Marcel "Boerre" Vanoeveren

eerst marinier, nu Bunsbeeks stille kracht

bokkensp.gif (2884 bytes)

boerre.jpg (13817 bytes)

Ja, natuurlijk, iedereen kent "Boerre" Vanoeveren, want Boerre kom je tegen in de garage, op straat, in een café of anders op het voetbalplein. Het is de man die zozeer met het beeld van Bunsbeek verbonden is, zo vanzelfsprekend is zijn belangeloze arbeid en zijn aanwezigheid in het dorp, dat niemand ooit schijnt stil te staan bij al het mooie dat hij realiseert. Boerre praalt niet of pocht niet, hij werkt niet om in de belangstelling te staan. En toch is hij de man aan wie de voetbalvereniging b.v. heel veel te danken heeft, de man die meer dan eender wie leeft op de hartenklop van het dorp, Bunsbeeks hartelijkste volksmens!

Boerre werd in 1928 in de Vlaasstraat geboren als vijfde kind (de eerstgeboren zoon) in een familie met zeven kinderen. Vader ging met paard en kar bij de boeren melk ophalen om ze - huis aan huis - te gaan verkopen in Tienen. Kleine Marcel moest als jong manneke al om zes uur uit bed! Vader was fier op zijn paard en erg gesteld op netheid: elke dag moesten de paardenhoeven en het paardengetuig opgeblonken worden vooraleer hij op ronde ging en elke dag werd de paardenstal geschuurd. Per fiets moesten de kinderen melkkruiken gaan halen bij boeren waar de kar niet kon komen (in Vissenaken o.a.) en dat alles voor ze naar school gingen! Als veertienjarige ging Boerre mee de oogst doen en de bietencampagne in "de Walen", in het land aan de Samber. Vandaar begint zijn verhaal...

Zwarte sneeuw

Boerre:
Jongen, dat was hard werken! Zeven hectaren bieten bewerken met twee mensen, Jef Sciot en ik! Het uitdunnen alleen duurde dertien weken, dertien weken dat ik van 's morgens tot 's avonds op mijn knieën bietekes zat uit te plukken! En 't was oorlog! Wij werkten in Fleurus, in de mijnstreek rond Tamines. We sliepen in een paardenstal of op een hooizolder waar de ratten zo over uw lijf liepen! Vlakbij was een terril en een Duits munitiedepot met  "pinnekesdraad" rond. Op een dag kwamen de Engelsen het depot bombarderen, op klaarlichte dag, terwijl wij in het veld vlak ernaast stonden te werken! Een bom viel op een terril! We zagen ze komen en ontploffen in die zwarte hoop! Heel ons veld onder het zwarte stof! Ge moet niet vragen hoe we er 's avonds uitzagen als we een hele dag door het koolstof hadden gekropen...

BOK:
Ge hebt dus "zwarte sneeuw" gezien?

Boerre:

Dat moogt ge zeggen, ja! We zijn eens moeten gaan lopen ook. Weerstanders kwamen 's nachts de brug over de Samber opblazen, en die lag zo een honderd meter van waar wij sliepen. Ze schoten de Duitse schildwacht dood en dynamiteerden de brug! Wij zijn natuurlijk dadelijk met onze fietsen gevlucht want spoedig kwamen de Duitsers een grote razzia doen. Ze hebben toen veel mensen opgepakt... Het maakte allemaal toch wel veel indruk op mij. Ik was ocharme veertien jaar. En ik heb nog bommen zien vallen, hoor! Dat het stof op ons kar viel! Toen werkte ik in de wasserij op de Grote Markt in Tienen, in '44. Ik moest met een stootkar de propere was naar de strijksters doen in de Viandra en toen viel een vlieger met bommen en al neer waar nu het voetbalplein van Verbiest is, achter het Gasthuis, juist toen ik er met mijn stootkar voorbij kwam! Toen heb ik geluk gehad...

Parijs

BOK:
Een wasserij op de Grote Markt van Tienen?

Boerre:

Ja, de "Antwerpsche Stoomwasserij". Die was naast Leyssens, waar nu wijnhandel Goossens is. De eigenaar heeft zich daar in de oorlog rijk gemaakt met het wassen van Duitse uniformen. Die kwamen met pakken binnen en die werden in benzine gewassen, benzine die terug gekuist werd voor hergebruik. De eigenaar van de wasserij was een Fransman en daar ben ik eens mee naar Parijs geweest toen ik 18 jaar werd. Hoho! In de Folies Bergères... Een scène vol grote bloemen en ineens kwamen er allemaal blote "vraalie" uit! Daar ben ik toen René Francen tegengekomen en Julien Reekmans! Twee mensen van Bunsbeek die ge in Parijs tegen het lijf loopt! Straf, he! Op 't einde van de maand was 't echter minder plezant... "Ah", zei de patron, "we zijn met z'n drieën naar Parijs geweest, ik en mijn vrouw en gij - gedeeld door drie!" Maar daar was mijn moe niet mee content, he! Ik had dat met veel minder kunnen doen! Die grote restaurants... Want dat was een speciaal koppel, hoor! Die gingen naar Parijs om "iets speciaals" te zien, op Montmartre door een sleutelgat en zo... Maar dat kostte geld natuurlijk. "Gedeeld door drie!" zei hij, en ik dacht dat het gratis was...

