Marc Ombelets

boogschutter

sportfig.gif (2639 bytes)

ombelets.jpg (14964 bytes)

Toen Marcske in 1961 in Molenbeek-Wersbeek werd geboren kon niemand vermoeden dat hij de Wilhelm Tell van het Hageland zou worden. Dat is hij nu, de beste boogschutter van de regio, de man met de arendsblik en de vaste hand, een pezige atleet die zichzelf en zijn materiaal letterlijk "tot in de puntjes" verzorgt. In de huiskamer stapelen trofeeën zich op. "De mooiste geef ik aan mijn vader", zegt Marc. "Ik heb op zolder nog drie volle dozen staan", zegt vrouwtje Marlies, "want in mijn kasten is er geen plaats meer." Inderdaad, zowat alle kasten puilen uit, medailles hangen tot buiten de vitrinekasten die zelf pronken met allemaal bekers.

Outsiders zullen in Marc niet dadelijk de grote kampioen herkennen, want zelf is hij rustig en ingetogen van aard. Helemaal geen bluffer maar een man die alles over heeft voor zijn sport. Eens vertrokken komt er echter geen eind aan zijn uitleg, technisch vooral, en komen de vreemdste voorwerpen en werkstukken uit schuiven en rekken. Marc toont ons verschillende soorten pijlen, verschillende pijlpunten, echte veren en kunstveren, kunstig uitgefreesde handvaten, instrumenten om pezen te draaien en pijlen te wegen, blazoenen binnen en buiten, de invloed van regen en wind. Plots wordt boogschieten ook voor oningewijden een intrigerende sport. Marc krijgt iets van een magiër als hij een houten kist opent en zijn boog, stuk na stuk, zorgvuldig in elkaar klikt met als kroon op het werk het spannen van de pees. Drie lange stabilisatoren, een vizier en een "pomp" die het geweld van de losgelaten pees moet absorberen, maken van de boog een indrukwekkend geheel, een machtig wapen dat, gehanteerd door de meester, met ongelooflijke precisie en kracht pijl na pijl in het doel jaagt.

BOK:
Werd Marc Ombelets als boogschutter geboren?

Marc:
Helemaal niet! Als kind had ik wel eens een boogske gekregen. Ge weet wel, een wissen stok met een metserskoord bespannen, om mee te spelen. Maar ik wou altijd motocrosser worden. Dat mocht echter niet van thuis. Voetballen wel. Ik ben keeper geweest in Meensel, één match! Na verscheidene trainingen werd ik opgesteld in de ploeg maar in de helft van de match kreeg in een bal met zo’n geweld in mijn gezicht dat ze mij moesten afdragen! Ik heb nooit nog voetbal gespeeld…

BOK:
En dan maar boogschutter geworden?

Marc:
Neen, zo rap nog niet. Pas in 1979. Dat is zo gegaan. Met een kameraad was ik met de brommer naar Tienen geweest en in het terugkomen begon het zo hard te regenen dat we besloten te gaan schuilen. We waren al in Bunsbeek en kwamen aan een café, het Loze Visserke, en wij daar binnen. Daar was een schuttersclub actief, "In de punt, Bunsbeek". (Marc vertelt er niet bij dat Marlies, zijn huidige vrouw en dochter van de baas, er achter de toog stond) Wij gingen kijken en iemand zei: "Probeer ook maar eens!" en ja, dat ging mij precies goed af. Zo ben ik blijven komen. (Marc vertelt er niet bij dat Marlies ook steeds in de buurt was) Roger, de cafébaas en voorzitter van de club, bracht mij de basistechnieken bij en gaf mij dadelijk een goede boog. (Die waarmee Marlies in de hartstreek werd getroffen?) Roger ging ook mee toen ik zelf een boog wou kopen, nog eentje zonder vizier en zonder stabilisatie… Ik heb veel aan Roger, toen zelf de beste schutter, te danken. Roger liet bv. een trainer komen, Jean Germis uit Sluizen, die mij nog veel heeft bijgeleerd. Nu klop ik hem wel…

BOK:
Jij haalde dadelijk goede resultaten?

Marc:
Dat ging, ja. Ik won het wintertornooi van Tienen met een score van 197 op 20 schot (dwz. 17 maal in de roos en drie maal 9, nvdr!). In 1983 was ik prins en in 1984 koning. Koning word je als je als eerste in een buisje schiet dat op het blazoen is aangebracht en dat een diameter heeft van een halve frank. Achteraan zit een bommetje dat ontploft als je pijl in het buisje vliegt.

Maar in 1984 hield de Bunsbeekse schuttersclub "In de punt" op te bestaan. Toen ben ik beginnen motocrossen, tot in 1991. In dat jaar verongelukte mijn beste vriend Robert op het werk, de man met wie ik alle crossen reed. (De foto van Robert prijkt op de schouw.) Van de ene dag op de andere ben ik toen gestopt en heb mijn moto verkocht.

BOK:
En dan maar terug gaan schieten.

Marc:
Neen, niet direct. Dat is onnozel gekomen. Iemand van de club in Lubbeek, die wist dat ik vroeger met de boog geschoten had, liep mij tegen het lijf en vroeg om voor Lubbeek mee te gaan schieten op het kampioenschap van Leuven. Ik zei dat ik daar niks kon gaan doen, maar ik liet mij overhalen. Ik had maar 14 dagen geoefend en ik won het kampioenschap! Dat was in 1992. Ik bleef goed schieten en werd internationaal (dwz. dat je bij de 16 beste schutters van België wordt gerekend, nvdr.). Ook in 1993, 1995 en 1996 was ik internationaal. In 1995 won ik het kampioenschap van Brabant en het wintertornooi en in 1996 won ik met de club het kampioenschap van België.

BOK:
Welke ambities heb jij nu nog?

Marc:
Bah, voortdoen zoals ik nu bezig ben. Ik zou wel de sporttrofee van de gemeente Glabbeek eens willen winnen. Dit jaar was ik tweede. Ik vind dat onze sport, het boogschieten, nog onbekend is en ondergewaardeerd. De prestatie van Paul Vermeiren (vierde op de Olympische Spelen in Atlanta) heeft wel veel goed gedaan.

Ik zou ook graag zien dat we op een 70m-doel kunnen schieten, de olympische afstand. Misschien zijn er wel mogelijkheden op het vroegere militair domein. Daarover moet ik de gemeente eens polsen.

Verder heb ik goed nieuws. De vroegere schuttersclub "In de punt" wordt heropgericht. We gebruiken terug de schieting van het Loze Visserke. Die is nog volledig in orde en veruit de mooiste uit de streek. Onze aanvraag is goedgekeurd en vanaf 1 juni worden we erkend. Nu maar hopen dat er genoeg belangstelling is…

 © kvr          (naar index)

BOK XI.2, april 1997
© kvr          (naar index)