Diane en Theophilius Prossé

schoenmakers

prosse.jpg (18602 bytes)
bokkensp.gif (2884 bytes)

Fietsers, wandelaars, verdwaalde toeristen kijken verwonderd op als zij zich voor het eerst op de Bunsbeekse Walmersumstraat begeven, deze mooie, kronkelende weg door velden en weiden. Niet alleen worden zij aangenaam verrast door heerlijke vergezichten over "het Broek", het moerassig natuurgebied waar de Velpe en tientallen beekjes hun weg zoeken door de vallei -- even onverwacht worden ze geconfronteerd met wat misschien wel Belgiës meest afgelegen schoen- en textielwinkel is, de winkel van "Fille Schoen". Hij ligt er bij als een prentje, al vele jaren, in een bloementuin als een paradijselijk eiland midden de eindeloze rijen populieren, de wilgentronken en weiden van het Broek.

Wie houdt hier een winkel open? Wie runt een handelszaak op een plaats waar haast geen mensen komen, waar het bijna zonde is om de rust en de kalme harmonie van het boerenleven te verstoren, waar paarden en koeien talrijker zijn dan toevallige passanten? Wie kan hier schoenen en beddengoed verkopen en er nog van leven ook? Dat kunnen alleen echte stielmannen zijn, vakmensen waarvoor klanten een extra verplaatsing over hebben omdat ze weten dat ze goed zullen gediend zijn…

Die veronderstelling klopte: BOK maakte kennis, met Diane (°1963) en Theophilius Prossé (°1926). Nog twee jaar, en dan is Fille 60 jaar schoenlapper. Diane, zijn dochter, leerde de stiel van haar vader, maar haalde bovendien het officiële diploma van schoenmaker in het Centrum voor Middenstandsopleiding in Brussel. Zopas moderniseerde zij de winkel. Een gamma van degelijke schoenen, leder- en textielwaren wordt op een hippe manier gepresenteerd in een modern interieur dat kan concurreren met de boetieks van de Brusselse Nieuwstraat. Handig zijn ze, "die van Klontes", want zo is Fille in Stok nog steeds gekend. Grootva Prossé was er koopman van kalveren, een "meuttekesmarchand". Waarom grootva "klont" werd genoemd vraagt Fille zich ook af: was het omdat hij altijd goed gezind was (een klontje suiker?) of refereert "klont" eerder aan "aardkluit"? In elk geval is Fille van alle kleinkinderen de enige die de naam "klont" geërfd heeft.

Namen noemen

Fille:
Over namen is er in onze familie altijd veel te doen geweest. Neem nu de naam "Prossé"… Behalve in Stok zult ge die naam niet veel vinden. In Tienen, ja, daar was een winkel op de hoek van de Kazernestraat en de Wolmarkt en daarop is nog lang de naam "Prossé" geschilderd geweest. Die winkel was van een nicht van onze pa. Ik heb mij laten vertellen dat onze familie oorspronkelijk uit Zuid-Frankrijk komt, maar zeker ben ik daar niet van en misschien werd onze naam vroeger anders geschreven. Op de gemeentehuizen gebeurden zoveel vergissingen dat niemand op den duur nog weet wat de echte naam is.

Mijn grootvader had twee broers en al hun namen waren anders opgeschreven: grootva was "Prossé", de ene broer kreeg "Bercé" op zijn identiteitskaart, de andere "Percé"! Begint daar eens aan! Zo'n 100 jaar geleden heeft een "Bressé" zijn naam in Leuven laten veranderen in "Prossé": die man wou zijn echte naam terug.