BOK:
Dat was zo op voorhand niet afgesproken?

Boerre:
Ah nee, want dan was ik niet meegegaan! En ik moest die champagne ook niet hebben in die dure restaurants... En ik had van madame ook maar "effekes" door het sleutelgat mogen "letten"...

Marinier

BOK:
Dan zijt ge zeker niet lang meer in die wasserij blijven werken?

Boerre:
Nee, in '47 ben ik bij de marine gegaan, als vrijwilliger. De marine hing toen nog af van het Ministerie van Verkeerswezen, maar terwijl ik erbij was werd dat veranderd, ging dat naar Landsverdediging. In 't begin van de oorlog waren Belgische vissers naar Engeland gevlucht en toen ze terugkwamen waren het allemaal officieren en onderofficieren van de Zeemacht. Toen ik bij de marine kwam hadden ze vier schepen en 400 matrozen.

BOK:
Gij waart zeker de allereerste Bunsbeekse matroos?

Boerre:

Zeker en vast, en heel lang de enige! (Ludo Mathues was waarschijnlijk de volgende Bunsbekenaar die bij de marine heeft gediend, nvdr.) 't Is zo dat ik mijn vrouw vast gekregen heb, he! Zij moest een matroosje hebben en zo is ze me achterna gelopen,voor mijn "kostummeke"... (lacht plagend naar Gusta).

Maar de eerste dag - ik was nog in burger - vloog ik bij de marine al "de bak in"! Ze hadden mijn bed gepikt. De ene pikte daar het bed van de andere en ik was een bed gaan bijhalen en met dat bed tegen de deur... "Hier gaat dat zo!" zie d'r ene, en ik vloog tot 's anderendaags de doos in! Ik dacht: "Dat begint hier goed!"

Nee, ik heb achteraf spijt gehad dat ik getekend had voor drie jaar. Ik ben trouwens weggegaan na 18 maanden. Ik had de pech dat ik niet op een destroyer of een mijnenveger terechtkwam: die gingen naar Engeland, Zweden, Denemarken - dikwijls aan wal dus. Maar ik moest met de Meteor naar de Golf van Biskaje en we zagen vijfendertig dagen geen land meer! Wij lagen daar voor de weersvoorspellers, voor die mannen van Ukkel. Ons schip heette eigenlijk "Luitenant-ter-zee Victor Biljet" naar de Belgische oorlogsheld die bij de landing in Normandië sneuvelde. Het schip was 105 m. lang en er waren zo'n 150 matrozen aan boord.

BOK:
Moest ge hard werken op zo'n oorlogsschip?

Boerre:
Zeker en vast! Hard werken! De ene dag 16 uur en de volgende dag 12 uur. Ik stond in de machinekamer om de puttekes altijd vol olie te doen en aan de machine om van zeewater drinkwater te maken. Daar moest ge uw oogskes openhouden! Want als de wijzer in 't rood kwam waren er twintigduizend liter water "naar den tip". Dan vloogt ge onverbiddelijk de doos in! En dan moest ge die ketel kuisen, dan moest ge erin om bij 60, 70 °C het zout van de leidingen te kappen... De beenhouwer heb ik er weten doodblijven. Hij ging met een kwartier vlees op de schouder en een mes in de hand de trap op, hij ritste uit en viel op zijn eigen mes:dood! Die zijn ze komen halen met een watervliegtuig.

BOK:
Gij hebt nooit een andere haven aangedaan, in Spanje of zo?

Boerre:
Nee, ik heb tegenslag gehad. Bijna was ik mee naar Amerika gevaren, maar toen lag ik juist in 't militair hospitaal. Het was Nieuwjaar: ik mocht niet buiten en ik was toch buiten gegaan. Ik kom bij die mannen en die waren allemaal zat en ik niet. Ik ging een winkel binnen, kocht een flesje rum en dronk het leeg. Maar ik sloeg helemaal uit: ik stond vol "broebbels" - een bloedvergiftiging! Dat heb ik mijn leven lang beklaagd want zo heb ik Amerika gemist.

BOK:
Uw schip was een echte oorlogsbodem, met kanonnen op en alles?

