Het werd een gezellig onderonsje daar op de
Vissenakensesteenweg. Toen we aanbelden deed dochter Vera open. Ze heeft hetzelfde guitige
gezicht als haar vader. "Is je vader thuis" vroegen we. "Hij zit te
wachten" antwoordde ze met een glimlach. Een mooier welkom kan je niet indenken.
Staaf zat lekker ouderwets aan tafel toen we de knusse woonkamer binnenkwamen. De ogen
in het gebruinde gezicht fonkelden. " Ah, de Karel en Michel. Kom binnen en zet
jullie." De keuze tussen de zetel of lekker samen rond de grote tafel was vlug
gemaakt. Ivonne, de vrouw van Staaf, bleef liever in de zetel zitten. Het maakte haar
rugpijn draaglijker. Eer we het goed beseften stond er voor ieder een koel pilsje en voor
de dames iets hartigsop tafel. "Ik kom juist uit de hof", bracht
Staaf het gesprek op gang, "maar door het natte weer is alles achteruit."
metser
BOK:
Staaf, doe je het al wat rustiger aan nu je op pensioen bent?
Staaf:
Neen, er blijft me weinig tijd over om het rustig te doen! Ik ben druk in de weer geweest
om ons Vera haar huis in orde te zetten. Ze gaat in de Moutsbornstraat wonen en ik heb
haar heel wat kunnen helpen.
BOK:
Je bent blijkbaar een handige drommel?
Staaf:
Mijn vader was een metser. Als jonge gast ging ik met mijn vader mee om de metsers te
dienen. Het was een hele karwei. Ik heb het Lyceum in Tienen helpen bouwen. Ik moest een
ganse dag niets anders dan kruiwagens gravier (grind) voeren. Er moesten twee bakken
gravier, een bak zand en een zak cement in. Dat mengsel trok men met een katrol naar boven
en het spel begon opnieuw. Heel tonnen gravier heb ik gevoerd, tot 200 kruiwagens per dag.
Hoeleden
BOK:
Ben jij wel een echte Bunsbekenaar?
Staaf:
Ik ben geboren in Budingen (1937) maar toen ik twee jaar was verhuisden we naar Hoeleden.
Daar, in Herrebeke, heb ik gans mijn jeugd doorgebracht. Ik heb er het lager onderwijs
gedaan en ook mijn Plechtige Communie. Het ging er die tijd heel wat godvruchtiger aan toe
dan nu. In de meimaand moesten we elke dag naar t meilof (een speciale gebedsdienst
in de kerk, nvdr.). Maar we maakten het wel plezant. We vingen dan meikevers en zetten die
in de meiskens hun haar. En schreeuwen dat die konden! ( Staaf heeft er nog plezier in als
hij het vertelt.)
kwajongens
Staaf:
Het was echt plezant in Hoeleden.Ik weet nog dat we regelmatig voetbalden onder andere met
Richard Kempeneers. We gingen dan met enkelen een nieuwe bal kopen. Op het einde kregen we
dan toch elke keer ruzie. Weet ge wat we dan deden? (Staaf begint luidop te lachen.) Dan
sneden we de bal in gelijke stukken en we gaven ieder zijn deel van de bal terug.
kermis
Staaf:
Ik ben groot geworden tegenover café de Venus bij Jefke Alles. Daar heb ik
uren doorgebracht. Op een keer, t was Herrebeke kermis, zetten we de paardenmolen
terug in gang. Maar het probleem was dat we hem achteraf niet meer stil kregen zodat we de
eigenaar moesten gaan roepen. We hebben daar wat afgelachen. We hebben zelfs ooit een
paard uit de stal gehaald. We hadden immers wel een koets, maar geen paard om in te
spannen. Daarom haalde Gamin(een vroegere buurjongen) een paard uit de stal en
spande het in de koets. Zo trokken we met groot muziek naar de kermis in Stok. In de
vroege uurtjes kwamen we s anderendaags s morgens terug naar huis. De mensen
vroegen zich wel af wie er die morgen met volle muziek van de kermis kwam. Ze hebben het
nooit geweten geloof ik.
Die kermissen brachten leven in t dorp. Voor 15 fr mocht je de tent
op en toen kostte een pintje 5 frank. Zo ben ik op Steenwegkermis in Bunsbeek
trouwens mijn Ivonne tegengekomen.
BOK:
Hoe ging dat eigenlijk in die tijd om een meisje te versieren?
Staaf:
Dat ging heel simpel. Ge knikte eens met uw hoofd naar een meisje om te vragen of ze wilde
dansen. Als ze er goesting voor had, kwam ze naar je toe en je danste. Dansen moet
je eigenlijk niet leren. Dat leer je aan mekaar.
koers
BOK:
Ben jij erg sportief aangelegd?
