Marcel Giedts

meester-smokkelaar

bokkensp.gif (2884 bytes)

giedtsm.jpg (13219 bytes)

In de portrettengalerij van Bunsbeek mag meester Giedts zeker niet ontbreken. Iedereen kent hem wel als de guitige baas van het Parochiecentrum. Achter deze goedlachse en volkse man schuilt echter ook een fijne psycholoog met een bevoorrechte kijk op het dorpsgebeuren. Meester Giedts verstaat blijkbaar de kunst om steeds buiten het grote gewoel te blijven, om scherven op te rapen en te lijmen, om mensen weer bij elkaar te brengen. Vooral in het Hageland bracht de tweede wereldoorlog veel tweedracht, vetes, moord en represailles. Meester Giedts bleef aan de kant: hij liet de storm voorbijrazen en trachtte op zijn manier te overleven.

Tijdens het "grote ongenoegen" waarmee Bunsbeek de voorbije tien jaar herhaaldelijk in het nieuws kwam, koos meester Giedts geen partij, maar hij zorgde er wel voor dat het Parochiecentrum open bleef voor iedereen. Dit is een grote verdienste... Zo konden verenigingen overleven en waait een warme wind van creativiteit en feesten harder dan vroeger door dit dorp.

Hoewel zijn wieg in Kumtich stond (1924, "op het Kaderke", kort bij de Jodenstraat) kwam Marcelleke Giedts in 1926 al naar Bunsbeek. Tussen de huisraad lag hij op de "oogstkar van de Bareel", die dienst deed als verhuiswagen. Vader Giedts was Bunsbekenaar en had in de Lindenstraat een huis gebouwd... Marcel Giedts zou er nooit meer vertrekken.

Braaf jongetje?

BOK:
Bent u in Bunsbeek naar school gegaan?

M. Giedts:
Ja, toen ik zes jaar werd - een kleuterschool bestond nog niet - ben ik naar de Bunsbeekse Jongensschool beginnen gaan, in de klas van meester Donvil. Het schoolhoofd, meester Claes, stierf toen echter: Donvil werd schoolhoofd en Jef Vandeput werd mijn nieuwe meester. Er waren toen maar twee onderwijzers in de school. In '33 waren er drie... Ik heb in '33 het ganse Jaar en in '34 een paar maanden nog bij meester Claes gezeten.

BOK:
Was Marcel Giedts een braaf jongetje?

M. Giedts:
Marcel Donvil was nog wel braver dan ik waarschijnlijk, want ik herinner me nog dat die alles mocht uitdelen in de klas. Tja, ik zat in het eerste leerjaar en ik zat naast... enfin, ik zal zijn naam niet noemen... Maar die was ziek geweest, en wij hadden een klein boekske gekregen: "Schoonschrift"! Zo'n half schrijfboekske: in die tijd sneden ze dat door... Dat lag op de bank. De eerste les hadden we de letter "A" moeten schrijven, of de "I" - dat weet ik niet meer. En 's middags kwam die jongen terug naar school, en hij vroeg mij: "Wat moeten wij met dat boekske doen?" En ik zei: "Vol mannekes tekenen!" en die had dat helemaal vol mannekes getekend! Wat heeft die man toen kletsen gehad van meester Donvil!

BOK:
Nog anekdotes uit uw prille jeugd?

Per vergissing naar de KNT

M. Giedts:
Ja, ik ben in Bunsbeek tot het derde leerjaar naar school geweest. Toen moest ik naar het vierde leerjaar, en waarom dat weet ik niet, maar in oktober ben ik naar Tienen gegaan, naar de Oefenschool van de KNT. Daar kwam ik terecht in de klas van meester Vandereycken, een man die de oorlog van 14-18 had meegemaakt en die zich altijd kwaad maakte en die schuimbekte... "Den Houte" zegden ze ertegen - ik weet niet waarom. Maar den eerste dag al - ik zat op de eerste bank - was ik helemaal nat van zijn schuim! Hij maakte zich altijd kwaad en dan "spikselde" hij... Ik kom thuis en ik zeg tegen mijn moeder: "Zeg, ik ga niet meer, zulle!" "En waarom niet?!" "Die spikselt mij altijd nat!"

