Doorke Vanwinckel

van een ras waar het Hageland trots op is!

bokkensp.gif (2884 bytes)

vanwinck.jpg (11932 bytes)

Een zondagavond in mei. De zon neigt zacht ter kimme. BOK is te gast bij Isidoor Vanwinckel, een Hagelander in hart en nieren, het type "noeste, Vlaamse werker" waar Stijn Streuvels, Cyriel Buysse, Louis-Paul Boon, Piet Van Aken… boeken over schreven. Ja, die "helden van den arbeid" zijn niet alleen in West-Vlaamse polders of op vlasvelden aan de Leie of in Rusland te vinden, maar ook bij ons! Alleen, wij schrijven er geen boeken over. Wij weten wel wat sommige, vaak oudere mensen ooit moeten doen hebben om te overleven in onze arme streek… Maar wij maken er geen drukte over. Wij protesteren nauwelijks als het Hageland nog maar eens door politici en economische plannenmakers vergeten wordt, als onze jonge gezinnen verhuizen omdat ze elders korter bij hun werk wonen, als pendelarbeid hier het lot is van de werkende mens. Doorke heeft het allemaal aan den lijve ondervonden. Als kind moest hij al hard werken en dat is hij blijven doen: manden vlechten, akkeren, bietencampagnes doen, kassei leggen, grachten kuisen, pendelen naar Brussel, ijzer vlechten, metselen, … om met zijn gezin van 12 kinderen te overleven. Doorke maakte er inderdaad nooit drukte over, maar wat heeft die man gewerkt! Zoals hij daar zit in de avondzon, in een huis dat nog gebakken is met klei van eigen bodem, tussen glooiende velden groen van graan, lijkt hij rechtstreeks uit een Vlaamse roman te zijn gestapt. Hij is mooi: zijn gezicht is getaand en kou en harde wind hebben er groeven in getrokken…

Jeugdjaren

BOK:
Is Isidoor geboren en getogen in Bunsbeek?

Door:
Ik ben in Wever geboren, in 1918. Mijn vader was er mandenmaker. Maar hij werkte ook veel bij boeren.

BOK:
Van manden maken kon men niet leven?

Door:
Neen, dat was meer winterwerk. Hij deed veel loonwerk: bieten kappen, oogsten afpikken en zo… Weet ge dat hij één frank per dag kreeg om een schuur te dorsen?! En dan durfde de boer waar hij bij werkte bij de koffiepauze nog zeggen: "Terwijl ge nu toch rust kunt ge dat ijsgat nog klieven…"

BOK: Wat herinnert ge u zoal van uw kindertijd?

Door:
Niet veel! De school was er nog niet... 't Is te zeggen; er stond een "barak" rechts van de weg naar Binkom , kort aan de zandkuil, en daar hadden zusters een klas voor de eerste leerjaren. Een kleuterschool was er natuurlijk niet. Toen ik 10 jaar was moesten we naar de gemeenteschool op de berg tussen Attenrode en Wever, bij meester Sciot.

BOK:
Wat herinnert ge u van voor uw schooltijd?

Door:
Ik weet nog dat mijn vader zaliger in huis aan 't manden maken was en wij waren nog klein en wij moesten onder de stoof op een bankske gaan zitten om tussen de wissen niet te lopen. Mijn vader deed zowat vanalles... Hij moest in Wever "haar snijden" en baarden scheren. Dan moesten wij "lichten": met een >petroleumlamp mee rondgaan - rond de koppen - terwijl mijn vader knipte.

BOK:
Er was nog geen elektriciteit in Wever?

Door:
Nee, nergens! Mijn vader kon vele stielen en dat was maar goed ook, want er waren 12 kinderen: vijf jongens en zeven meisjes. Ik was de derde jongste. Met twee andere broers werd ik opgeleerd om manden te vlechten. Onze Felix is pastoor geworden - die is nu in Kersbeek - en ons Julia is nonneke geworden.

BOK:
Er moest dus van jongsaf gewerkt worden...

