schouter.jpg (32823 bytes)

Staaf Schouters

facteur-farceur

bokkensp.gif (2884 bytes)

Het werd een gezellig onderonsje daar op de Vissenakensesteenweg. Toen we aanbelden deed dochter Vera open. Ze heeft hetzelfde guitige gezicht als haar vader. "Is je vader thuis" vroegen we. "Hij zit te wachten" antwoordde ze met een glimlach. Een mooier welkom kan je niet indenken.

Staaf zat lekker ouderwets aan tafel toen we de knusse woonkamer binnenkwamen. De ogen in het gebruinde gezicht fonkelden. " Ah, de Karel en Michel. Kom binnen en zet jullie." De keuze tussen de zetel of lekker samen rond de grote tafel was vlug gemaakt. Ivonne, de vrouw van Staaf, bleef liever in de zetel zitten. Het maakte haar rugpijn draaglijker. Eer we het goed beseften stond er voor ieder een koel pilsje en voor de dames iets ‘hartigs’op tafel. "Ik kom juist uit de hof", bracht Staaf het gesprek op gang, "maar door het natte weer is alles achteruit."

metser

BOK:
Staaf, doe je het al wat rustiger aan nu je op pensioen bent?

Staaf:
Neen, er blijft me weinig tijd over om het rustig te doen! Ik ben druk in de weer geweest om ons Vera haar huis in orde te zetten. Ze gaat in de Moutsbornstraat wonen en ik heb haar heel wat kunnen helpen.

BOK:
Je bent blijkbaar een handige drommel?

Staaf:
Mijn vader was een metser. Als jonge gast ging ik met mijn vader mee om de metsers te dienen. Het was een hele karwei. Ik heb het Lyceum in Tienen helpen bouwen. Ik moest een ganse dag niets anders dan kruiwagens gravier (grind) voeren. Er moesten twee bakken gravier, een bak zand en een zak cement in. Dat mengsel trok men met een katrol naar boven en het spel begon opnieuw. Heel tonnen gravier heb ik gevoerd, tot 200 kruiwagens per dag.

Hoeleden

BOK:
Ben jij wel een echte Bunsbekenaar?

Staaf:
Ik ben geboren in Budingen (1937) maar toen ik twee jaar was verhuisden we naar Hoeleden. Daar, in Herrebeke, heb ik gans mijn jeugd doorgebracht. Ik heb er het lager onderwijs gedaan en ook mijn Plechtige Communie. Het ging er die tijd heel wat godvruchtiger aan toe dan nu. In de meimaand moesten we elke dag naar ‘t meilof (een speciale gebedsdienst in de kerk, nvdr.). Maar we maakten het wel plezant. We vingen dan meikevers en zetten die in de meiskens hun haar. En schreeuwen dat die konden! ( Staaf heeft er nog plezier in als hij het vertelt.)

kwajongens

Staaf:
Het was echt plezant in Hoeleden.Ik weet nog dat we regelmatig voetbalden onder andere met Richard Kempeneers. We gingen dan met enkelen een nieuwe bal kopen. Op het einde kregen we dan toch elke keer ruzie. Weet ge wat we dan deden? (Staaf begint luidop te lachen.) Dan sneden we de bal in gelijke stukken en we gaven ieder zijn deel van de bal terug.

kermis

Staaf:
Ik ben groot geworden tegenover café ‘de Venus’ bij Jefke Alles. Daar heb ik uren doorgebracht. Op een keer, ‘t was Herrebeke kermis, zetten we de paardenmolen terug in gang. Maar het probleem was dat we hem achteraf niet meer stil kregen zodat we de eigenaar moesten gaan roepen. We hebben daar wat afgelachen. We hebben zelfs ooit een paard uit de stal gehaald. We hadden immers wel een koets, maar geen paard om in te spannen. Daarom haalde ‘Gamin’(een vroegere buurjongen) een paard uit de stal en spande het in de koets. Zo trokken we met groot muziek naar de kermis in Stok. In de vroege uurtjes kwamen we ‘s anderendaags ‘s morgens terug naar huis. De mensen vroegen zich wel af wie er die morgen met volle muziek van de kermis kwam. Ze hebben het nooit geweten geloof ik.

Die kermissen brachten leven in ‘t dorp. Voor 15 fr mocht je ‘de tent op’ en toen kostte een pintje 5 frank. Zo ben ik op Steenwegkermis in Bunsbeek trouwens mijn Ivonne tegengekomen.

BOK:
Hoe ging dat eigenlijk in die tijd om een meisje te versieren?

Staaf:
Dat ging heel simpel. Ge knikte eens met uw hoofd naar een meisje om te vragen of ze wilde dansen. Als ze er goesting voor had, kwam ze naar je toe en je danste. Dansen moet je eigenlijk niet leren. Dat leer je aan mekaar.

koers

BOK:
Ben jij erg sportief aangelegd?