BOK:
U herinnert zich niet meer hoe het kwam dat u zo plots in oktober naar de KNT moest?

M. Giedts:
Nee... Er was wel een omstandigheid... Mijn kozijn ging in Tienen naar school, en die mensen kwamen hier veel, en mijn moeder zei: "Gij gaat ook maar naar Tienen naar school!" Zij dacht mij in te schrijven in de PNT, waar mijn kozijn ging, en zij ging de Waaiberg op en zij dacht dat ze in de PNT was... maar het was de KNT... en ik ben daar gebleven.

BOK:
Per vergissing dus!

M. Giedts:
Ja, zo ben ik daar gebleven. En iets wat ik niet vergeet, dat is de schoolreis van het vijfde leerjaar, met mijnheer Ciney naar Antwerpen in 1935. De electrificering van de lijn Brussel-Antwerpen was nog maar een maand ingewijd toen wij als gasten van het vijfde leerjaar in die trein mochten zitten. Ik herinner mij nog hoe zacht en hoe snel die ging, tegenover de tsjoek-tsjoeken die hier reden.

BOK:
U bent nog jaren in de KNT gebleven - ook de normaalschool gedaan?

M. Giedts:
Zeker! En dat was in de oorlogsjaren... In '43 logeerden er Duitsers in de school. Nu had ik allemaal briefjes gemaakt: "Weg met Hitler!" en ik had die stillekes laten vallen op de trappen waar ook de Duitsers altijd op en af kwamen. Dat was geen heldendaad maar een grote stommiteit! Een knecht had ze gevonden - nog een geluk! - en ze naar de directeur gedragen, naar mijnheer Hellemans. En die was ook niet van gisteren. Die was de schriften gaan napluizen en hij haalde er vier man uit die het konden gedaan hebben. Ik was er bij en ik heb moeten bekennen. Ne zondag retenue natuurlijk!

Smokkelaar

BOK:
Dat belette niet dat u het onderwijzersdiploma behaalde...

M. Giedts:
Natuurlijk niet. En dan was het zover hè! Ik moest gaan zoeken naar werk. Het was een slechte tijd; al van voor de oorlog was het moeilijk om een plaats vast te krijgen... Ik had examen voor het Ministerie gedaan, maar in afwachting was ik met mijn vader mee naar de Suikerfabriek gegaan. Drie weken lang heb ik daar op een bureau gewerkt, altijd 's nachts, wat mij niet meeviel! Toen ik bericht kreeg van 't Ministerie heb ik mijn werk direct opgezegd en ben ik in Brussel gaan werken op het Ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening. En toen heb ik iets geleerd wat ik niet kon, en wat ge heel rap kunt leren, en dat is ... smokkelen!

BOK:
Smokkelen?!

M. Giedts:
Ik had gezien op mijn eerste weddebericht: 1100 fr. per maand... Dat was maar weinig: daar kon men niet veel mee doen in de oorlog! Ik vrijde - met mijn toekomstige vrouw - en die hadden een boerderijke. Die maakten boter en ik zei: "Ik zal eens een kiloke meenemen en we zullen zien hoe dat gaat." Ik kom op het bureel en ik zeg tegen die mannen: "Zeg eh... ik heb boter bij, hè!" en ik was ze direct kwijt! Ik verkocht ze goedkoop: de prijs in Brussel lag 200 fr. hoger, en dan riskeerden die mannen nog van half-en-half te hebben, hè! Margarine en boter gemengd! En de mijn was zuiver! En dat breidde vanzelf uit... Ik nam al eens honderd eieren mee, en tien kilo suiker, en vier kilo boter... Allez, ik begon zo al een middelmatige smokkelaar te worden...

BOK:
Een middelmatige smokkelaar! Hoe transporteerde u dat allemaal?!

M. Giedts:
In een grote boekentas! Van mals leer: die kon men "lijpen" en daar kon veel in, zulle! Daar kon vier kilo boter in en 100 eieren in gazettenpapier!