Door:
Jaja. Toen we nog heel klein waren moesten we de aren oprapen van de velden waar de boeren aan het oogsten waren. Andere kinderen joegen ze er dikwijls af... omdat die al eens aren uit de schoven dierven trekken! Maar ons betrouwden ze. Wat op de grond lag mochten we meenemen, en dat werd thuis met de vleugel gedorst.
Na 't school moesten we de patattenvoren in om vuil uit te trekken voor de koeien. Dat was toen zo: er ging niks verloren! We moesten "dennetoppen" gaan rapen in 't bos om de stoof aan te maken en hout gaan halen. Wij woonden vlak aan een bos in de Luissestraat.
Toen ik 14 jaar was is ons huis er afgebrand...

Brand

BOK: Uw huis afgebrand?!

Door:
Helemaal! En alle beesten dood: twee koeien, een volle vaars en een vet kalf... Die zijn erin gebleven...
Ja, hoe was 't gekomen?! Ze denken met wissen, boven op zolder...
Mijn oudste broer was daar gaan manden vlechten. Een werkhuis hadden we niet - dat was altijd in huis te doen! Maar wij werden groter, en dat ging niet meer. En zo waren we de zolder opgetrokken. Daar was een schouw, dus we konden er een kachel zetten. En waarschijnlijk zijn de wissen die tegen die schouw stonden in brand geraakt.

BOK:
Was dat in de dag gebeurd?

Door:
Het was rond 11 uur, 's nachts... Mijn jongste broer lag met "fleuris" bij moeder op de kamer, en zij werd wakker door het geflikker van het licht op de bomen van het bos. Zij dacht dat het donderde, maar dat waren de pannen die door het dak vielen! En toen was er rook... Mijn moeder is dan beginnen roepen en wij allemaal "met ons vliegend vaan" de straat op! Er was geen blussen aan - er was toen ook geen brandweer... Maar wat hebben we geluk gehad dat er niemand is in gebleven! Mijn zuster is nog de trap afgekomen na mij, en het vuur viel al voor ons op de trap. Zij had een deken omgeslagen en die brandde! Wij waren alles kwijt... alles... We liepen direct naar de stal maar we kregen de deur niet open. Die volle vaars had zich losgetrokken, en die lag aan de binnenkant tegen de deur. Zoiets vergeet ge niet licht...

BOK:
En er waren twaalf kinderen! En die stonden daar dan, 's nachts, op straat...

Door:
Jazeker. Met drieën zijn we dan naar mijn getrouwde zuster gelopen - die woonde op een boerderij richting Binkom... Een tijd hebben we in de gemeenteschool op de berg mogen slapen, en dan kregen we de barak die vroeger nog als school had dienst gedaan.

BOK:
Is het huis later heropgebouwd?

Door:
Luister. Dat was een huis dat we huurden van de baron van Attenrode. Alleen de muren stonden nog recht en die heeft de baron ons cadeau gedaan. De grond waar het opstond hebben we moeten kopen... Wij hebben het onder ons heropgebouwd. Nu woont onze André er in.

Mandenvlechter

Door:
Toen ik veertien jaar was moest ik niet meer naar school en ik ben bij mijn zuster blijven wonen. Ik werkte mee op de boerderij. Maar na een jaar moest ik "in de stiel" komen. Mijn broers, die al echte mandenvlechters geworden waren, kregen zoveel bestellingen voor kalvermanden van de boeren dat ze het werk niet gedaan kregen.

BOK:
Dat mandenvlechten was dus een klein familiebedrijf geworden? Waar kwamen de wissen vandaan?

Door:
Die gingen we snijden langs grachtkanten en zo. En we kochten er van de handelaar: dikke bussels in alle maten. Later heb ik zelf een bos wissen geplant tegen de Velpe! Dat waren goei! Echt! Daar kon ik de hele winter aan snijden.

BOK:
Hoeveel manden kan men op één dag vlechten?

