting en van school veranderd: na het derde jaar ging ik naar de Waaiberg. In de KNT kreeg ik o.a. les van mijnheer Degreef. Dat was een heel strenge leraar in de klas, maar wat ik nooit vergeet is dat, toen wij ons afscheidsfeestje gaven, er slechts drie leraren waren, waaronder mijnheer Degreef! Dat zijn dingen die ge niet vergeet… Op de KNT ging het er nog strenger aan toe dan op het college. Zo had heel Tienen sportdag, maar de KNT niet. Wij zaten in ‘t laatste jaar en wij hebben toen heel de school platgelegd! Tachtig procent van de leerlingen weigerden die dag de klassen in te gaan. Dat was nog nooit in de KNT gebeurd. Chrysostomos was ook afgeschaft in de KNT. Dat was eigenlijk de schuld van mijn zus, want die was het jaar voordien met een brommer in de gangen gaan rijden! Chrysostomosfeest afgeschaft dus… Maar wij namen dat niet! Heel Tienen had Chrysostomos, de KNT niet – dat kon toch niet! Wij zijn met de drie zesdes het bureau van directeur Vandenbergh gaan bezetten: hij kon er zelf niet meer in. En na enig onderhandelen is het Chrysostomosfeest er toch gekomen. Iedereen had die dag een soldatenuniform aan. Elke klas werd bezocht door in militair verklede scholieren. De meeste leraren en leraressen deden goed mee. Onze godsdienstleraar was bekend om zijn zware theologische lessen, een echte filosoof, en om zijn volle baard. Dit was een goede reden om hem militair aan te pakken. Tijdens zijn godsdienstles in de vijfde Menswetenschappen zijn wij de klas binnengelopen. Wegens zijn beruchte baard vroeg ik de leerlingen of iemand een schaar bij had. Al de leerlingen doken in hun boekentassen en onmiddellijk had ik wel tien scharen! Ik heb toen effectief een stuk van die leraar zijn baard afgesneden, en hij kon er nog mee lachen ook! Bij Degreef liep het wel anders. Ik kwam frank de scheikundeklas binnen, maar direct pakte Degreef mij vast en sleurde mij buiten! Hij was net met het gebed bezig… ‘t Ja, begrijpelijk, he!

Zangcarrière

BOK:
Zong jij al in die tijd?

Erwin:
Wel, wij woonden in de Acacialaan en in de wijk was er een voetbalpleintje. Wij zijn daar vanalles beginnen inrichten, zoals een jaarlijkse voetbalwedstrijd vaders tegen zonen. Jos Laermans, als enige volwassene, steunde ons daarbij. En zo maakten wij voor de wijkfeesten ook een orkestje, Wheels, met Bart en Geert Claessens op gitaar en Peter Vankerckhoven op blokfluit. Ik was de zanger en wij brachten liedjes als "Love me tender" en zo. Geert Claessens is ondertussen een internationaal gewaardeerd gitarist geworden! Later veranderde de naam van ons groepje in "Precious Stone". We hadden succes met onze wijkfeesten. Er begonnen ook mensen van de Aarschotsesteenweg te komen en het duurde niet lang of het hele schepencollege was present. Met de winst van onze feesten bouwden wij een groot clubhuis. Ons muziekgroepje groeide ook aan met – verschiet niet – Henri Heylen, nu saxofonist bij Soul Sister! Die woonde toen aan het Tiens begijnhof… Dat is nu een echte topmuzikant. Wij waren natuurlijk niet professioneel, niemand werd betaald. Dat veranderde toen ik voor het orkest Algebra uit Hakendover ging werken met o.a. Louis Jans (nu Studio 20), Marc Tits en Jurgen Schuyten. Bij Algebra werd ik betaald, 2000 BEF per nacht. Ons repertoire breidde uit, wij kochten een professioneel mengpaneel, wij werkten ons op tot serieuze concurrenten van de Dixie Dicks. Maar de groep viel uiteen. Ik bleef wel bezig. Ik zong o.a. de 11-julivieringen op de Tiense markt, eerst begeleid door Annick Hendrickx, een pianolerares van de Tiense Academie, later door Nancy op synthesizer. Met haar ging ik ook optreden op kermissen en zo. Maar dan is Jurgen Schuyten teruggekomen. Die was ondertussen aan het specialiseren in Nederland en die werd altijd maar beter en beter op synthesizer. Een tijd hebben wij samengespeeld. Jurgen speelt op dit moment met één van de bekendste orkesten van België: Lou Roman. Dé ommekeer in mijn carrière is Jo Martens geworden. Jo is van Tongeren. Hij was de live orgelist van "’t Zal je plaat maar wezen", een radioprogramma van Jos Geysen dat vele oudere mensen zich zeker goed zullen herinneren. Ik leerde Jo kennen in het casino van Tongeren waar ik mee mocht optreden in de bekende Herfstshow met een heuse "big band". Mijn nummer "Love is all" sloeg er in als een bom! Jo is mij beginnen aan te spreken en van ‘t een is ‘t ander gekomen zodat ik nu al vijf jaar met Jo samen optreed. Jo heeft ook een studio in Tongeren waar ik mijn soundmix-demo’s opneem. Ik kus mijn beide handjes dat ik zo’n goede muzikant getroffen heb!

