Opstel door Leo Vanautgaerden

De Groene

 

openbok.gif (2304 bytes)

groene.jpg (4115 bytes)
Miel Devos,
alias
"De Groene"

De Groene was een speciaal geval. Hij was groot geworden in een familie waar elk ouderlijk gezag ontbrak. De vader was vroeg gestorven en Wesch, de moeder, bleef met een hele nest jongen achter. Het was een dagelijkse strijd om al die hongerige magen te voldoen en het lukte niet altijd. Zo gebeurde het dat ze al eens probeerden op een ander iets scheef te slaan. De Groene was daarin zeer bedreven! Een echte dief was hij echter niet.

Velen vroegen zich af waar de naam "Groene" vandaan kwam. "Als we in de Velpe gingen zwemmen was ik één van de besten", heeft hij me eens verteld. "Mijn schoolmakkers beweerden dat ik zwom als een groene kikvors; tenslotte noemden ze me alleen nog de Groene. En zo is het gebleven."

Zijn avontuurlijk leven begon met het oproepingsbevel om zich te laten inlijven bij het leger. Toen hij langs de grote poort de kazerne binnenstapte kreeg hij het beklemmende gevoel dat hij in een gevangenis werd opgesloten. De eerste dagen moesten ze nog niet veel doen. Ze kregen een soldatenpak aangepast, een muts (met vooraan die zotte kwispel) en dikke schoenen die ze met een soort smeer moesten mals wrijven. Dan begon de dril! Marcheren! Vooruit! Rechtsom! Links! Rechts! Dat zottekensspel duurde de ganse dag en het begon hem duchtig de keel uit te hangen. 's Zondags kregen ze verlof. Hij verheugde zich op het weerzien van zijn dorp want dat hij nog het meest gemist. Wanneer hij de kerktoren in de verte boven de huizen zag opdoemen ging zijn hart sneller slaan. Thuis werd hij door de ganse bende uitgelaten ontvangen: ze stonden in bewondering voor zijn mooi uniform. Hij sloeg vlug een paar boterhammen achter zijn kaken en verdween in de weiden. Hij drentelde langs de Velp en zo verder naar het bos. Hier voelde hij zich thuis en genoot van de herwonnen vrijheid. Hij vleide zich in het gras neer en keek naar de licht versluierde hemel, waar een buizerd traag rondkringelde, achterna gezeten door een paar stoute zwaluwen. Moe van 't kijken vielen zijn ogen dicht en sliep hij in. Toen hij wakker schoot was het al laat want de zon stond laag aan de einder. Spoedig zou hij de trein moeten nemen. Hoe dichter dat uur naderde hoe meer hij met de gedachte speelde niet meer terug naar de kazerne te gaan. Ondanks de aanmaningen van zijn huisgenoten liet hij de trein vertrekken en bleef hij thuis!

Een paar dagen later verschenen de gendarmes en vroegen of Miel Devos (zo was zijn naam), niet thuis was. Ze vertelden de moeder dat haar zoon een deserteur was en voor de krijgsraad zou moeten verschijnen zodra hij gevat werd. De Groene trok zich daar niks van aan: hij zou ze de kans niet geven om hem te snappen! Voortaan ging hij in 't wild leven, in Bunsbeeks bossen en weiden. Zo gebeurde het dat de Groene dag en nacht in de wijde natuur ronddoolde, zonder huis noch thuis. Hij moest zorgen voor zijn eigen kost en geld had hij natuurlijk niet. In de zomer was dat geen probleem... 's Morgens waren de boeren soms verbaasd dat één van hun koeien opvallend minder melk gaf. De Groene was dan gepasseerd! Fruit en vlees haalde hij dikwijls bij Vinckenbosch of bij één van zijn jachtwachters want in zijn ogen konden die dat het beste missen. Bij Vinckenbosch stond het fruit nochtans in de stal achter slot en grendel. Tijdens een nachtelijke wandeling had de Groene echter gemerkt dat het hondskot in de stal ingemetseld was en dat er geen hond meer inzat. Op handen en voeten kroop de Groene in het hok, zette zich schrap met de rug tegen het gewelf, hief het ganse spel omhoog en zette het opzij! Met een vuurstekske lichtte hij: de appelen lagen vlakbij op een grote hoop... en ze hielden er ook konijnen! Eén moest eraan geloven! De Groene stroopte het ter plaatse. Het vel liet hij liggen. Nadat hij twee zakskes met appelen had gevuld droeg hij zijn hele voorraad naar buiten en plaatste het hondenhok terug, juist zoals het er altijd had gestaan. De appelen bewaarde hij onder een pessemhoop op de Hondsberg, veilig tegen de vorst.  Bij Vinckenbosch kon men maar niet ontdekken hoe de dief binnengeraakt was. (Later wel: van toen af zat er altijd een grote hond in het hok!)

