Wat is Jacques een lieve jongen... Een
lieve "man" zou men moeten zeggen want hij werd op 15 maart ll. 38 jaar! Maar
hij ziet er nog zo jong en jongensachtig uit dat "man" wat koud, wat ongenadig
klinkt. Jacques werd zonder armen geboren en ondanks zijn onvoorstelbare zelfredzaamheid
heeft hij zorgende mensen nodig, elke dag. Dat maakt dat hij iets vertederends heeft, iets
dat een beschermend instinct wakker roept bij ieder die hem ziet. Wie Jacques echter wat
beter leert kennen ontdekt in hem de fijne mens, de kunstenaar, de technicus, de durver,
de ontdekker. Jacques geeft zich bloot met een ontwapenende overgave die getuigt van
onvoorwaardelijk vertrouwen in de medemens. Geen spoor van bitterheid bij hem, geen
geklaag, geen gezeur! Het leven is boeiend, vol schoonheid en avontuur, vol vriendschap,
vol vreugde!
Alle rechtgeaarde Bokken kennen Jacques natuurlijk van de Bokkenfuiven. Van bij het
begin was hij er onze DJ, die - tot verbazing van velen - fragiele apparaten als
platenspelers en versterkers met de mond bedient. Jacques legt plaatjes op met zijn mond,
hij speelt CDs en zorgt ervoor dat de wilde Bokkerituelen tot de vroege uurtjes
duren. Niet iedereen beseft dat op dat ogenblik Belgiës beroemdste mondkunstenaar in
Bunsbeek actief is! Want DJ spelen doet Jacques alleen voor onze vereniging, uit
sympathie. In het echte leven is hij voltijds kunstschilder en graficus, een artiest met
een indrukwekkend palmares. Jacques exposeerde zijn kunstwerken reeds op talloze grote
tentoonstellingen in heel het land en tot in Frankrijk en Polen toe! Hij kreeg dan ook een
uitstekende vorming, aan de Stedelijke Tekenacademie van Tienen (Eindgetuigschrift Hogere
Secundaire Cyclus) en aan de Stedelijke Academie van Leuven (Finaliteitscyclus Tekenen en
Schilderen). Bekende schilders als Mil Crabbé, Francis Vaes, Pierre Bruyninckx, André
Lauriers, Jos Van Bekbergen, Philippe De Smet e.a. waren zijn leermeesters. Jacques blijft
zich dagelijks vervolmaken: elke morgen werkt hij in de Leuvense academie en s
namiddags in zijn atelier. Hij schildert stillevens, portretten en figuren naar levend
model... Tekenen doet hij ook. Terwijl wij ernaast stonden tekende hij zomaar uit het
hoofd een cartoon met Willy Claes!
Zijn laatste tentoonstelling (Galerij PBE te Linden, 1994) zorgde voor een
overrompeling. Zelden zoveel mensen op een vernissage gezien! De bezoekers waren vol lof
over de stillevens met bloemen waarin Jacques een echte meester is. Hier doet hij echt aan
Van Gogh denken. Ook zijn clowns, die voor de eerste roem zorgden, zagen we er terug. Maar
overdonderend aanwezig vooral in Linden waren de naaktstudies, krachtig-gestileerde
lichamen van volmaakte mensen, vrouwen vooral. Een luide schreeuw van bewondering voor
fysische perfectie geperst uit een onvolkomen lijf, een hunker naar volkomenheid, zo sterk
dat die onzegbaar wordt, dat alleen nog kunst iets zinnigs kan vertellen... De naakten
verheffen Jacques Villeneuve tot de hoogte van de oude Renoir, die - verlamd door reuma -
zijn handen niet meer kon gebruiken maar nog wel zijn mooiste vrouwenportretten schilderde
met penselen vastgesjord aan zijn voorarm... Met dezelfde rake trekken, dezelfde
nervositeit als Jacques Villeneuve. Alleen, Jacques doet het met zijn mond...
Als we er nog bij vertellen dat Jacques één van de weinige mensen zonder armen is die
zijn eigen VW Golf bestuurt, dan begrijpt u wel dat wij van dit heel aparte bokkenlid een
portretje wilden maken. Jacques ontving ons met stijl in het smaakvol ingerichte
appartement dat hij met Dick Desmetz, zijn lotgenoot en adoptiebroer, in het instituut
Delacroix deelt.
Softenon?