BOK:
Aan welke optredens bewaar je speciale herinneringen?

Erwin:
Oei, ik heb er zovele… Met Helmut Lotti zat ik samen in de Belgische pre-selectie voor de Sound Mix Show van de KRO. Helmut zong er zijn beruchte liedje "My boy" van Elvis, ik zong er "Love is all" van Malcolm Roberts. Helmut won en ik was tweede. Dat was in 1988 en die selectie betekende de grote doorbraak van Helmut Lotti, toen nog een zeer verlegen jongen… In 1985 zat ik de halve finale van de Grote Prijs Will Ferdi. In 1994 werd ik geselecteerd voor de Radio2-talentenjacht in Blankenberge met "L’amour, ça fait changer la vie" van Jean Valée. In 1996 zat ik in de "Ontdek de ster show" met een eigen nummer van Helmut Lotti, "Why don’t you". Dit jaar was ik dus derde op de Sound Mix Show als Lee Lynch met "Stay a while". De allereerste wedstrijd die ik ooit gewonnen heb was de liedjeswedstrijd van Radio Revival in Tienen. Er speelde toen een vrij goed orkest: "The Hurry-Ups" en ik won met "Love me tender" van Elvis. Ik was toen, denk ik, 15 jaar.

Zanglessen

BOK:
Waar leert iemand nu zo goed zingen?

Erwin:
In de eerste plaats krijg je het timbre van je stem bij je geboorte mee. Zingen zit bij ons in de familie. Moeder is operazangeres geweest en vroeger zongen we met ons gezin in verschillende stemmen op familiefeesten. Door oefening kan je je manier van zingen erg verbeteren. Ik volg nog altijd lessen bij Peter Desmet, echt een groot zangpedagoog. Peter Desmet is zelf beroemd geworden met grote rollen in top-musicals als "The Phantom of the Opera". Hij zong ook één van de hoofdrollen in "De klokkenluider van de Notre Dame". Artiesten als Koen Wouters, Lisa Del Bo en Gary Hagger krijgen ook les bij hem. Hij legt heel veel nadruk op ademtechniek en je merkt het verschil, hoor. Als ik de video-opnames bekijk van mijn eerste TV-optredens en van de laatste, dan is het zo duidelijk. Bij een geschoolde zanger merk je geen overgangen. Er zijn geen schouders die bewegen, geen hijggeluiden in de microfoon. Je wordt ook minder gauw moe. Peter Desmet kan urenlang musicals zingen zonder last te hebben van stemvermoeidheid. Ik kan nu ook al veel langer zingen dan vroeger zonder hees te worden.