En dat was niet het enige geval, zulle! Mijn moeder was ook van Stok. Zij heette Mathilda Minnart en was de jongste van twaalf kinderen. Zij had toch wel een broer die als "Minaer" opgeschreven werd, zeker! Grootmoeder had het direct gezien maar niet durven zeggen. Zij kon niet lezen of niet schrijven, maar ze wist toch, toen ze van het gemeentehuis in Neerlinter kwamen, dat de naam misgeschreven was. En haar broer, mijn nonkel dus, heeft een helft kinderen die "Minnart" heten, de andere helft heet "Minnaert"! De secretarissen van de gemeentes schreven vroeger maar op wat zij dachten dat juist was. De mensen spraken dialect en in het dialect is er geen verschil tussen "Minnart" en "Minaer" of "Minnaert", he. En als ge een pint op hebt klinkt "Prossé" al snel als "Bressé" of "Percé"…

Schrijnwerker of schoenmaker?

BOK:
Waarom ben jij schoenmaker geworden? Zat jouw vader al in de stiel?

Fille:
Neen, mijn vader was mijnwerker. Hij werkte in Wallonië, in Tamines, in "de Franse put". Hij vertrok altijd voor de ganse week. Dat was geen leven. Toen ik 14 jaar was mocht ik kiezen wat ik verder zou doen. "Letterkes leren" was aan mij niet besteed, dus zou ik een stiel leren en ik twijfelde tussen schrijnwerker en schoenmaker. Ik koos voor schoenmaker want toen ik zag hoeveel groter en duurder de machines in een schrijnwerkerij waren redeneerde ik: "Als ge als schrijnwerker zo'n zware machines moet kopen, kan ik nooit op mijn eigen beginnen. Ik word schoenmaker!" Misschien was het een vergissing, want achteraf gezien kosten de machines voor een schoenmakerij wel minder, maar als schoenmaker moet ge ook een winkel hebben en de inrichting van een winkel kost stukken van mensen.

Bij Ceuleers in de leer

BOK:
Moest je dan naar een vakschool?

Fille:
Ik ging op leercontract, eerst bij Fille Herinckx in Oplinter, dan naar de Express in Tienen in de Leuvensestraat, en tenslotte bij Ceuleers in Oplinter. Daar heb ik het meest geleerd. Ceuleers was een veeleisende baas, maar hij vertelde en toonde mij alles. Als ge een soldatenschoen moet naaien met els en pekdraad, dan kunt ge sukkelen en blijven sukkelen om de plaats te vinden waar ge de els aan de binnenkant moet steken. Als ge dan vraagt hoe ge het moet doen en de baas lacht en zegt, "Dat is een geheim!", tja, dan houdt dat alleen maar tegen. Ceuleers toonde mij hoe ge met een varkenshaar de els kunt leiden en nog veel meer trucs om goed werk te leveren.

Ik vergeet nooit hoe ik bij hem begonnen ben. Ik kwam aan, die eerste dag, en Ceuleers wees mij een hoop schoenen die wachtten op reparatie. Ik begon eraan en 's avonds was ik klaar: ik had, dacht ik, goed doorgewerkt. 's Anderendaags 's morgens zei Ceuleers: "Ik heb gezien dat ge hard kunt werken… maar ge moet nog goed leren werken!" en hij trok alles onder de schoenen uit wat ik de dag tevoren had gemaakt! Hij had mij de hele dag laten doen, hij had niks gezegd maar ik had niks goed gedaan en moest alles herbeginnen! "Ge moet het tegoei doen", zei Ceuleers, "het mag een kwartierke langer duren, maar het moet tegoei zijn." Ik kwam toen van de Express in Tienen en daar was het "express", daar moest het vooral snel gaan… Bij Ceuleers was het anders, daar moest het goed zijn of het was "kermis in Oplinter"! Een maand later mocht ik toch alle reparaties doen: ik had mijn stiel geleerd.

Talentrijke Diane

BOK:
Diane heeft ook de stiel geleerd!