Staaf:
Nee! Echt sportief ben ik nooit geweest. Ik heb wel ooit koers gelopen. Voor twintig centiemen liepen we voor "den eerste" de blok rond. Ik heb dikwijls gewonnen en voor 20 centiemen kon je in die tijd juist geteld één ‘maskesvlees’ kopen. En op de Heide heb ik, in ‘56, zelfs eens koers gereden. Ik had ze aangenomen voor een weddenschap. Het was de enige koers die ik ooit heb gereden. Ik had een koersfiets voor die keer gekregen en zelfs een verzorger. Bij de start arriveerde hij met een geel zakje. Dat zat vol rauwe eieren die ik moest uitslurpen. Ik zei hem nog: "Dat ziet ge van hier!" Toen gooide hij er me een paar achterna in mijn nek. Ik werd er toch zesde en verdiende zelfs nog 130 frank. Maar ik had wel de man voor mij in de laatste bocht de gracht ingereden omdat ik mijn stuur niet recht kreeg.

scholing

BOK:
Ben jij na de lagere school beginnen werken?

Staaf:
Neen. Ik ben een tijdje naar de Normaalschool in Tienen gegaan. Eigenlijk kwam dat door toedoen van Deken Oversteyns uit Zoutleeuw. Ik moest een kantonnaal examen meedoen en ik was de eerste jongen na twee meisjes. Zo heb ik het zevende en achtste leerjaar in Tienen gedaan. Na drie jaar humaniora ben ik gestopt. Ik leerde gewoon niet graag. Dat was niks voor mij. Ik heb wel een goede training gekregen. Alle dagen door weer en wind met de fiets over de kasseiwegen van Stok en Houtem naar Tienen.

facteur

BOK:
Hoe ben je dan op de post terechtgekomen?

Staaf:
Ik heb in 1961 meegedaan aan een examen bij de post. Dat was samen met Jos Laermans. Op 28 september 1961 mocht ik beginnen in Vrasene. Daar heb ik wel mijn eed afgelegd, maar ik heb er nooit dienst gedaan omdat ik er gewoon niet op tijd kon geraken. Daarna ben ik kunnen beginnen in Overijse. Dat ging al beter om er te geraken. Dan ben ik naar Sint-Joris-Weert gegaan. Ik nam de trein Tienen - Leuven tot in Ottignies.

Ivonne:
Ofwel reed je er per fiets naar toe.

Staaf:
Dat gebeurde ook, zo’n 60 km per dag, zelfs in de winter. Maar ik heb nooit geklaagd, ook al moesten we onze fiets zelf betalen. Mijn eerste fiets heb ik gekocht bij Jules de velomaker in de Schoolstraat. Die heb ik nog altijd.

Ik was blij dat ik werk had om mijn gezin te onderhouden. Die tijd in Tienen , we zijn dan 1965, werkten we 6 dagen per week. Elke dag begonnen we om drie uur en stopten om elf uur. Als ik dan rond half één ‘s middags thuiskwam, ging ik nog tot ‘s avonds fruit plukken. En ‘s morgens weer om drie uur op. Zo ging dat twee, drie maanden aan een stuk. Uiteindelijk ben ik dan op 1 december 1987 in Glabbeek kunnen beginnen. Dat was wel een groot verschil.

zware stiel

BOK:
Zou je nog opnieuw als facteur beginnen? Postbode is toch een zware stiel.

Staaf:
Ja, het is zwaar. Er zijn dagen dat je weinig slaapt, maar dat word je gewoon. Het is in elk geval een mooie en een gezonde stiel. Altijd buiten, veel beweging, je komt onder de mensen en je drinkt regelmatig een pintje.

Toch is er ondertussen heel wat veranderd. Vroeger moesten we twee "uitgaan", in de stad zelfs drie keer. Nu nog één enkele keer. Ik weet ook nog dat we de kranten ‘s zondags aan de kerk verdeelden. De mensen kwamen daar toch allemaal voorbij. Zo hoefden wij onze toer niet te doen op zondag. Je moest er alleen voor oppassen dat je keek aan wie je de krant gaf. Je moest zeker zijn dat ze hun abonnement hadden betaald of je had kranten tekort op zondag.

geef ze aan de hond!

