BOK is op bezoek bij Jef de slachter en
Emelie. Ze zijn net vijftig jaar getrouwd en worden in de buurt op handen gedragen.
"Als de mensen vanaf nu voor Jef en Emelie doen wat Jef en Emelie voor andere mensen
hebben gedaan, dan kunnen ze geen kwaad!" klinkt het er. Jef en Emelie staan
inderdaad steeds klaar om anderen een plezier te doen. Sinds de werken naast de woning
bezig zijn staat Jef elke morgen voor 6 uur op om de werklieden toegang te verschaffen.
Emelie maakt soep en warme maaltijden klaar voor een alleenstaande oudere man, zomaar, in
alle stilte. Zij draaiden honderden meters pensen voor de voetbalvereniging en maakten
kilos "varkenskop" voor de dorpsfeesten. Weet Bunsbeek dat nog wel?
Bij onze aankomst zit Jef in de veranda naar de tuin te kijken. De achterkant van de
kraaknette woning bestaat inderdaad uit een glazen wand met het effect van een
panoramische poster. De hele tuin kan men er zien door dit prachtige venster dat ook aan
de binnenkant, zowel onder als boven, afgezoomd is met bloeiende pelargoniums. Een
prentje! De vloer blinkt als een spiegel en in de woonkamer herinneren tientallen
bloemstukken nog aan het gouden jubileum.
Koeien... om te ploegen
BOK:
Dag Jef! Op ons aan t wachten?
Jef:
Ah, zijt ge daar?! Jaja, anders was ik al lang buiten in de hof! Maar ik wist dat ge gingt
komen
Emelie:
Normaal kan ik hem geen half uur binnen houden! s Morgens vroeg al zit hij buiten
of, als het slecht weer is, in zijn werkhuis.
Jef:
Och ja, ik vind altijd wel iets om aan te frutselen
Ik moet bezig zijn.
BOK:
Was dat zo al van jongsaf?
Jef:
Dat denk ik wel. Ge moogt niet vergeten, mijn moeder is gestorven toen ik acht jaar was.
Ik ben van 1922. Ik was de oudste van vijf kinderen. En na de dood van mijn moeder werden
ik, onze Fé zaliger en Vikke bij "peter boven" ondergebracht, bij ons
grootvader dus op de Steenweg in Glabbeek. Hij woonde een beetje hoger dan mijn vader,
vandaar "peter boven". Over de andere kinderen, Denis en Fien, ontfermde nonkel
Denis zich, de broer van mijn vader. "Peter boven" was boer. Hij had vier koeien
en als kleine jongen ging ik mee melken en ploegen. Want de ploeg werd getrokken door een
koe! Dat was wel een ploeg met één kleine "schelp": ge moest twee keer in
dezelfde voor rijden om diep genoeg te zitten.
BOK:
Mensen die met een os of met een koe moesten ploegen
was dat omdat zij zich geen
paard konden permitteren?
Jef:
Neen. Peter had een paard gekocht vlak voor de oorlog, maar dat werd door de Duitsers
aangeslagen. Paarden konden de Duitsers goed gebruiken en daarom kochten we een os. Die
werd niet afgenomen.
BOK:
Maar met melkkoeien werd ook geploegd?
Jef:
Jaja! Die gaven dan wel minder melk, natuurlijk.
Ga mee slachten!
BOK:
Ben jij heel de tijd op de boerderij van peter blijven werken?
Jef:
Ja en nee
Een broer van moeder zaliger werkte in de Gallic in Bost, in de
verffabriek. Daar moest ik mee naartoe toen ik zestien jaar was. Maar zo vlak voor de
oorlog werd er niet veel geproduceerd. Ik kon er niets doen, ik verdiende niets en toen
zei nonkel Denis, de broer van mijn vader: "Weet ge wat gij moet doen? Gij moet met
mij mee gaan slachten." Want nonkel Denis was een slachter en ik heb naar hem
geluisterd. Zo ben ik slachter geworden. De laatste dag van 1939 ben ik het eerste varken
mee gaan slachten, hier bij "Freekes" op de boerderij. En dan altijd zo maar
voort, he
BOK:
Ook in de oorlog zijn jullie blijven slachten?