Door:
In 't begin nog niet zoveel! Op den duur maakte ik er wel tien per dag! Als ik niets anders moest doen, hè, en dan moesten ze niet afkomen en vragen: "Komt dit of dat ne keer doen!" want dan waart ge "uwe kadans kwijt"... En dat was van 's morgens halfacht tot 's avonds halfacht. Op een dag heb ik er eens 25 opgevlochten. d.w.z. de bodems waren al gemaakt, de staanders die erin moesten waren scherp: ik kon direct beginnen "kippelen". Vijfentwintig!

BOK:
Zou dat nu nog gaan?

Door:
Neen! Mijn vingers zijn niet meer "hard", hè. Als ik nu een mand wil maken dan heb ik veel moeite om die op een dag af te krijgen! En dan moet ik 's anderendaags niet opnieuw beginnen, want dan doen mijn vingers zo'n pijn dat ik niet meer kan. Hier en hier (Door wijst) zijn die dan allemaal "gepletterd''. De wissen schuiven hier altijd zo door, en daar zijn "tepkes" aan - dat krabt! Natuurlijk, als ge dat veel doet worden uw vingers hard. Dan komt er eelt aan, zoals op uw "vessem"! En dan moet ge 's morgens toch nog heel voorzichtig beginnen, omdat uw vingers zo'n pijn deden. Maar eens ge goed "in gang" zijt gaat die pijn weg.

BOK:
Werden er alleen manden gemaakt? Grote manden van 25 kg?

Door:
Manden, ja. Maar ook duivenkorven, hanenkorven, kalvermanden,...

BOK:
Kalvermanden?

Door:
Kent ge dat niet? Dat deden ze de kalveren aan - achter hun oren, rond hun snuit - zodat ze geen stro konden eten. Dat waren vetkalveren: die mochten alleen melk drinken. Kalvermanden! Maar ja, nu ziet ge dat niet meer, hè...

BOK:
Was manden maken een prettig werk?

Door:
Ik deed dat graag. Mijn broer die zong altijd... Dat was heel plezant!

BOK:
Wie waren uw klanten?

Door:
Wij werkten voor de winkels. Per mand kregen we 4,5 fr. en voor een kalvermand 0,75 fr... Wij hebben een paar jaren zelf met een camion rondgereden - de grote boeren af in Vissenaken en hier "in den environ" - maar dat lukte toch niet...

Ik was dan getrouwd en dan heb ik hier in dit huis een paar jaren boerderij gedaan. Dat was in de oorlog. Er waren al verscheidene kinderen en als zelfstandige kreeg ik bijna geen kindergeld. Dan ben ik gaan werken... Met Steenwegkermis hier kwamen ze volk vragen om in Hoegaarden de campagne te helpen doen van de bieten. Dat heb ik dan gedaan, en dan kon ik "doppen gaan" - de winter voort "uitgedopt", en daarna ben ik "aan de gemeente" begonnen...

Oorlog

BOK:
Waart ge al getrouwd toen de oorlog uitbrak?

Door:
Neen. Ik was soldaat van de klas '38, maar ik was een jaar uitgesteld. Ik was 6 weken binnen toen de mobilisatie uitbrak. Ik lag in Goetsenhoven met nog andere jongens uit de streek: Felix Vangoidsenoven, Fee Laermans,... Met onze eenheid zijn wij naar Frankrijk getrokken tot in het onbezette gebied kort bij Lourdes. Met halfoogst was ik terug in Wever. We waren ontwapend en konden terugkomen met camions van 't suikerfabriek die hun werkvolk kwamen halen. Maar het heeft niet veel gescheeld of wij zaten in Engeland! Er was groot dispuut tussen de officieren om al dan niet naar Engeland te gaan, maar toen de beslissing viel was het al te laat: we konden er niet meer door. Eigenlijk een geluk, want ik was veel liever thuis!

BOK:
Zijt ge de oorlog goed doorgekomen?