Controle

BOK:
Eieren zo los daarin? Dan zullen er wel regelmatig stuk geweest zijn!

M. Giedts:
Nee, ik heb er nooit een kapot gehad. Er was gazettenpapier rond... Ik had de eerste dagen nog wel last in de trein van controleurs. Ik reed derde klas; dat kostte toen 130 fr. de maand. Ik had ondertussen nog wat andere smokkelaars leren kennen en ik zei dat van die controleurs tegen ene. "Ho, maar dat is uw fout!" zei die. "Hoe, dat is mijn fout?! Kunt gij die controleurs uit den trein houden?!" "Ja", zegt hij, "ge moet die niet uit den trein houden! Ge moet gewoon een abonnement nemen tweede klas..." In die tijd was er nog één, twee en drie, hè, in den oorlog... "Wat doet dat eraan?" vroeg ik. "Dat is heel simpel: die mannen, die controleurs zijn zo dom dat ze denken dat alle smokkelaars in derde klas zitten, en ze zitten allemaal in tweede klas!" En ik nam een abonnement tweede klas: dat kostte 150 fr. - twintig fr. meer dan derde klas - en van die dag af heb ik nooit nog last gehad van controleurs!

BOK:
Hoe kwam het dat u andere smokkelaars leerde kennen? Sprak u die aan?

M. Giedts:
Als ge nen tijd smokkelt kent ge die rap!

BOK:
Iedereen met een dikke boekentas was een smokkelaar?

M. Giedts:
Veel! Zo arriveerde ik eens in Brussel en het was grote "controle"... En d'r zit ene van Bunsbeek op een bank met een grote valies met een half varken in... Maurice, de man is dood... En hij riep mij: "Pas op, hè! Ginder! Grote controle!" En ik had die dag juist tien kilo suiker bij! Daarvoor vloogt ge den bak in, hè, voor vlees en suiker. Boter en eieren namen ze u gewoon af, maar vlees en suiker betekende onverbiddelijk den bak in! Ik zeg: "Jamaar, Maurice, ze hebben mij gezien! Ik moet vooruit - niks aan te doen!"

BOK:
Maurice kon blijven zitten?

M. Giedts:
Ah ja! Die bleef zitten op zijn bank! En ik wandelde nonchalant tussen die mannen door... en niemand zei mij iets! Ik kom om 4 u. terug en wie zat nog op de bank? Maurice! Ik zeg: "Zijde gij nu nog altijd hier?!" "De controle is nog niet gedaan!" "Waar is uw varken?" "In die trein daar, zie..." In die tijd reden de treinen 's morgens naar Brussel en die bleven daar staan, en 's avonds reden die terug. En Maurice zette zijn varken altijd in een andere trein. Om half acht 's avonds was de controle gedaan, en toen is Maurice zijn varken gaan leveren!

BOK:
Maar dan was Maurice dus met zo'n 40 kg op schok?!

M. Giedts:
JajajajaJa! Jaja! Pas op, mijn boter woog ook, hè! Ik had ne kilo, ik had twee half en de rest was vierdes... Ik had het zover gebracht dat ik bij de grote chef mocht komen...

BOK:
Uw klanten waren allemaal van 't Ministerie?

M. Giedts:
Jaja! Dat werd verder gezegd, hè: "Die heeft goei boter, niet te duur..." Ik betaalde die hier in Bunsbeek rond de 400 fr. en ik verkocht ze voor 600 fr.

Smokkelen in het groot

BOK:
Als uw wedde maar 1100 fr. per maand bedroeg was dat een sjieke bijverdienste!

M. Giedts:
Dat zal wel zijn! Mijn vader werkte op 't Suikerfabriek. De werknemers van de fabriek kregen op tijd wat suiker mee en de boeren ook... Ik verkocht dus ook suiker. En op 't laatste had ik het zover gebracht dat ik een akkoord kreeg met mijn grote Brusselse baas. Hij moest "goei" boter hebben, één kilo, alle weken... "Niet gemengd", zei hij, "zuivere boter"! "Jamaar", zeg ik, "daar moet ik een heel week naar zoeken om dat te vinden..." Die kende dus van een boerderij niks, hè! Ik zeg: "En ik moet alle dagen komen werken..." "Hewel", zegt hij, "vanaf nu zal iemand anders uw dienst doen. Gij moet alleen 's woensdags komen om mijn boter te leveren."