Jef:
Das zeker! Ge moest dan zogezegd een "blad" gaan halen om te mogen
slachten, maar dat gebeurde natuurlijk niet altijd. In de oorlog hebben we soms afgezien,
zulle! Ik droeg zon dikke, leren jas, een veel te grote, en mijn messen hingen aan
de binnenkant
We waren veel s nachts op gang, maar dat was gevaarlijk want er
zaten jongens in t versteek, er waren de Duitsers
Zo waren ze ons eens komen
roepen voor een noodslachting, een koe die dringend moest afgemaakt worden. We moesten er
met de fiets naartoe. Aangekomen aan de molen van Bunsbeek begint ineens een Duitser te
brullen en ons te verwijten! Ik dacht dat ik doodviel van de schrik! En weet ge wie het
was?! Timmermans, den oude "véterinair", die lag daar in de gracht. Die wist
dat wij zouden komen en die lapte ons dat! En lachen dat hij deed!
Sluikslachten
BOK:
In de oorlog hielden vele mensen naar het schijnt een varken dat niet werd aangegeven en
dat dan stiekem moest worden geslacht. Kwamen ze jullie daarvoor vragen?
Jef:
Natuurlijk! Dat werd heel veel gedaan. De Duitsers wilden niet dat er van mei tot
september iets werd geslacht. Wij deden dat toch hier of daar
Wij gingen ver, zulle!
In Glabbeek en Bunsbeek, maar ook in Kapellen, Attenrode, Wever, Vissenaken, Houtem,
Tienen, Oorbeek, Molenbeek-Wersbeek hadden wij klanten. Maar ja, het bleef gevaarlijk. Ge
zoudt kunnen verraden worden! Zo moesten we in Kapellen aan de Varent eens een varken gaan
dood doen, maar de geburen lagen er in ruzie. Als ze hoorden dat er s nachts een
varken begon te kelen dan wisten die natuurlijk genoeg en dan zouden we lelijk in de
ambras kunnen komen, die zouden ons zeker verraden. En toch hebbben we dat varken
geslacht. Nonkel Denis stuurde mij er te voet naartoe, naar de Varent in Kapellen. Dat was
een heel eind stappen, he! Ik moest daar blijven slapen en s nachts zou het
gebeuren. Rond middernacht kwamen "Jules van de smalle" en ene van de Ruiterij
met een kruiwagen aan. Het varken werd met een ketting gewurgd zodat het geen lawaai
maakte. Dan legden we het in de kruiwagen en voerden het naar een boerderij aan de
Ruiterij in Zuurbemde -- ook een eind, he midden in de nacht! Ondertussen was het
echter beginnen sneeuwen en de velden en de karrensporen waren vol gesneeuwd
"Knots": we zaten vast in een spoor, "boenk" en we konden weer niet
verder! Maar we zijn toch aan de boerderij in Zuurbemde geraakt. Daar stond nonkel Denis
al klaar om het varken uiteen te doen. Daar heeft nooit iemand iets van geweten!
BOK:
Nooit gepakt geweest?
Jef:
Neen.
BOK:
In de oorlog werd er ook veel vlees gesmokkeld. Heb je daar ooit aan meegedaan?
Jef:
Neen. Ik had zo al meer dan werk genoeg. Sommige smokkelaars kwamen wel voorstellen doen,
maar daar hebben wij nooit aan meegedaan.
BOK:
Werd er niet gestolen?
Jef:
Dat wel! De beesten uit de wei! Hiernaast, in de wei van Jules Pans, werden op één nacht
twee beesten geslacht. De billen waren weg en de rest bleef liggen.