Door:
Jawel. Ik heb mij altijd afzijdig gehouden. De "witten" hebben mij wel eens gevraagd om bij hen te komen maar ik heb dat afgewimpeld. Ik heb wel een paar keer geluk gehad... Met onze terugtrekkende eenheid bewaakten wij het vliegveld van Aalter. Ik was net buiten toen ik Duitse vliegtuigen zag aankomen: die kwamen ons bombarderen! Ik dook onder een zware plank toen de bommen vielen: even later regende het al dakpannen boven mijn hoofd! Ge weet, als ze bommen lossen vallen die een na een in dezelfde baan... De laatste bom van de reeks viel amper 20 m. van mij: als die vliegenier er eentje meer gelost had was die recht op mij gevallen - dan was ik zeker dood! En nog eens! Toen de Duitsers terugtrokken was ik hier achter 't bos aan 't klaver maaien, en de Duitsers schoten van op de Steenweg door het bos omdat ze dachten dat er "witten" inzaten. Ik ben gaan lopen tot aan het huis waar nu Luc Cloots woont, en daar sloegen zoveel kogels in dat de kalk van de muren viel!

BOK:
Gij moest niet onderduiken?

Door:
Nee. In '42 was ik getrouwd en dankzij Leoke Vanautgaerden was ik vrij. Ik stond hier alleen voor de boerderij en Leo was burgemeester. Die had mij een bewijs gemaakt en daarom lieten ze mij gerust. Ik had er wel zelf ene "in 't versteek"! Ik had hier een gat gemaakt in 't plafond. Dat was van hout. Langs dat gat konden we ons optrekken - van op het bed - tot op de zolder en die stak vol stro... De planken van 't plafond legden we dan terug: niemand kon dat zien.

BOK:
Was de persoon die ge verstopte iemand van Bunsbeek?

Door:
Gerard Devos, jaja! En de vader zat vast omdat ze zijn zoon niet konden krijgen. En toch hadden ze hem ne keer! We stonden hier aan ons huis en de Duitsers kwamen rond de hoek. We gingen lopen - als we dat niet gedaan hadden hadden de Duitsers misschien niks gezegd... Maar we gingen lopen: ik door de haag - die jongen plat achter een boom die zo wat op een verhoog stond. Maar de Duitsers hadden hem gezien en ze begonnen te schieten! Hij is nog over een betonnen muur gesprongen maar ze pakten hem. Hij zei dat hij nog student was en gaan lopen was van de schrik en dat ze maar op hun lijst moesten kijken want dat hij daar toch niet opstond. En ze losten hem! Hij kreeg een stamp en een klets in zijn gezicht en ze losten hem, terwijl zijn vader voor hem in de gevangenis zat!

BOK:
U hadden ze niet?

Door:
Neen! Maar ik wist niet wat er gebeurd was! Er was geschoten! Ik dacht: "Thuis kunnen er doden zijn! Mijn vrouw, of één van de kinderen..."

Mandenvlechter wordt metselaar

BOK:
Een onbescheiden vraag misschien: hoe hebt ge uw vrouw leren kennen?

Door:
Hier op steenwegkermis! Met zo'n twintig man kwamen wij in die tijd in Wever in een café bijeen, en dan trokken we te voet naar de kermissen in de streek! Naar Bunsbeek, Glabbeek, Vissenaken, Binkom,... Hoeleden een paar keren.

Toen we trouwden zijn wij hier, in de ouderlijke boerderij van mijn vrouw, komen inwonen. Mijn schoonvader was invalide, en zo heb ik een aantal jaren de boerderij gedaan. Ik bleef manden maken ook, vooral in de winter. Maar het was hard werken en de verdiensten waren er niet naar, vooral omdat er veel kinderen kwamen en ik bijna geen kindergeld trok.
In '47 ben ik beginnen werken gaan. Eerst een week of zes campagne in Hoegaarden, vanaf '48 aan de gemeente: kasseien, grachten openmaken,...
En dan ben ik thuisarbeider geworden als mandenvlechter. Maar toen is de plastiek beginnen opkomen: er werden minder en minder wissen manden gevraagd, en de baas waarvoor ik als thuisarbeider werkte dankte mij af.
Ik moest toen iets anders zoeken en kon beginnen in een betonfabriekske in Ezemaal. Maar daar ben ik mijn been overgevallen. Ik heb een jaar thuisgezeten.
Toen ben ik in Leuven de metsersschool gaan volgen - zes maanden geloof ik. Ik kon direct aan het werk bij Amelinckx in Brussel.