BOK:
En de rest van de week thuis?!

M. Giedts:
Ik moest niet meer gaan werken, maar ik ging alle dagen naar Brussel... smokkelen! Uitbreiding! Ik had nu meer tijd! Op één van mijn tochten was ik in "den Automatique" aangekomen, een restaurant, één van de eerste in Brussel die een automatische deur had. Ik had daar nog al eens gezeten en toen had ik een kilo boter verkocht aan de bazin, want die maakte eetmalen klaar voor trouwers in Brussel. En er was schaarste... En ik had boter gekocht aan 400 fr. en ze kwam naar mij en ze vroeg: "Hebt ge boter bij?" Ik had nog twee kilo - de rest was al verkocht... Ik dacht na en ik zei "nee" omdat ik gewaar werd dat zij boter moest hebben. "Ja" zegt ze, "maar ik geef 800 fr.!" Ik dacht: "Dat is 400 fr. winst per kilo en ik heb twee kilo bij..." maar ik zei toch: "Nee, ik heb geen..." Ik werd gewaar: zij moest er hebben - er zat volk achter in haar zaal, en zij moest saus maken... En toen sprak ze 1200 fr. uit! Ik kon nu moeilijk zeggen dat ik boter had, want ik had juist gezegd dat ik er geen had! "Luister", zei ik, "ik kan misschien iets doen. Ik heb een kameraad die twee kilo had, maar die is in de Bon Marché... Als ik die kan vinden - maar ik ben niet zeker! - dan hebt gij twee kilo boter!" Ik dus eens op en af naar de Bon Marché gelopen, want ik mocht niet te lang wachten! Ik dacht: "Seffens komt er een andere smokkelaar binnen, en dan is de zaak naar de vaantjes!" En ik kwam "den Automatique" terug binnen en ik vroeg: "Hewel, hebt ge nu al boter? Ik heb twee kilo bij, zulle!" En direct verkocht, hè! Ik won 1600 fr. op ene namiddag... Dat is wel maar ene keer gebeurd; die "truuk" heb ik niet meer kunnen spelen.

Kalvarietocht met een fiets

BOK:
Nooit last gehad van Duitsers?

M. Giedts:
Nee, ik heb van Duitsers niet veel gezien. Ik heb wel eens een regiment zien paraderen met muziek voorop. Maar ik geloof dat dat Vlamingen waren die naar het front gingen in '44.

De tijden waren wel slecht: de bombardementen op de spoorlijnen begonnen en ik kon niet meer met de trein naar Brussel. Er waren twee alternatieven: ik kon met de "zwarten tram" naar O.-L.-V.-Tielt, zo naar Leuven en dan de elektrische tram nemen over Kraainem, Tervuren en zo naar Brussel. Ofwel met de flets naar Tienen rijden, den tram naar Beauvechain nemen tot aan de Naamse Poort waar de elektrische tram naar Brussel langskwam. Ofwel met de fiets naar de Naamse Poort. En op een van die dagen is het gebeurd... Het was redelijk laat geworden. Ik was nog niet getrouwd, we hadden geld genoeg, we dronken een goei want wij wisten een café in Brussel aan de Luxemburgstatie waar de beste Geuze te drinken was van voor de oorlog... Alle smokkelaars wisten dat, want die zaten daar.

BOK:
Dus dat smokkelen ging nog altijd door!