Diane:
Ik heb altijd graag met mijn handen gewerkt. Na de humaniora in het Atheneum van Tienen wou ik verder studeren en boekhouder worden, maar moeder moest worden geopereerd en ik was thuis nodig. Ik deed de winkel, eerst als zelfstandig helpster en sinds 1985 als zelfstandige. Ik vond ook de tijd om al eens naast papa te gaan zitten als hij met reparaties bezig was. Zo kreeg ik de smaak te pakken en besloot ik om de opleiding van schoenhersteller en schoenmaker in Brussel te gaan volgen. Twee jaar lang volgde ik de cursussen, twee avonden per week. Dat was wel zwaar... Ik leerde bedrijfsbeleid, schoenen ontwerpen, patronen tekenen…

Ondertussen liggen de tekenmappen met ontwerpen open op tafel. Diane toont ons de hoe een schoen in verschillende fasen ontstaat, hoe nauwkeurig alles berekend en uitgetekend wordt, hoe het leder versneden en de lappen in elkaar gepast worden. De tekeningen zijn bijzonder mooi, de meetkundige lijntjes met grote zorg en precisie aangebracht. Hier was een kunstenares aan het werk, een modeontwerpster met echte liefde voor het vak. Als Diane het eindproduct, een prachtige design-schoen, toont - allemaal handwerk! - zijn wij werkelijk verbluft. Wie had gedacht dat in dit ogenschijnlijk timide meisje zoveel kunde schuilt? Haar punten zijn er ook naar. Tijdens de opleiding kwam Diane Prossé voor alle onderdelen als eerste naar voren. Het eindrapport vermeldt 280/300 en 276/300!

Zwiemel

Fille:
Ja, dat is de nieuwe tijd, he. Dat kan ik allemaal niet, hoor, patronen maken en zo. Mijn vak is eigenlijk om zeep, want met wat ik vroeger leerde kunt ge nu niet veel meer doen. Lappen met de hand naaien wordt niet meer gedaan, nagelen of raspen ook niet… Raspen gebeurt nu machinaal, maar dat moest vroeger met de hand. Mijn handen waren dan ook altijd "geraspt". Schoensmeer, olie en pek drongen zo diep in de huid dat ge het zwart niet weggewassen kreegt. Als ik een meisje ging vragen om te dansen en die had een wit bloesje aan, die bekeek mij nogal vies als ze mijn zwarte geraspte handen zag! Daar had ik dan het volgende op gevonden: ik waste mijn handen met "zwiemel". Dat is een bijtend product waarmee het haar van de dierenhuiden gedaan wordt om er leer van te maken. Als ge uw handen wast met zwiemel moet ge rap zijn of uw nagels zijn ook weg! Maar ja, wie kent dat nog? In sommige schoenmakerijen komen vandaag jonge gastjes binnen en 14 dagen later kennen ze alles, zogezegd… Maar als mijn baas in Oplinter zou zien hoe die mannen werken, hij zou ze over de tafel sleuren en zo buitensmijten!

Nagelen

Fille neemt een schoen vast in het atelier en toont de verschillende onderdelen, hoe ze in elkaar passen, waar de sterkte zit en wat het verschil is tussen een degelijke en een waardeloze herstelling. Wat is schoenlappen een precisiewerk! De zolen worden met vlijmscherpe, platte messen bijgesneden. Fille breekt glas en demonstreert welke stukjes je kan gebruiken om de schoenranden gelijk te schaven en af te werken. Vooral nagelen is een kunst: een nagel die verkeerd wordt ingeklopt en de schoen is niet meer waterdicht! Fille toont zijn eeltige handen en het ritme waarmee hij nagels klopt. Elke nagel krijgt drie klopjes: één om hem klaar te zetten, twee om te horen of hij goed zit, drie om hem tegen de leest te drijven en vast te zetten.