BOK:
Amelinckx... Dat betekende: appartementsgebouwen maken!

Door:
Ja, appartementsgebouwen. In 't begin had ik wel schrik als we te hoog zaten. Al op de tweede verdieping kroop ik op mijn knieën voorbij de openingen waar de vensters waren... maar na een uur of twee viel dat van mij af, en op 't einde van de dag was ik boven de schouw aan 't metsen!

Ik moet zeggen: ik was zeker zo graag metser als mandenvlechter. Als mandenvlechter zit ge alleen in een kamerke; als metser zijt ge veel in open lucht en met een hoop bijeen. Het was soms ambetant ook: ge moest in de regen werken en in de kou. Ik heb ooit moeten metsen bij 8 graden onder nul en in de sneeuw, dat mijn handen stijf bevroren waren. Ik had nochtans niet licht kou. Ik heb ooit het ijzer moeten vlechten omdat de ijzervlechters lopen gingen van de kou, en ik kon voortdoen... zelfs zonder wanten.

Amelinckx heeft aan mij goed verdiend, denk ik. De firma maakte reclame op grote panelen langs de weg. Toen ik er begon stond erop: "Amelinckx: 4 miljoen eigen reserves!" - toen ik er wegging, 3,5 jaar later: "Amelinckx: 45 miljoen eigen reserves!" Ge moet niet vragen wat ik voor die man verdiend heb... En toen ik er weg was ging hij failliet! (lacht luid) Ge ziet, ze hadden Doorke nodig!

BOK:
Kwam Amelinckx u in Bunsbeek halen met een busje?

Door:
Neen! Ik ging met de lijnbus van hier naar Tienen - de bus van tien voor zes , dan met de trein naar Schaarbeek, dan met de tram naar de werf.

Maar na drie jaar was ik het moe van zo ver te gaan. Er was in die tijd veel werk en ik kon overal beginnen. Zo ben ik voor Vanonkelen en Rik Vandermeulen gaan metsen en nog later voor Jef Bruyninckx. Op 60 jaar ben ik met pensioen gegaan en met de duiven beginnen spelen. En met de kaarten - 's woensdags, in 't Parochiecentrum.

BOK:
En gaat het een beetje? Kunt ge u verdedigen?

Door:
Jaja. Zie maar ne keer (toont reeks bekers en trofeeën): allemaal gewonnen met de duiven! Ik ben pas beginnen spelen als ik gepensioneerd was. Jef, mijne zoon, had gezegd dat ik met de duiven moest gaan spelen. Van hem heb ik mijn eerste duiven gekregen.

BOK:
Wie is de beste" gij of Jef?

Door:
Ik! Ik ben hem altijd voor! (lacht luid! Jef zit in de buurt!)

Jef:
Jaja, dat is waar! Mijne pa is in Tienen - in zo'n grote bond - twee jaar na elkaar Algemeen Kampioen geworden! Dat kunnen er niet te veel zeggen!

En dan gaat het gesprek over de duiven: de "asduiven" of beste jaarduiven, de fiets die Doorke in '81 won voor zijn echtgenote, de horloges, de prijzen voor het B-hok en de tegenslag dat zijn beste duif een schrik gepakt heeft en niet meer wil binnenkomen. "Ze blijft wel twee of drie minuten zitten!"

Ook wij bleven een hele tijd bij Doorke zitten, vol stille bewondering voor hemzelf, voor zijn mooi, groot gezin en voor het werk van zijn handen. Laat ze d'er zo nog maar veel maken, zoals die van Vanwinckel, van dat ras waar het Hageland trots op is!

 

BOK V.1, mei 1991
© kvr          (naar index)