M. Giedts:
Jajaja! Ik ging per fiets, hè! Alles op mijne fiets vanachter... Enfin, het was al laat toen ik in Leuven arriveerde en ik vertrok met mijne fiets - zo rond half tien. Maar aan de gevangenis vliegt een stalen kabel van mijn achterste fietsband en de binnenband en alles kapot! Aan de spoorwegbrug in Kessel-lo was een fietsenmaker en ik droeg mijn fiets tot daar en ik vroeg of ik daar geen nieuwe banden kon krijgen. "Ja, mijnheer" was het antwoord, "als ge betaalt. Dat kost 2400 fr." Nu wou dat juist lukken dat mijn klanten mij die dag niet hadden kunnen betalen: ik had "maar" 2000 fr. in mijn zak - wat veel was, want daar moest ik bijna twee maand voor werken! Ik zeg: "Mijnheer, ik heb maar 2000 fr. maar ik zal u morgen nog 400 fr. brengen." "Nee, mijnheer, 2400 fr. of gene band!" Ik zeg: "Luister, geef me dan een stel sleutels, dan kan ik de band van mijn wiel doen en verder rijden zonder band, op de velg" "Spoed u dat ge buiten zijt" zei hij "of ik roep de politie, want ik heb nog zo van die klanten hier gezien!" Nu waren er in die tijd veel "soorten" politie: Feldpolizei, Belgische gendarmen, die mannen van Verbeelen, gewone politie... Ik wist niet welke politie hij bedoelde en ik ben maar rap vertrokken. Maar in de oorlog kon men zijn flets niet wegsmijten! Dat was een vervoermiddel dat veel waard was, in den oorlog! En dan heb ik die fiets gedragen van in Leuven! Eerst 500 m. en dan neerzetten, dan 400, dan 300 m., enz. Enfin, ik ben met mijn fiets tot hier gesukkeld, maar op het laatste moest ik hem om de 5 m. neerzetten. Het was half negen 's morgens toen ik thuiskwam... Waarschijnlijk ben ik van vermoeidheid onderweg in slaap gevallen, maar daar weet ik niks van... Ik denk toch niet dat er ooit iemand zijn fiets zo ver heeft gedragen als ik toen! Het is iets dat niemand gelooft.

Toch nog gevangen

BOK:
Verder liepen uw smokkelactiviteiten altijd goed af?

M. Giedts:
Ik had al veel geluk gehad. Ik kreeg om de veertien dagen een Schein, een vrijstelling dat ik niet in Duitsland moest gaan werken. Op een maandag in juli was mijn Schein juist uit en ik verwachtte de volgende met de post, maar die was niet gekomen. Aan de Naamse Poort vragen de Duitsers er toch naar zeker, en ik had gene! Ik had mijn tas bij met vier kilo boter en honderd eieren... Ik werd naar Leuven gebracht, naar de kazerne in de Naamsestraat. Ik was daar niet alleen, en ik zette mij laatste in de rij. Ja, de laatste ziet altijd meer dan den eerste, hè! Twee Gestapo's bewaakten ons - Belgen - en die man voor mij vroeg aan één van die Gestapo's: "Wat zoudt ge nu doen als ik ging lopen?" "U doodschieten!" was het antwoord. "Jamaar, zit gij daar dan niks mee in?" "Nee, ik heb gisteren nog ene doodgeschoten in Haasrode."

Wij moesten naar de bovenverdieping. Ik had nog altijd mijn tas, maar ik zette ze neer en dacht: "Die is van mij niet meer!". Daar stond gene naam in of niks... Dan moesten we bij een Duitse officier en een pak meststoffen dat ik voor een Brusselse baas moest meebrengen gaf ik aan. "'t Is goed." zei die Duitser. Ik ging terug naar beneden - de anderen waren al weg - en daar stond een Feldwebel die teken deed dat ik mijn pak in een kast moest zetten. Ik knik, hij draait zich rond, ik "schoep" mijn tas en ik dacht "Ze is terug van mij!". Die Feldwebel trok zich daar niks van aan, of die gewoon soldaten, en ik kreeg een ijzeren kast waar ik alles mocht insteken. Ieder die daar gevangen zat had zijn eigen kast en daar zaten nog smokkelaars bij. En werkweigeraars en zo... Maar ik was dus een gevangene!

BOK:
Zat u dan in een cel?