Boerre:
Jaja! Maar ik ben maar één keer gaan schieten, in Lombardsijde, als kanonnier. Wij waren nogal kanonniers, zulle: witte mutsen op, witte wanten, ... Nee, ze riskeerden met ons nogal iets. Wij moesten met een kanon op een ballon schieten die achter een vliegtuig werd meegesleept en wij hadden nog nooit een kanon gezien! Die ballon hing wel zo'n vijftig meter achter dat vliegtuig, maar dat was toch "geriskeerd"; ik ging zeker met dat vliegtuig niet mee!

Komedie

BOK:
Goed, de marine was geen echte meevaller. Terug in Bunsbeek was het plezanter?

Boerre:
Dat wil ik geloven! Ik ging naar de repetities van de "komedie" in zaal De Ton en ik speelde ook wat muziek in de fanfare. Ik was wel maar "stoortrekker" van 't toneel en een echte muzikant was ik ook niet, maar ik blies toch mee! Pas op - ze speelden hier operettes, zulle! "Het Hollands Wijfje", "In 't Witte Paard", "De Zwarte Ezel", "De Zwansbaron", grote stukken! Ik speelde gewoonlijk in de figuratie: een beetje "sjampetter", ne keer opkomen met een handdoek op uw arm, de scène veranderen half-time, de "stoor" trekken... Ne keer zijn we er eens doorgevallen maar niemand merkte het! Nieke Bollen en ik moesten opkomen en we hadden het één voor 't ander gezegd. Hetgeen ik moest zeggen had Nieke gezegd maar ik zei bots wat Nieke moest zeggen! Ik zag de souffleur met zijn hoofd bijna door het dak vliegen! Die dacht dat we er gingen doorvallen, maar we gingen voort, mijne jong! Onwetend, van stommigheid voortgedaan, he... en 't kwam nog in orde!

BOK:
Werd er "gemengd" toneel gespeeld?

Boerre:
Jaja, dat was in de "blauwe" zaal, he! Mijne lieve man, daar heb ik nog een scène meegemaakt... Luister, ik was in de fleur van mijn leven, he! Tijdens het stuk, als ge moest opkomen, dan moest ge door de kelder waar de "vraalie van de baletten" zich aan het omkleden waren. En Sus van Guuke komt ook aan met een dienblad koffie en enkele pinten bier en hij ziet ineens die "vraalie" in hunne blote staan en ... patat! Alles de grond op! Van 't verschieten liet Sus alles vallen waar hij stond! Och, dat was toch een plezante tijd... Met de kermis vertrokken we 's zondags aan de kerk, de "blauw" en de "geel" en dan speelden de twee fanfares langs elkaar door om de andere van slag te brengen. Pas op, dan moest ge op uw tippen staan he of ze bliezen u eruit! De grosse-caisse, die kon er u inhouden, maar als ge dan geen goede grosse-caisse hadt... Want in allebei de fanfares zaten er goede muzikanten, hoor! Hier de Bruyninckxen, zes extra muzikanten die allemaal een ander instrument speelden - een halve fanfare op zich - en daar die van Thijs, de Pierlets dus. Mannen zoals de ouwe Vranckx en Francen en die van de Ruekenbos, die kwamen achterna en die betaalden de tournees in de cafés. Dat waren zogezegd de grote mannen van de partij: wij moesten niets opdoen. En 's maandags gingen we naar Stok de cafés doen. Toen waren er elf cafés in Stok!

BOK:
En rond die tijd zijt ge in de bouw beginnen werken?

Boerre:
Ja. Eerst bij "Smet Vanoeveren". Daar ben ik altijd "metserdiender" geweest. Later, bij "Louis van Jakke" (Louis Andries, nvdr.) ben ik zelf beginnen metselen. Toen Louis stopte als aannemer ben ik bij Vanherberghen uit Neerlinter begonnen tot die failliet ging... Ik ben nog helemaal uitbetaald, met "enkelgeld", hier op de tafel! En volgende week ben ik gepensioneerd!

Toekomst Bunsbeek

BOK:
"De voetbal" heeft voor u zeker ook altijd veel betekend?

Boerre:
Ja! Voor ik bij "de voetbal" was heb ik jaren op de liggende wip geschoten, hier in 't Blauw Huis. Oho! Ik heb verschrikkelijk veel hoofdvogels afgeschoten! Ne keer 26 op één seizoen, ne keer 13 zondagen achtereen! Jokke Mathues schoot eigenlijk beter dan ik, maar die schoot hem altijd tussen zijn pluimen en ik schoot hem op de blok! Met Louis Devos gingen we ne keer in Aarschot schieten: "De Grote Prijs van Aarschot". Louis zei: "Boerre, probeer toch eens een vogelke te schieten vandaag... want ge schiet slecht vandaag!". "Louis", zeg ik, "ik schiet tot de laatste scheut naar de hoge!" en met de laatste scheut schoot ik hem eraf: 2000 ballen! Pas op, mijne pa is ook kampioen van België geweest! Op de doelen dan wel.