Darmen, poten en oren
BOK:
Hoeveel varkens konden jullie de baas op een week?
Jef:
Oeioei! Twintig, vijfentwintig was nog minder dan niets
De drukste tijd was
mei-kermis. Dan deden we soms tien of twaalf varkens dood op één dag! Ik heb eens een
week gehad dat we er 128 slachtten! Dan kreeg ik wel hulp van een man of zes. Ook rond
Sint-Antonius (17 januari nvdr), als t kermis was in Wever, hadden we de handen vol.
Dan stond ik om 2 uur op. We hadden dagen dat we om 12 uur gingen slapen en om drie uur al
terug bezig waren
Een varken uiteen doen was toen wel minder werk dan nu. Hespen
moesten niet versneden worden: die gingen zo de kuip in.
Emelie:
En de darmen, de poten en de oren die kwamen gewoonlijk naar hier
BOK:
Hier thuis was er dan ook altijd werk.
Emelie:
Ah ja! Ik moest zorgen dat alles s anderendaags gereed was om mee te nemen. Nu
gebruiken de mensen de varkensdarmen niet meer, maar toen wel. Die moesten gekuist worden.
Een varken heeft zon 15 m. darmen. Ze werden eerst in lauw water gezet en dan met
een mes op een plank gekrabd. Soms waren ze dun en gingen ze kapot. Als het water te warm
was gingen ze ook kapot of waren ze zo dik niet meer. Er was allemaal veel werk aan
Jef:
Nu worden de varkens geslacht rond 100 kilo, maar vroeger waren het dikwijls zeugen van
300 kilo! Die gaven veel vet spek en dikwijls heel taai vlees
Op grote boerderijen
kregen de werklieden dat te eten. Die kregen dat als maaltijd. Ik heb dikwijls gezien dat
de werklui hun vlees onder tafel aan de hond opvoederden omdat het niet te eten was.
BOK:
Het is toch niet simpel om een varken van 300 kg onder te krijgen? Hoe deed je dat? En hoe
haalde jij zon kolos uit de stal? Met een mand over zijn kop?
Jef:
Neen, met een teugel. Ik ben met de jaren ook wat geëvolueerd. Int begin bonden wij
een strokoord rond de snuit van het varken en manoeuvreerden het zo naar buiten. Maar dat
ging niet altijd. Ik heb ooit geweten dat een paard werd ingespannen om, met een ketting
rond de varkenspoot, het beest naar buiten te sleuren. Nu heb ik een teugel met een stalen
kabel: die zit veel vaster rond de bovenkaak van het dier. Dat gaat veel beter. Vroeger
werd een varken zomaar gekeeld; nu krijgt het eerst een slag van een houten hamer en is
het verdoofd. Toen ik begon werd de huid schoon gebrand met stro, later krabden we ze
schoon met heet water maar tegenwoordig gebruiken we daarvoor een gasbrander.
We hebben altijd wel veel plezier gemaakt. Er was altijd veel vrouwvolk in de buurt,
iedereen was goed gezind als de slachter kwam
En ik deed die vrouwen plezier door
s morgens te komen om het beest uiteen te doen. Dan konden zij al dadelijk vlees
malen en dezelfde dag nog pensen maken.
BOK:
Slachtte jij alleen aan huis of ook in slachthuizen?
Jef:
In 1947 al ging ik deeltijds werken in het slachthuis van Tienen en in 1960 ging ik aan de
slag in Kortenaken. Ik heb mijn werk altijd graag gedaan en ik ben eigenlijk altijd mijn
eigen meester gebleven. Maar in 1980 ben ik stilaan gestopt. Ik moest de kliniek in want
ik had een beroerte gekregen. In t begin zag het er niet zo best uit, maar alles is
toch redelijk goed gekomen. Ik heb alleen meer tijd nodig om mij iets te herinneren, een
naam bijvoorbeeld. Toch waren er mensen die mij bleven vragen om voor hen te slachten. Ik
mocht niet met de auto rijden, maar dat was niets, want ze kwamen mij halen! Zo doe ik elk
jaar nog een paar varkens en schapen dood, voor goede kennissen dan en om er nog wat in te
blijven.