M. Giedts:
Neenee, wij lagen op een grote zaal met 108 man. En ik zat daar zo'n kwartier en toen kwam er een gevangene naar mij die bij mijn vader op het fabriek gewerkt had, iemand van Oplinter: Jef Van Cauthem. En Jef mocht die dag naar huis en die is bij ons thuis komen zeggen dat ik daar zat. Ondertussen was mijn vrijstelling aangekomen, maar ik zat in de bak. En Gregoire van den ijzerhandel in Bost, die zat daar ook. Maar daar komt nog ene bij mij en die vroeg: "Wat hebt ge bij in uw tas?" Ik zeg: "Niks!" "Allee..." zegt hij, en een kwartier later was hij weer daar. "Luister" zei hij, "ik ben ouder dan u. Ge moet mij niks wijsmaken. Ik weet als iemand iets bijheeft in een tas: ik zie dat aan de schouders als er iets inzit!" Ik was die vent zo moe als kou pap, maar uiteindelijk is het mijn geluk geweest... Ik zei: "Jamaar, hebt gij iets bij? Gij vraagt dat wel altijd aan mij, maar nu vraag ik het aan u! Hebt gij iets bij?" "Ja", zegt hij, "ik heb twee witte "mikken" (grote witte broden, n.v.d.r.) en een broodmes heb ik ook bij. Hebt gij misschien boter?" Ik dacht: "Hola! Ik ben gered!" Want wij kregen niet veel eten, zulle. En dan heb ik "gemaggeld" hè; voor zo'n grote witte mik van 2 kilo, een halve kilo boter, hè! 's Middags kregen wij een bord soep, maar ik heb er nooit van gegeten! Als men zijn lepel erin stak en dan op de tafel ging staan, hewel, dan kwam die draad soep mee omhoog en die brak niet! Ik denk dat het iets was waar ze papier mee plakten... Ik heb daar acht dagen gezeten! En daar heb ik voor de eerste keer als grote mens geweend, als een klein kind, omdat ik op het laatste van de oorlog toch nog gevangen was! Cherbourg was toen al in Amerikaanse handen...

Leo Vanautgaerden

BOK:
Maar uw Schein was ondertussen toch aangekomen!

M. Giedts:
Tja! 's Anderendaags stond mijn vader er al, met zijn fiets en een pakske eten dat ik nooit gekregen heb, en ook Leo Vanautgaerden. Dat was de oorlogsburgemeester en die is daar geweest om mij eruit te krijgen, maar dat is niet gelukt. Mijn vader is toen op de Werbestelle mijn vrijstelling gaan afgeven, maar die papieren moesten van Leuven naar Brussel en terug en dat heeft juist een week geduurd. Ik had ondertussen 50 eieren uitgeslurpt - rauw, en dat smaakte! En ge moest daar altijd iets doen, hè! Ik had altijd een borstel vast maar ik deed daar nooit iets mee. Dat was niet het probleem: als ge een borstel vast hadt waart ge aan 't werk, en als ge niks vast hadt dan moest ge de kabinetten schoonmaken en zo... D'er is toen ook nog ene ontsnapt, ene van Essen. Daar heeft Gregoire nog aan geholpen. Toen ik een week later vrijkwam heb ik al mijn boter nog uitgedeeld; ik ging toch naar huis... En diezelfde dag zijn er 58 naar Duitsland moeten vertrekken, op een open camion...

Mijn jeugdige leeftijd en de bevrijdingsroes van die tijd hebben mij doen vergeten dank te betuigen aan Leo. Ik had te zijnen gunste moeten getuigen. Ik heb het niet gedaan. Daar heb ik nog steeds spijt van!

BOK:
Heeft u nog herinneringen aan de Bevrijding?