Staaf:
Nee! Echt sportief ben ik nooit geweest. Ik heb wel ooit koers gelopen. Voor twintig
centiemen liepen we voor "den eerste" de blok rond. Ik heb dikwijls gewonnen en
voor 20 centiemen kon je in die tijd juist geteld één maskesvlees kopen. En
op de Heide heb ik, in 56, zelfs eens koers gereden. Ik had ze aangenomen voor een
weddenschap. Het was de enige koers die ik ooit heb gereden. Ik had een koersfiets voor
die keer gekregen en zelfs een verzorger. Bij de start arriveerde hij met een geel zakje.
Dat zat vol rauwe eieren die ik moest uitslurpen. Ik zei hem nog: "Dat ziet ge van
hier!" Toen gooide hij er me een paar achterna in mijn nek. Ik werd er toch zesde en
verdiende zelfs nog 130 frank. Maar ik had wel de man voor mij in de laatste bocht de
gracht ingereden omdat ik mijn stuur niet recht kreeg.
scholing
BOK:
Ben jij na de lagere school beginnen werken?
Staaf:
Neen. Ik ben een tijdje naar de Normaalschool in Tienen gegaan. Eigenlijk kwam dat door
toedoen van Deken Oversteyns uit Zoutleeuw. Ik moest een kantonnaal examen meedoen en ik
was de eerste jongen na twee meisjes. Zo heb ik het zevende en achtste leerjaar in Tienen
gedaan. Na drie jaar humaniora ben ik gestopt. Ik leerde gewoon niet graag. Dat was niks
voor mij. Ik heb wel een goede training gekregen. Alle dagen door weer en wind met de
fiets over de kasseiwegen van Stok en Houtem naar Tienen.
facteur
BOK:
Hoe ben je dan op de post terechtgekomen?
Staaf:
Ik heb in 1961 meegedaan aan een examen bij de post. Dat was samen met Jos Laermans. Op 28
september 1961 mocht ik beginnen in Vrasene. Daar heb ik wel mijn eed afgelegd, maar ik
heb er nooit dienst gedaan omdat ik er gewoon niet op tijd kon geraken. Daarna ben ik
kunnen beginnen in Overijse. Dat ging al beter om er te geraken. Dan ben ik naar
Sint-Joris-Weert gegaan. Ik nam de trein Tienen - Leuven tot in Ottignies.
Ivonne:
Ofwel reed je er per fiets naar toe.
Staaf:
Dat gebeurde ook, zon 60 km per dag, zelfs in de winter. Maar ik heb nooit geklaagd,
ook al moesten we onze fiets zelf betalen. Mijn eerste fiets heb ik gekocht bij Jules de
velomaker in de Schoolstraat. Die heb ik nog altijd.
Ik was blij dat ik werk had om mijn gezin te onderhouden. Die tijd in Tienen , we zijn
dan 1965, werkten we 6 dagen per week. Elke dag begonnen we om drie uur en stopten om elf
uur. Als ik dan rond half één s middags thuiskwam, ging ik nog tot s avonds
fruit plukken. En s morgens weer om drie uur op. Zo ging dat twee, drie maanden aan
een stuk. Uiteindelijk ben ik dan op 1 december 1987 in Glabbeek kunnen beginnen. Dat was
wel een groot verschil.
zware stiel
BOK:
Zou je nog opnieuw als facteur beginnen? Postbode is toch een zware stiel.
Staaf:
Ja, het is zwaar. Er zijn dagen dat je weinig slaapt, maar dat word je gewoon. Het is in
elk geval een mooie en een gezonde stiel. Altijd buiten, veel beweging, je komt onder de
mensen en je drinkt regelmatig een pintje.
Toch is er ondertussen heel wat veranderd. Vroeger moesten we twee "uitgaan",
in de stad zelfs drie keer. Nu nog één enkele keer. Ik weet ook nog dat we de kranten
s zondags aan de kerk verdeelden. De mensen kwamen daar toch allemaal voorbij. Zo
hoefden wij onze toer niet te doen op zondag. Je moest er alleen voor oppassen dat je keek
aan wie je de krant gaf. Je moest zeker zijn dat ze hun abonnement hadden betaald of je
had kranten tekort op zondag.
geef ze aan de hond!