BOK:
Toch kent iedereen Boerre vooral van "de voetbal"...

Boerre:
Jaja... Ik ben begonnen als "délégué" van de miniemen, 27 jaar geleden. Zo lang ben ik al in het bestuur! Ik werd dadelijk ondervoorzitter, dwz. ik moest 's morgens met een fles koffie en wat plastieken pintjes in een korfke en met twee ballen naar het plein gaan. Als ze een bal weg stampten en er was ene kapot, ja, dan hadden we geen bal meer... We hadden een koud betonnen "kotje", één plaat breed en twee lang. Bij Nie van Coenen moesten we gaan water halen, en als die slecht gezind was dan kregen we geen water! Maar 't was toen plezanter dan nu, daar op de Steenweg en bij "Louise"...

BOK:
Gij hebt de verhuis nog meegemaakt van de Steenweg naar het huidige voetbalplein.

Boerre:
Ja, dat heeft Feeke Vanhellemont geriskeerd. We konden een veld huren van Marcel Pierlé en we zetten een kantine met geld dat we leenden van de brouwerij. De kantine heb ik alleen gemetst! Warre Devos en Louis Taes zijn wel eens komen helpen, maar eigenlijk heb ik ze gans alleen gemetst, in 1973. Twee jaar later speelden we kampioen! De laatste match moesten we winnen op Lovenjoel. En ik geloof nog altijd dat Pol Pierlet toen drugs heeft meegebracht van de universiteit, zo vlogen ze d'r toen in! We wonnen met 1-3 en toch waren er spelers die op 't einde van de match vroegen: "Jamaar, Boerre, hebben we nu gewonnen of... Zijn wij nu kampioen of...?" Zo erg waren ze er aan toe! Maar wat is dat toen gevierd, nooit gezien! Een maand op voorhand was de fanfare al aan 't repeteren - ze hadden een speciaal liedje gemaakt: "De mannen van de nacht" en dat werd door het koor van de vrouwen gezongen!

Medaille

BOK:
Wat is uw functie bij het bestuur van de voetbalvereniging?

Boerre:
Ik heb het gebracht van voorzitter tot... "pleinkalker"! Ik ben "délégué" geweest van de miniemen, van de reserven, van de eerste ploeg, ondervoorzitter, voorzitter en nu ben ik erevoorzitter. Ik mag dus de lijnen trekken, het plein afrijden, cabines kuisen, frigo's vullen, de café helpen kuisen met Gusta, vuilnis opstoken, ... Nee, het voorzitterschap was niets voor mij, net zomin als gemeenteraadslid. Ik zeg dat eerlijk, hoewel ik twee jaar voorzitter ben geweest en dertig jaar geleden nog in de gemeenteraad zat! Ik heb daar eens op de tafel geslagen dat de inktpot omhoog vloog! De secretaris zei me achteraf: "Marcel, ge hadt gelijk, maar ge moogt dat toch niet meer doen als ge op het gemeentehuis zit. Geen geweld gebruiken." Ja, de inktpot om en inkt op de boeken van de secretaris, he...

Toen ik twintig jaar bestuurslid was van Toekomst Bunsbeek kreeg ik in Brussel een medaille. Voorzitter Courtois van de BVB riep mij toen naar voor in een volle zaal. Dat deed mij iets. En achteraf op de receptie kwam hij mij feliciteren. Toen heb ik hem nog gezegd dat ik het niet normaal vond dat een scheidsrechter, die 15 jaar fluit maar die ervoor betaald wordt, nog levenslang een gratis abonnement voor BVB-matchen krijgt, terwijl mensen die 25 gratis voor de BVB werken dat niet krijgen. Courtois gaf me toen gelijk... maar daar bleef het bij...

Boerre bleef nog lang verder vertellen in de hem eigen, sappige stijl. Over de brand die de voetbalkantine vernielde, de belangrijkste bron van inkomsten, over de tent die ze toen vlak voor de competitie nog in zeven haasten moesten optrekken, over de wederopbouw en de aankoop van het nieuwe meubilair, over de goede samenwerking tussen hoofdbestuur en jeugdbestuur, over liefen leed in de eigen familiekring. Eerlang verhuizen Boerre en Gusta naar de Pepinusfortstraat. Wij zijn er zeker van dat zij daar door de buren onmiddellijk en even goed zullen worden gewaardeerd als nu in de Schoolstraat. Boerre en Gusta zijn nu eenmaal ingoede mensen met een mooie kroost, vier dochters en een zoon, een Bunsbeekse familie om trots op te zijn! Bunsbeek kan Boerre nog één groot plezier doen: nog eens kampioen spelen... Dat moet dan ook! Volgend jaar?!

BOK VII.2, februari 1993
© kvr          (naar index)