M. Giedts:
Ik heb daar eigenlijk niet zo veel van gezien... Ik heb wel de achterhoede van de Duitsers gezien: twee rupswagens en een camion die hier achter in het veld rondreden. En de vliegtuigen - Typhoons en zo - die afdoken naar de steenweg Leuven-Diest en daar Duitse troepen mitrailleerden. 's Anderendaags 's morgens hoor ik geronk, ik kijk over onze platen muur en ik zie een klein tankske met een rode doek, en dan wel vijftien met een paar jeeps erbij... Amerikanen! Iedereen was toen blij: de vlaggen hingen uit en er was veel volk op 't straat, aan 't kasteel... In de namiddag zijn dan veel tanks afgekomen en die zijn op Hoeleden gereden, want die hebben nog heel de Schoolstraat kapot gereden. En dan ben ik in Tienen eens gaan kijken als ze daar de gevangen Duitsers en zwarten binnenbrachten. Ik heb toen vanalles gezien dat beter niet was voorgevallen... maar enfin. Ik heb mij daar nooit iets van aangetrokken, van zwart of wit, nee... Ik heb "mijne stiel" uitgeoefend...

Salueren voor de smokkelaar!

BOK:
Is u dan terug op het Ministerie gaan werken?

M. Giedts:
Ik ben pas terug gegaan drie, vier weken na de Bevrijding. De spoorwegen waren nog niet hersteld... Maar de smokkel ging nog een tijdje door. Mijn vroegere bureauchef, een zekere Coel, geboren in Grimde, werd verbonden aan het Ministerie van Landsverdediging. Hij vroeg me hem daar wekelijks een kilo boter te leveren. Hoe daar binnengeraken?! Er stonden immers twee gendarmen op wacht! Ik kreeg van hem een naamkaartje dat ik moest tonen en dat mij vrije toegang zou verlenen... Dat lukte ook! En na een paar bezoeken klakten die gendarmen met hun hielen en salueerden ze voor mij precies of ik een voorname bezoeker was! En eigenlijk was ik maar - zoals gezegd - een "middelmatige smokkelaar"!

In april '45 ben ik dan als onderwijzer in Oplinter begonnen, in het eerste en tweede leerjaar - tot in '49. Dan ben ik in Tienen in de Oefenschool begonnen, tot in *79.

Wielerclub, voetbalclub, parochiecentrum

BOK:
Ondertussen nam u hier in het dorp toch ook aan het gemeenschapsleven deel...

M. Giedts:
Zeker, soms gelukkig, soms ongelukkig... Het eerste wat ik heb gedaan was het secretariaat van een wielerclub. We hadden op den duur een goede kas, tot wij een liefhebberskoers inrichtten en 't regende die dag... Er waren geen 150 toeschouwers... De kas was leeg, en toen was 't gedaan! Ik heb dan echter de voetbalclub opgericht. We konden beginnen op de wei van Donvil: dat was het eerste voetbalplein van Bunsbeek. Daarna speelden we in de Broekstraat en nog later zijn we hier op de Steenweg gekomen. Ik was speler en secretaris... Omwille van een "economische affaire" en wat politiek werd ik door het bestuur echter buiten gekozen op een weinig democratische manier, maar daar wil ik niet over uitweiden. Niemand van het huidige bestuur heeft daar schuld aan...

BOK:
U speelde zelf mee ook?

M. Giedts:
Jaja, ik heb voetbal gespeeld! Ik ben, geloof ik, de enige speler van Bunsbeek die ooit een hattrick gemaakt heeft... Ik ben er dus op een triestige manier buitengeraakt, maar dan is het Parochiecentrum begonnen! Daar ben ik nu bijna 25 jaar voorzitter van...

BOK:
Dat is natuurlijk iets magnifieks voor het dorp geweest! Was dat een succes van in 't begin?

M. Giedts:
Jazeker! En er werd met een ander principe gewerkt dan vroeger. Vroeger richtten mannen hier b.v. een vereniging op en als die op haar poten stond kwamen de "heren" voor den dag en die zegden: "Wij zijn 't bestuur!" En als wij het Parochiecentrum gemaakt hebben werd er gezegd: "Die het gemaakt hebben, die zijn het bestuur!" En er zijn sommigen die dat niet genomen hebben, nog altijd niet...

BOK:
Bestaat het bestuur van het Parochiecentrum uit een vast aantal leden? Hoe is de structuur?