Emelie van Kottes
BOK:
Jef is van Glabbeek, van Jef van Mon Denruyter, maar Emelie is een rasechte
Bunsbeekse
Emelie:
Ja. In Bunsbeek kennen de mensen mij als "Emelie van Kottes". Zo is de familie
Devos in Bunsbeek gekend. Jef en ik zijn in 1947 getrouwd, het jaar nadat hij afzwaaide in
het leger. Een geweer heeft hij er niet in zijn handen gehad want hij deed kokschool in
Tervuren en stond later in Duitsland in de keuken, in Bad Godesberg tegen Bonn. Het duurde
wel drie maand voor hij de eerste keer naar huis mocht. Ik vergeet nooit hoe hij bij
Sampermans in de Leuvensestraat aankwam ik werkte daar hoe hij van de statie
recht naar mij kwam en in zijn kousen lepels en vorken en messen steken had die hij van
Duitsland meesmokkelde. En dan deed hij zijn kleren uit en rond zijn middel had hij twee
tafeldoeken en zes servetten gebonden! Zo kwam hij van Duitsland!
BOK:
Jef zorgde dus al voor jullie uitzet!?
Jef:
Das zeker. Ik rookte niet. Ik verkocht mijn sigaretten en van dat geld kocht ik
horloges en goede Duitse waar waarmee ik de grens over kon.
Emelie:
Toen we trouwden gingen we eerst een maand inwonen bij mijn ouders in de Oude
Diestsestraat. Dan verhuisden we naar Pepinusfort. We woonden er elf jaar bij een jongman,
bij Fé Van Ens, zon vijftig meter hier vandaan. In 1953 hebben we dit huis gekocht.
Dat was een heel oud, laag huis, want hier vanachter kondt ge met uw hand zo aan de pannen
van het dak. Daar was het nog in leem ook. Dank zij onze geburen hebben wij ons huis
helemaal kunnen veranderen, beneden en boven alles in assebeton gegoten
Jef van Taes
en zijn kinderen kuisten stenen, maakten beton klaar en brachten alles in emmers naar
hier. Aan die mensen hebben wij veel te danken.
Zo gaat het er aan toe, beste lezer, in die hoek van Bunsbeek. Er
wonen mensen die om elkaar geven, die nog iets inzitten met elkaar, die helpen waar ze
kunnen. Emelie bezoekt twee keer per dag een buurvrouw die niet meer goed te been is en
Jef kent alle boeren van uren in het rond. Tijdens zijn lange wandelingen zetten boeren
voor hem hun tractor stil en komen een praatje slaan met hun vroegere slachter. Dat Jef
steeds graag gezien was mag blijken uit het feit dat hij ooit opkwam met de verkiezingen
in Bunsbeek en van de eerste keer al een vierde plaats behaalde (1964). Jef is ook
achttien jaar voorzitter van Toekomst Bunsbeek geweest en maakte de verhuis mee van het
oude plein aan de steenweg naar het huidige voetbalveld. Hij is nog steeds vol lof over
Féke Vanhellemont, zijn secretaris zaliger. Alle zondagen is Jef present in het
parochiecentrum en tijdens de week kan je Jef en Emelie zien tronen voor hun huis, op de
bank die ze voor hun gouden bruiloft van de buren hebben gekregen. Beste lezer, neem
rustig de bocht als je met de wagen de Pepinusfortstraat doorrijdt, en groet er de mensen
op de bank. Zij zijn nog van die soort die weet en beseft:
"Daar alleen kan liefde wonen, daar alleen is t leven zoet, waar men stil en
ongedwongen alles voor elkander doet".
|