BOK:
Hoe ben jij in Tienen terechtgekomen, Jacques?
Jacques:
Heel eenvoudig... Ik ben geboren in Grand-Leez, in Wallonië, in 1958. Ik werd geboren
zonder armen en mijn familie heeft mij hetzelfde jaar al naar deze instelling gebracht...
BOK:
Uw handicap wijst in de richting van de beruchte Softenon-slachtoffertjes: babys die
geboren werden zonder of met misvormde ledematen...
Jacques:
Ja, maar ik geloof niet dat Dick en ik Softenon-gevallen zijn. Walter Zinzen is indertijd
hier een televisiereportage komen maken over Softenon en wij bleken daar toch niet bij te
horen... Nee, en van onze moeders weten we eigenlijk met zekerheid dat zij geen Softenon
hadden genomen...
BOK:
Ken jij je moeder?
Jacques:
Ja, ik heb haar een paar keer gezien. Vroeger in de grote vakantie kwam ze al eens naar
hier, maar voor de rest van het jaar zag ik haar niet.
BOK:
Heb jij je handicap aanvaard?
Jacques:
Oh, ja! Ik ben eigenlijk gelukkig met mijn handicap... Ik kan gaan en staan waar ik wil,
in feite: ik heb nog twee goede benen. Terwijl sommige mensen aan een rolstoel
vastgekluisterd zitten of geen verstand hebben, om het zo maar te zeggen... Nee, dan zijn
wij nog heel gelukkig! Dick en ik, wij vinden ons gewoon normaal... Dat is wat anders voor
mensen die door een ongeval hun armen of hun benen verliezen. Voor hen zal dat natuurlijk
heel zwaar zijn en moeilijk te aanvaarden. Maar voor ons niet.
Juffrouw Pardon
BOK:
Ben je dan nooit opstandig geweest? Ook niet in je puberteit?
Jacques:
Nee... Allez, van bij mijn geboorte, zeg maar, ben ik hier grootgebracht. Ik heb hier een
goede jeugd gehad. Eerst lagen we op een zaal met andere kinderen, maar omdat wij
intelligent bleken heeft juffrouw Pardon (de stichtster van het Medisch Pediatrisch
Instituut Delacroix, nvdr) ons er weggehaald. We mochten al eens TV komen kijken bij haar,
hier, op dit appartement. Maar dan kwam de verpleegster van de zaal ons nog wel halen en
dan moesten wij terug naar onze box. Maar we mochten langer en langer blijven en op den
duur heeft juffrouw Pardon ons gewoon bij haar laten wonen. Toen kregen we een kamer op
dit appartement. Zo is dat gegaan.
BOK:
Jullie hebben dus veel aan juffrouw Pardon te danken!
Jacques:
Ja, heel veel. Het was onze tweede moeder. Wij noemden haar ook zo: moeder, of ma... Ze is
87 jaar geworden en tot haar laatste ogenblikken bij ons geweest. Het was een heel moedige
vrouw. Ja... Maar wij hebben ook veel te danken aan de andere mensen die voor ons gezorgd
hebben. En aan hen die ons nu helpen...
t College
BOK:
Jullie zijn ook gewoon naar school kunnen gaan.
Jacques:
Ja, daar had juffrouw Pardon ook voor gezorgd. Wij zijn naar de lagere school van het
college gegaan. In het eerste leerjaar bij meester Steels. Dat was onze eerste leraar. We
waren er direct aanvaard. Eerst had men geprobeerd om ons met de voeten te leren
schrijven, en dat ging! Ik kan dat trouwens nog. Maar we hebben dan toch gekozen voor de
mond. Dat was gemakkelijker... Als je met je voeten schrijft moet je altijd eerst je
schoenen uitdoen en zo. Vandaar toch liever met de mond. En dat ging heel goed. Later ook
bij meester Thomas, en meester Kinnaer, en meester Timmermans... Wij werden er heel goed
opgevangen. In het groot college trouwens ook. Daar waren goede leraars: mijnheer
Boogaerts, mijnheer Deboes, ... Ik ging graag naar school. Tot de vierde ben ik naar het
college gegaan en dan ben ik tekenen en schilderen beginnen volgen in de Academie. Dick
heeft de humaniora beëindigd. Die was wat verstandiger dan ik, maar ja... Mij
interesseerde meer wat ik nu doe. Ik heb mij altijd meer geïnteresseerd voor technische
dingen, voor apparatuur en zo. Dick zal nooit de video programmeren, dat moet ik doen.