M. Giedts:
Ge moet minimum drie man hebben voor bet Dagelijks Bestuur, de Beheerraad. Wij zijn nu nog met zes - we waren met tien - vier zijn er weggevallen. De beslissingen worden genomen door de Beheerraad. De Algemene Vergadering heeft daar niks in te zeggen. In die zin: als de Beheerraad in hun ogen niet voldoet kunnen ze hem afzetten en een nieuwe kiezen. Maar bij ons is het wel zo dat iedereen erbij betrokken wordt. Iedereen is welkom op de vergaderingen...

BOK:
Is de Beheerraad regelmatig te vernieuwen? B.v. herverkiezingen om de vier of om de zes jaar?

M. Giedts:
Neen, dat is onbepaald. Momenteel zijn dat nog altijd mensen van het eerste uur, aangevuld met mensen die ons genegen zijn en de stiel kennen.

BOK:
Was u ook politiek actief?

M. Giedts:
Tja, ik ben er onrechtstreeks en ook rechtstreeks bij betrokken geweest. Tweemaal voorzitter van een stembureau, tweemaal voorzitter voor de provincie van een stemopnemingsbureau en veel keren secretaris en bijzitter. In de actieve politiek ben ik een paar keren aan bod gekomen. In 1955, toen er in Bunsbeek 7 C.V.P.-leden aangesloten waren, maakte ik er 132 van en dit op veertien dagen! Ik ben ook eens getuige geweest voor de C.V.P. toen ze in nauwe schoentjes stond, namelijk toen de "Flinstones" tegen hen opkwamen. Ook heb ik mee onderhandeld voor de vorming van de coalitie C.V.P.-Flinstones. Felix Vangoidsenoven werd toen burgemeester. Ooit werd mij gevraagd voorzitter van de C.V.P. te worden - door Stefaan Geens. Ik heb geweigerd... Achteraf bekeken had ik het misschien moeten aannemen...

BOK:
Het Parochiecentrum was ook altijd sponsor van het parochiale bibliotheekske...

M. Giedts:
Wij zijn dat nog, maar we moeten daar zien vanaf te geraken want wij kunnen dat niet meer. De bibliotheek werd in '32 begonnen door Donvil in de zustersscbool. Dan is die van daar naar de parochiezaal gekomen, maar dat betekende niet veel. En dan bouwden wij de café en dan hebben wij een gebouwtje bijgezet zodat de kinderen niet door de café naar de bibliotheek moesten. En wij hebben elk jaar boeken bijgekocht...

BOK:
Vindt u dat achteraf gezien geen verloren investering?

M. Giedts:
Een verloren investering? Ik weet niet... Maar ze komen geen boeken lenen... In elk geval, als wij de bibliotheek niet onderhouden hadden was ze al lang teniet... Kuisen, verwarming, boeken... Jamaar, jamaar! En de bibliothecaris die wij hadden aangesteld vond geen tijd genoeg om er veel voor te doen. De laatste drie jaren heeft Alex Laermans zich daar speciaal voor ingespannen, maar de tijd van de parochiale boekerijen is voorbij. Hij kan het ook niet helpen.

BOK:
Hoe voelt u zich als u terugkijkt naar wat voorbij is? Hoe ziet u - na vijfentwintig jaar voorzitterschap - het Parochiecentrum in de toekomst evolueren?

M. Giedts:
Och, ik heb nooit of nergens in iets uitgeblonken, maar ik heb altijd en overal mijn best gedaan...
En het Parochiecentrum? Wat ik wel zie is dat wij met verschillende mensen zijn die ouderdom beginnen te krijgen. Dat zie ik wel... Gelukkig zijn er jongeren bijgekomen!

Wel, meester Giedts, wij weten niet of iemand in Bunsbeek bij machte zal zijn uw taak over te nemen. Wij hopen dat u aan de verleiding zal kunnen weerstaan om t.g.v. 25 jaar voorzitterschap de fakkel door te geven. Blijf nog maar rustig de voorzittershamer hanteren, tot voldoening van iedereen! Het Parochiecentrum heeft net zijn tweede adem gevonden... De succesrijke dorpsf eesten zijn het klinkende bewijs! Op de sympathie en de steun van de Bunsbeekse verenigingen kan u alleszins blijven rekenen!

 

BOK IV.2, oktober 1990
© kvr          (naar index)