Op een mooie herfstavond zocht de Groene in het goed van Vinckenbosch naar kastanjes. De maan stond zo helder aan de hemel dat men bijna zo goed kon zien als in de dag. Plots was er geritsel in de droge bladeren op de grond! De Groene zag iets naderen, precies een wild konijntje! Hij hield zich gedukt achter een boom, wachtte, en dan... vlam! Met alle kracht schopte hij... en gilde dan luid... en vloekte, vloekte! Hij had tegen een egel gestampt! De Groene droeg pantoffels aan de voeten en de stekels van de egel waren tot diep in zijn tenen gedrongen! Het deed verschrikkelijk veel pijn! De Groene dacht niet meer aan kastanjes: hij kreupelde naar zijn slaapstee in de Hollandse mijt. Daar had hij zich een hol gemaakt, diep in het hooi. Het was afgelegen van de grote wegen: slechts een klein wegeltje van de Hondsberg naar de kerk kwam er voorbij. Ik geloof niet dat ooit iemand geweten heeft dat hij daar sliep.

Een ander slachtoffer van de Groene was Zone. Bij Zone, één van de jachtwachters van Vinckenbosch, had de Groene een paar kippen de nek omgewrongen en in een zak meegenomen. De vrouw van Zone merkte 's morgens dat haar kippentoom uitgedund was. Zone verwittigde de politie van Sint-Truiden. Zijn vermoedens waren juist: op de markt van Sint-Truiden werd de Groene betrapt! Hij had juist de kippen van de hand gedaan toen plots de politie naast hem stond en hem verzocht mee naar het politiebureel te gaan. Twee agenten hielden hem stevig vast maar de Groene beraamde al een plan om er vandoor te ritsen. Tijdens het verhoor stonden agenten aan weerszijden van de deur geposteerd. Geheel onverwachts sprong de Groene als een tijger tussen hen door en vloog de straat op, achternagezeten door de pakkemannen! Die riepen luidkeels: "Pakt den dief! Pakt den dief!" en de Groene schreeuwde even hard: "Pakt den dief! Pakt den dief!" Op den duur kregen de mensen in de gaten wat er gebeurde: ze begonnen hem te hinderen en de agenten kregen hem te stekken. De Groene werd in de boeien geslagen en afgevoerd naar het prison van Hasselt. Hoe lang hij daar gezeten heeft weet ik niet.

Later, toen hij weer vrij was en alle legerperikelen voorbij, is de Groene in de mijn gaan werken, eerst in het Walenland en daarna in Limburg. Hij werd er chef van een afdeling en verdiende een stevig loon. Heimwee naar zijn geboortestreek bleef hem echter achtervolgen. Toen ik in Diepenbeek gemobiliseerd was kreeg ik hem op een avond op bezoek. Hij had ergens vernomen dat ik daar ingekwartierd was. Ik merkte dat hij serieus gedronken had... Inderdaad, hij was verslaafd aan de drank. Hij is trouwens gestorven in een zetel met een fles cognac in zijn handen. Ik ben ervan overtuigd dat hij met het beeld van zijn geliefde streek in zijn gedachten naar de eeuwigheid is gegaan.

Leo Vanautgaerden

 

BOK VII.1, oktober 1992
© kvr          (naar index)