BOK:
Welk ambities heb je nog?

Erwin:
Dat wordt mij nog gevraagd. Mensen zeggen: "Wat wilt ge nog meer? Ge zijt alle weken weg voor optredens, ge hebt genoeg contracten…" Dat is waar, maar mijn droom blijft toch dat ik eens echt zou kunnen doorbreken met een steengoed nummer. Het probleem is: vind maar eens een goede componist en een goede tekstschrijver! Bovendien ben ik streng voor mezelf. Wat ik niet aankan zing ik ook niet. Ik blijf echter doorzetten. Ik heb zopas twee liedjes naar platenmaatschappijen gestuurd: "Blijf bij mij", de Vlaamse versie van "Stay a while", en een nieuw nummer, "Een strijd voor iedereen". Deze teksten werden geschreven door Paul Pans uit Geetbets, ge weet wel, de componist die ook de musical "Een betere wereld" van de Immac creëerde en uitbracht op CD. Paul Pans schreef ook de grote hit van The Classic Illustration: "Darling I love you".

Fans

BOK:
Jij woont nog niet zo lang in Bunsbeek… Hoe valt dat mee? Is het zo van "onbekend is onbemind"?

Erwin:
Dat zou ik niet durven zeggen. Toen ik thuiskwam van de Soundmix-finale was heel de tuin door de buren versierd en er hing een groot spandoek. Dat was een heel fijne verrassing. Ik heb tal van felicitatiekaartjes, postograms en bloemen gekregen, waarvoor ik bij deze al die mensen van harte dank. Er was ook een Glabbeekse dame, Suzanne, die mij opbelde en feliciteerde na elke aflevering op TV. Ik heb al veel opgetreden in Bunsbeek en Glabbeek. Laatst nog op de Hagelanddag. Toen hebben we iets unieks gedaan: op een open vrachtwagen al zingend rondgereden door de gemeente. Spijtig genoeg was het slecht weer en kwamen slechts weinig mensen naar buiten. Maar echt ingeburgerd voel ik mij nog niet. Glabbeek is Tienen nog niet. Allez, een week na de Soundmix-finale organiseerde de baas van de Markies in Tienen een speciale avond voor mij: de Markies zat stampvol! Er waren zes van de tien VTM-finalisten voor mij naar Tienen gekomen. Ik werd speciaal ontvangen op het stadhuis door de burgemeester van Tienen en van een schepen kreeg ik een geschenk. Ik zeg niet dat ze mij ook in Glabbeek hadden moeten lauweren, maar na mijn prestatie had het mij toch plezier gedaan als ik een telefoontje of kaartje van iemand van het schepencollege van Glabbeek had gekregen.

Win van Coren is een gezellig babbelaar die van geen ophouden weet. Anekdotes uit zijn legertijd als KRO bij de pantserinfanterie in Aarlen en Duitsland en bijzonderheden over zijn werk als controleur bij de Post in Tienen moeten we de lezer onthouden.

Ondertussen was dochtertje Yentl bij haar papa komen zitten en begon het avondritueel bij de familie Corremans. Tijd dus voor BOK om afscheid te nemen, niet echter zonder te beseffen dat wij met een heel bijzondere nieuwe dorpsgenoot hadden kennis gemaakt. Win van Coren is niet alleen een begenadigd zanger, hij is ook bekend als clown Wimpie – vorig jaar nog op TV met Bart Kaell en ook op de planken t.g.v. de Bunsbeekse Dorpsfeesten. Bij Win van Coren kan men terecht voor alle entertainment: kinderanimatie, seniorennamiddagen, quizzen, presentaties, feesten, bals, huwelijksmissen… Klassiek of modern, het doet er niet toe: Win van Coren, de Bunsbeekse Pavarotti, kan eender welk publiek bekoren!

 

BOK XII.1, november 1997
© kvr          (naar index)