Staaf:
Ik weet nog dat de Heideblok opgebroken was. Louis Vandeput had een emmer in zijn haag gehangen waar de bakker het brood kon inleggen. Op een dag was ik in de Oude Diestsestraat en mijn collega bracht de post in de Heideblok. Hij vroeg me: " Moet ik de krant in die emmer leggen?" Ik antwoordde hem:"Geef ze maar aan de hond. Die draagt ze wel binnen. Die is dat zo gewoon." Toen mijn collega terug in het postkantoor kwam, riep de postmeester hem. Hij zei dat Louis Vandeput gebeld had en dat hij zijn krant in ‘t vervolg maar aan de deur moest afgeven want "de hond had die uit de emmer gehaald en er was van de krant niets meer overgebleven!"

Reactie van mijn collega: "Ik had het moeten weten... Staaf deugt niet!"

kusdag

BOK:
Er moeten uit die jaren toch nog wel een aantal anekdotes bijgebleven zijn.

Staaf zet zich recht. Het is alsof hij in gedachten zijn herinneringen omroert om de mooiste verhalen boven te halen.

Staaf:
Vroeger was de postbode een beetje vanalles. Hij zorgde voor overschrijvingen, uitbetaling van kindergeld en pensioenen, postzegels bezorgen. Na mijn dagtaak hielp ik ook al eens oudere mensen, die niet goed meer het huis uitkonden. Ik ging voor hen dan naar de mutualitiet of naar de apotheker. Dit deed hen veel plezier en ik had er echt voldoening van als ik mensen kon helpen. Maar de zwaarste dagen waren toch altijd rond de nieuwjaarsperiode. Vrachten kaartjes en brieven kregen we dan te bezorgen. Soms bracht ik zelfs de kaartjes mee naar huis. De kinderen hielpen me dan met sorteren en en ze gingen ze zelfs mee bezorgen. Tweede nieuwjaarsdag was altijd ‘kusdag’. Maar die ene keer... Dat was een spel! Ik moest een madame laten tekenen voor een aangetekende brief. Ik belde en ze kwam opendoen in haar peignoir. Ik gaf haar een pen, maar ze moest met beide handen haar jas dichthouden of hij viel elke keer open en zo kon ze niet schrijven... Na heel wat sukkelen heb ik haar gezegd: "Madammeke zal ik uwe jas dichthouden, dan kunt gij aftekenen." En zo hebben we het dan ook gedaan.

bidden helpt

Staaf:
Ik heb ook wel af en toe geluk gehad. Zo reed ik op een avond naar huis van Sint-Joris-Weert. Ik nam dan een kortere weg door het Meerdaalbos. Maar die avond reed ik plat. Ik stopte dan maar aan een huis en belde. Ik kon mijn ogen niet geloven toen die man opendeed. Voor mij stond ‘Rist van de garde’, een vroegere kennis uit Hoeleden. Hij was zo blij me te zien dat ik een tas koffie mocht drinken terwijl hij zelf mijn binnenband plakte. De wereld is soms toch klein hé!

En dan was er dat vrouwtje in Bost. Op een dag deed ik dienst in Bost en ik moest op het einde van mijn ronde nog ergens een pensioen betalen. Toen ik uitbetaalde had ik duizend frank tekort. "Oei", zei het vrouwtje, l"aat ons dan maar gauw een tientje van de rozenkrans bidden." Zij begon voor te bidden en ik kon niet anders dan meebidden. En ... het hielp, want in de post hadden ze hun vergissing ondertussen ook gezien.

hondenbeten

BOK:
En honden Staaf, heb je daar last van gehad?

Staaf:
Een keer ben ik gebeten. De vrouw des huizes dacht dat hij niks deed, maar hij beet mij in mijn hiel. Gelukkig was haar schoondochter thuis. Zij was verpleegster en heeft mij verzorgd. De meeste facteurs zijn al wel eens gebeten, geloof ik. (Weer een reuzenlach op Staafs gezicht)

BOK:
Je houdt er blijkbaar wel van om plezier te maken.

Staaf:
Wel, ja... Als het kermis was, ging ik met Warre de smid, mijn buurman en kameraad, alle cafés in het dorp af. Zelfs naar de Kloemp gingen we. Die jongeren keken dan nogal op als wij daar binnenvielen.

Ivonne:
Ja, die mannen kunnen plezier maken, hoor! Soms hoor ik ze van aan Donvil aankomen als ze ‘s nachts landen...

Even werd het stil en in de ogen van Staaf er glom een stille mijmering. Opeens hadden we ons tweede pilsje leeg en was het elf uur geworden.
Toen we afscheid namen van Staaf Schouters en diens vrouw Ivonne, voelden we een grote sympathie voor postbodes. We waren door Staaf even terug in de tijd meegenomen.
We wensen hem in elk geval nog een heerlijk lang pensioen toe samen met zijn vrouw Ivonne.
Tot ergens... in één van de straten van Bunsbeek Staaf.

Verslag: Michel Hendrickx

BOK XIII.2, juni 1999
© kvr          (naar index)