Staaf:
Ik weet nog dat de Heideblok opgebroken was. Louis Vandeput had een emmer in zijn haag
gehangen waar de bakker het brood kon inleggen. Op een dag was ik in de Oude Diestsestraat
en mijn collega bracht de post in de Heideblok. Hij vroeg me: " Moet ik de krant in
die emmer leggen?" Ik antwoordde hem:"Geef ze maar aan de hond. Die draagt ze
wel binnen. Die is dat zo gewoon." Toen mijn collega terug in het postkantoor kwam,
riep de postmeester hem. Hij zei dat Louis Vandeput gebeld had en dat hij zijn krant in
t vervolg maar aan de deur moest afgeven want "de hond had die uit de emmer
gehaald en er was van de krant niets meer overgebleven!"
Reactie van mijn collega: "Ik had het moeten weten... Staaf deugt niet!"
kusdag
BOK:
Er moeten uit die jaren toch nog wel een aantal anekdotes bijgebleven zijn.
Staaf zet zich recht. Het is alsof hij in gedachten zijn herinneringen omroert om de
mooiste verhalen boven te halen.
Staaf:
Vroeger was de postbode een beetje vanalles. Hij zorgde voor overschrijvingen, uitbetaling
van kindergeld en pensioenen, postzegels bezorgen. Na mijn dagtaak hielp ik ook al eens
oudere mensen, die niet goed meer het huis uitkonden. Ik ging voor hen dan naar de
mutualitiet of naar de apotheker. Dit deed hen veel plezier en ik had er echt voldoening
van als ik mensen kon helpen. Maar de zwaarste dagen waren toch altijd rond de
nieuwjaarsperiode. Vrachten kaartjes en brieven kregen we dan te bezorgen. Soms bracht ik
zelfs de kaartjes mee naar huis. De kinderen hielpen me dan met sorteren en en ze gingen
ze zelfs mee bezorgen. Tweede nieuwjaarsdag was altijd kusdag. Maar die ene
keer... Dat was een spel! Ik moest een madame laten tekenen voor een aangetekende brief.
Ik belde en ze kwam opendoen in haar peignoir. Ik gaf haar een pen, maar ze moest met
beide handen haar jas dichthouden of hij viel elke keer open en zo kon ze niet
schrijven... Na heel wat sukkelen heb ik haar gezegd: "Madammeke zal ik uwe jas
dichthouden, dan kunt gij aftekenen." En zo hebben we het dan ook gedaan.
bidden helpt
Staaf:
Ik heb ook wel af en toe geluk gehad. Zo reed ik op een avond naar huis van
Sint-Joris-Weert. Ik nam dan een kortere weg door het Meerdaalbos. Maar die avond reed ik
plat. Ik stopte dan maar aan een huis en belde. Ik kon mijn ogen niet geloven toen die man
opendeed. Voor mij stond Rist van de garde, een vroegere kennis uit Hoeleden.
Hij was zo blij me te zien dat ik een tas koffie mocht drinken terwijl hij zelf mijn
binnenband plakte. De wereld is soms toch klein hé!
En dan was er dat vrouwtje in Bost. Op een dag deed ik dienst in Bost en ik moest op
het einde van mijn ronde nog ergens een pensioen betalen. Toen ik uitbetaalde had ik
duizend frank tekort. "Oei", zei het vrouwtje, l"aat ons dan maar gauw een
tientje van de rozenkrans bidden." Zij begon voor te bidden en ik kon niet anders dan
meebidden. En ... het hielp, want in de post hadden ze hun vergissing ondertussen ook
gezien.
hondenbeten
BOK:
En honden Staaf, heb je daar last van gehad?
Staaf:
Een keer ben ik gebeten. De vrouw des huizes dacht dat hij niks deed, maar hij beet mij in
mijn hiel. Gelukkig was haar schoondochter thuis. Zij was verpleegster en heeft mij
verzorgd. De meeste facteurs zijn al wel eens gebeten, geloof ik. (Weer een reuzenlach op
Staafs gezicht)
BOK:
Je houdt er blijkbaar wel van om plezier te maken.
Staaf:
Wel, ja... Als het kermis was, ging ik met Warre de smid, mijn buurman en kameraad, alle
cafés in het dorp af. Zelfs naar de Kloemp gingen we. Die jongeren keken dan nogal op als
wij daar binnenvielen.
Ivonne:
Ja, die mannen kunnen plezier maken, hoor! Soms hoor ik ze van aan Donvil aankomen als ze
s nachts landen...
Even werd het stil en in de ogen van Staaf er glom een stille
mijmering. Opeens hadden we ons tweede pilsje leeg en was het elf uur geworden.
Toen we afscheid namen van Staaf Schouters en diens vrouw Ivonne, voelden we een grote
sympathie voor postbodes. We waren door Staaf even terug in de tijd meegenomen.
We wensen hem in elk geval nog een heerlijk lang pensioen toe samen met zijn vrouw Ivonne.
Tot ergens... in één van de straten van Bunsbeek Staaf.
Verslag: Michel Hendrickx |