Chauffeur
BOK:
Jij en Dick zijn altijd dikke vrienden geweest?
Jacques:
Ja! Van kleinsaf: dikke vrienden! Wij zijn als twee broers voor elkaar.
BOK:
Jij kan autorijden ook!
Jacques:
Ja. Ik heb mensen gezocht die mij wilden helpen. Die vond ik bij C.A.R.A. in Brussel.
C.A.R.A. is een firma die mensen met een verlamming of met een handicap trachten te
helpen. Daar moest ik testen afleggen en ik ontmoette er iemand die les gaf in de
rijschool van de VTB/VAB in de Donystraat. Die zei: "Als ge wilt kunt ge bij mij les
volgen". En dat heb ik gedaan: een week lang elke avond theorieles gaan volgen. Ik
was van de eerste keer geslaagd in mijn theorie-examen, in Haasrode. Daarna heb ik
praktijk gevolgd in Lubbeek bij een hele goede leraar: Hubert Cleynen. Gelukkig was ik nog
juist op tijd want ze wilden de speciale lesauto wegdoen omdat ze geen kandidaten meer
hadden met een handicap zoals ik.
BOK:
Hoe slaag je erin om zonder handen toch een wagen te besturen?
Jacques:
Dat is voet- en kniewerk, he. Sturen doe ik met mijn linkervoet. Die zit dan vast in een
speciale pedaal waarmee ik draaien kan. De richtingaanwijzers kan ik bedienen met een
speciale kniehandel, er zijn knoppen die ik met mijn rechtervoet bedien: in achteruit
zetten bv. en de ruitenwissers bedienen. Jaja, dat is knap in elkaar gestoken! Ik heb er
wel lang moeten op wachten: negen maanden! Want ik zeg soms nog tegen vrouwen: ik weet wat
het is, negen maanden wachten! (lacht)
BOK:
En dat is veilig rijden?!
Jacques:
Heel, heel veilig! Dat is heel veilig gemaakt... Ik kan zo goed en zo nauwkeurig sturen
als jij!
Jacques wou dadelijk een demonstratie geven en inderdaad: zonder schijnbare moeite
startte hij, deed manoeuvres in achteruit en parkeerde tussen twee palen tot op de
centimeter.
Jacques troonde ons dan mee naar het kleine atelier dat hij in het Instituut Delacroix
kreeg toegewezen. Alles is er netjes op zijn plaats! We zagen zijn laatste
pasteltekeningen, twee grote en bijzonder geslaagde kinderportretten en de illustraties
voor "Sprookjes van het Hageland en Haspengouw" (een boek bewerkt door Ilse
Depré). ROB-kijkers zullen zich herinneren dat Jacques met dit werk op televisie kwam en
live demonstreerde hoe zijn pentekeningen ontstaan.
Over de kunstwerken van Jacques willen we kort zijn: kunstwerken moeten voor zichzelf
spreken en lezers, die Jacques nu wat beter leerden kennen, zullen ongetwijfeld graag de
volgende Villeneuve-tentoonstellingen bezoeken. Onze dorpsgenoot Herman Vanclooster, zelf
ook geen onaardig schilder, schreef in het Nieuwsblad van 26/11/95:
"Een stevige, bijna architecturale compositie draagt de meeste
van zijn werken en met een origineel, koppig, maar warm palet dat hij in de loop der jaren
distilleerde, vangt hij licht of tegenlicht op zijn naakten. Anatomisch beheerst hij elke
houding van het lichaam. De soms banale attributen die hij als decor gebruikt, zijn
liefdevol bij elkaar geschilderd en zorgen voor compositorisch evenwicht. Soms groeit het
decor zelf uit tot een boeiend zelfstandig stilleven. Het geheel drijft telkens op de
delikate kleuren, waarmee hij de achtergrond opvult. Speels verraadt hij zijn handicap op
een van de werken waar hij in spiegelbeeld, aan de schildersezel - het penseel in de mond
- naar model schildert. Het terechte geloof in zichzelf, de obsessie om de perfectie te
bereiken, zijn onmetelijke moed, de steun van vrienden en mensen uit zijn omgeving en zijn
dagelijkse trip naar de Leuvense academie tilden Jaak Villeneuve op deze hoogte."
|