Fille:
Bij het tweede klopje hoort ge als de nagel een andere nagel raakt of naast de binnenzool zit. Dan moet hij eruit! Mijn baas in Oplinter was daar duvels streng op. Zelfs als hij in de keuken zat riep hij soms "Trek die er maar uit! Die zit op een andere!" Zo luisterde hij voortdurend naar de klank van het nagelen. Als ik klaar was ging hij regelmatig met een schroevendraaier langs de binnenzool… O wee als hij dan het puntje van een nagel trof! Dan was het Oplinterkermis! Ceuleers was veeleisend, maar het was een rechtvaardig mens. Hij zou mij nooit zeggen dat ik iets goed gedaan had, hij wou mij altijd beter maken, maar achter mijn gat stoefte hij wel over zijn leerjongen.

Werk aan de winkel

BOK:
Zitten jullie hier niet wat afgelegen?

Fille:
In den tijd was het hier goed. Ik heb weken en maanden gehad dat ik hier van zaterdag 's morgens tot zondag 's morgens op dat stoeleke zat te nagelen, dat ik die nacht nog 40 paar hieltjes moest zetten op schoenen die ze 's zondags kwamen halen, dat ik dan nog alles moest afwerken wat ik tijdens de week gemaakt had… Ik heb moeten werken, hoor! Er waren dagen dat ik om 4 uur nog niemand gezien had, maar om 11 uur was mijn dag goed. Toen kwamen de moeders met hun kinderen schoenen kopen, en als de schoenen meevielen, kwamen de moeders en de kinderen een paar jaar later terug voor dezelfde omdat ze er zo content van waren. Dat was plezant. Kinderschoenen kunt ge hier niet meer verkopen; dat doen we ook niet meer. Er is teveel "brol" en wegwerpschoeisel op de markt. En aan die mode van zotte kleuren en heel hoge hakken doen we ook niet mee. Zo'n schoenen zijn alleen maar goed om rugproblemen te krijgen.

Diane:
Schoenen vertegenwoordigen slechts de helft van onze verkoop: 50% van de omzet is textiel, ondergoed en beddengoed bv. De schoenen die wij verkopen zijn sterk en ge kunt ze vier of vijf jaar dragen zonder uit de mode te zijn. Onze klanten willen in de eerste plaats kwaliteit en die vinden ze bij ons. Vandaar dat ze ook uit omliggende dorpen naar hier blijven komen.

Zo vader, zo dochter

De handen van de nijvere schoenlappers blijven ondertussen niet stil. Terwijl Fille een zool bijsnijdt is Diane druk doende aan de combiné of uitpoetsmachine. Even later wordt ze weggeroepen naar de winkel. Fille profiteert ervan om te vertellen hoe trots hij over zijn dochter is. Hij troont ons mee naar het bakhuis. Daar heeft hij zowaar een oude bakoven ingemetseld die elke week wordt warm gestookt en waar moeder de vrouw die heerlijke broden op houtskool bakt!

Fille:
Diane heeft altijd hard kunnen werken. Ze was nog geen zestien jaar toen ze al brood bakte: bompa stookte de oven warm met een mutsaard en Diane bakte vijftien broden ineens. Ik ben pas onder het mes geweest, wel, Diane deed toen den hof, de bloemen, den helen al. Ze kan behangen, verven… Als het moest zijn spitte ze de tuin om ook.

Waar Diane met veel goede smaak voor de winkelinrichting zorgt is Fille voor en na zijn uren druk doende in de moestuin met serre. Tuinieren heeft voor hem geen geheimen: hij kweekt zelf aardbeiplanten, verzamelt en droogt zaden van geselecteerde groentesoorten, hij verhoogt de opbrengst van tomaten door manuele bestuiving en is "ne fijne" in alles wat hij doet. Moet je het interieur eens zien waarvoor hij de schouw metste en het plafond timmerde! Die man was inderdaad schrijnwerker kunnen worden, of metselaar, of hovenier… Maar hij werd dus schoenmaker, een kei van een schoenmaker, en zoveel is zeker: Diane heeft een aardje naar haar vaartje!

BOK XII.3, juli 1998
© kvr          (naar index)