Toen Marcske in 1961 in Molenbeek-Wersbeek
werd geboren kon niemand vermoeden dat hij de Wilhelm Tell van het Hageland zou worden.
Dat is hij nu, de beste boogschutter van de regio, de man met de arendsblik en de vaste
hand, een pezige atleet die zichzelf en zijn materiaal letterlijk "tot in de
puntjes" verzorgt. In de huiskamer stapelen trofeeën zich op. "De mooiste geef
ik aan mijn vader", zegt Marc. "Ik heb op zolder nog drie volle dozen
staan", zegt vrouwtje Marlies, "want in mijn kasten is er geen plaats
meer." Inderdaad, zowat alle kasten puilen uit, medailles hangen tot buiten de
vitrinekasten die zelf pronken met allemaal bekers.
Outsiders zullen in Marc niet dadelijk de grote kampioen herkennen, want zelf is hij
rustig en ingetogen van aard. Helemaal geen bluffer maar een man die alles over heeft voor
zijn sport. Eens vertrokken komt er echter geen eind aan zijn uitleg, technisch vooral, en
komen de vreemdste voorwerpen en werkstukken uit schuiven en rekken. Marc toont ons
verschillende soorten pijlen, verschillende pijlpunten, echte veren en kunstveren, kunstig
uitgefreesde handvaten, instrumenten om pezen te draaien en pijlen te wegen, blazoenen
binnen en buiten, de invloed van regen en wind. Plots wordt boogschieten ook voor
oningewijden een intrigerende sport. Marc krijgt iets van een magiër als hij een houten
kist opent en zijn boog, stuk na stuk, zorgvuldig in elkaar klikt met als kroon op het
werk het spannen van de pees. Drie lange stabilisatoren, een vizier en een
"pomp" die het geweld van de losgelaten pees moet absorberen, maken van de boog
een indrukwekkend geheel, een machtig wapen dat, gehanteerd door de meester, met
ongelooflijke precisie en kracht pijl na pijl in het doel jaagt.
BOK:
Werd Marc Ombelets als boogschutter geboren?
Marc:
Helemaal niet! Als kind had ik wel eens een boogske gekregen. Ge weet wel, een wissen stok
met een metserskoord bespannen, om mee te spelen. Maar ik wou altijd motocrosser worden.
Dat mocht echter niet van thuis. Voetballen wel. Ik ben keeper geweest in Meensel, één
match! Na verscheidene trainingen werd ik opgesteld in de ploeg maar in de helft van de
match kreeg in een bal met zon geweld in mijn gezicht dat ze mij moesten afdragen!
Ik heb nooit nog voetbal gespeeld
BOK:
En dan maar boogschutter geworden?
Marc:
Neen, zo rap nog niet. Pas in 1979. Dat is zo gegaan. Met een kameraad was ik met de
brommer naar Tienen geweest en in het terugkomen begon het zo hard te regenen dat we
besloten te gaan schuilen. We waren al in Bunsbeek en kwamen aan een café, het Loze
Visserke, en wij daar binnen. Daar was een schuttersclub actief, "In de punt,
Bunsbeek". (Marc vertelt er niet bij dat Marlies, zijn huidige vrouw en dochter van
de baas, er achter de toog stond) Wij gingen kijken en iemand zei: "Probeer ook maar
eens!" en ja, dat ging mij precies goed af. Zo ben ik blijven komen. (Marc vertelt er
niet bij dat Marlies ook steeds in de buurt was) Roger, de cafébaas en voorzitter van de
club, bracht mij de basistechnieken bij en gaf mij dadelijk een goede boog. (Die waarmee
Marlies in de hartstreek werd getroffen?) Roger ging ook mee toen ik zelf een boog wou
kopen, nog eentje zonder vizier en zonder stabilisatie
Ik heb veel aan Roger, toen
zelf de beste schutter, te danken. Roger liet bv. een trainer komen, Jean Germis uit
Sluizen, die mij nog veel heeft bijgeleerd. Nu klop ik hem wel
BOK:
Jij haalde dadelijk goede resultaten?
Marc:
Dat ging, ja. Ik won het wintertornooi van Tienen met een score van 197 op 20 schot (dwz.
17 maal in de roos en drie maal 9, nvdr!). In 1983 was ik prins en in 1984 koning. Koning
word je als je als eerste in een buisje schiet dat op het blazoen is aangebracht en dat
een diameter heeft van een halve frank. Achteraan zit een bommetje dat ontploft als je
pijl in het buisje vliegt.
Maar in 1984 hield de Bunsbeekse schuttersclub "In de punt" op te bestaan.
Toen ben ik beginnen motocrossen, tot in 1991. In dat jaar verongelukte mijn beste vriend
Robert op het werk, de man met wie ik alle crossen reed. (De foto van Robert prijkt op de
schouw.) Van de ene dag op de andere ben ik toen gestopt en heb mijn moto verkocht.
BOK:
En dan maar terug gaan schieten.
Marc:
Neen, niet direct. Dat is onnozel gekomen. Iemand van de club in Lubbeek, die wist dat ik
vroeger met de boog geschoten had, liep mij tegen het lijf en vroeg om voor Lubbeek mee te
gaan schieten op het kampioenschap van Leuven. Ik zei dat ik daar niks kon gaan doen, maar
ik liet mij overhalen. Ik had maar 14 dagen geoefend en ik won het kampioenschap! Dat was
in 1992. Ik bleef goed schieten en werd internationaal (dwz. dat je bij de 16 beste
schutters van België wordt gerekend, nvdr.). Ook in 1993, 1995 en 1996 was ik
internationaal. In 1995 won ik het kampioenschap van Brabant en het wintertornooi en in
1996 won ik met de club het kampioenschap van België.
BOK:
Welke ambities heb jij nu nog?
Marc:
Bah, voortdoen zoals ik nu bezig ben. Ik zou wel de sporttrofee van de gemeente Glabbeek
eens willen winnen. Dit jaar was ik tweede. Ik vind dat onze sport, het boogschieten, nog
onbekend is en ondergewaardeerd. De prestatie van Paul Vermeiren (vierde op de Olympische
Spelen in Atlanta) heeft wel veel goed gedaan.
Ik zou ook graag zien dat we op een 70m-doel kunnen schieten, de olympische afstand.
Misschien zijn er wel mogelijkheden op het vroegere militair domein. Daarover moet ik de
gemeente eens polsen.
Verder heb ik goed nieuws. De vroegere schuttersclub "In de
punt" wordt heropgericht. We gebruiken terug de schieting van het Loze Visserke. Die
is nog volledig in orde en veruit de mooiste uit de streek. Onze aanvraag is goedgekeurd
en vanaf 1 juni worden we erkend. Nu maar hopen dat er genoeg belangstelling is
© kvr
(naar index) |