Een jaar tussen de kangoeroes

Sandra Buvé over haar verblijf in Australië


Voor velen is het een droom om er eens voor een jaartje tussenuit te muizen. De zorgen van het werk, van thuis vergeten en zich heel ver terugtrekken en ontdekken…
Sommigen trekken de stoute schoenen aan en doen het! En het resultaat is dikwijls verbluffend. Zo’n droom had ook de jonge Sandra Buvé (je weet wel, de dochter van Marie-Josée van het vroegere Végé-winkeltje in Boeslinter). Op ons verzoek brengt zij verslag uit over haar belevenissen in de ‘Down under‘.

Australië … het land waar boemoerangs rond je hoofd vliegen, waar kangoeroes lustig rondhuppen, waar Crocodile Dundee zijn dagelijkse portie krokodillen vindt, waar Kylie Minogue (en haar 'achterwerk') nog steeds op handen gedragen wordt, waar surfen een religie is en je je over niets zorgen moet maken… Dat klonk me allemaal wel aantrekkelijk in de oren en ik wou zelf wel eens zien hoe het er daar nu echt aan toe gaat. Na een paar jaar twijfelen en veel sparen dan toch mijn visum aangevraagd en voor een jaar op verkenning vertrokken. Een jaar waar ik heel erg van genoten heb en met plezier ook wat anekdotes van vertel!

Eerst is er de drukte van visumpapieren invullen, koffers pakken, afscheid nemen, vliegtuig op en dan 24 lange uren later sta je ineens op Australische bodem…. Voor alle duidelijkheid moet ik erbij vertellen dat ik mijn vlucht via een Nederlandse organisatie geboekt had. Nederland, Engeland, Japan en nog 2 andere landen, hebben door hun geschiedenis met Australië een vlotte toegang tot het 'Working holiday'-visum. Ze hebben dan ook heel wat organisaties die helpen met papierwerk en andere nodige informatie.
De vlucht naar Australië was een groepsvlucht met andere eenzame reizigers. Meteen mijn eerste kennismaking met het olijke Nederlandse volkje, waar ik er nog zo veel van zou ontmoeten . Enfin, daar staan we dan wat versuft met z’n zevenen in de luchthaven van Sydney.
Verbazend vriendelijke douaniers heten ons welkom. Even later blijkt een groep Nederlanders toch wel iets verdachts te hebben en wordt de bagage van enkelen grondig doorsnuffelt! Ondanks het feit dat het al avond en best wat frisjes is, flitsen er ons borden toe die ons aanraden ons te beschermen tegen huidkanker met een krachtige factor 30+ zonnemelk! Gat in de Ozonlaag, weet je wel.
De eerste twee nachtjes in ons hotel zijn al gereserveerd door de organisatie. We worden opgepikt door een levendige, kort geshorte Australiër van het ‘hostel’ (plaatselijke term voor jeugdherberg). Hij is nogal hevig met het gaspedaal, wat ons na elke bocht wel een paar hartslagen laat missen. Naar ons gevoel rijdt hij immers aan de 'verkeerde kant'!

Sydney een grootstad, maar toch…

Na twee dagen gaat iedereen zijn eigen weg, maar een paar van ons zullen elkaar herhaaldelijk weer tegen het lijf lopen. Sydney bevalt me wel. Naar onze Europese maatstaven is het best een relaxte stad. ‘k Heb het altijd vreemd gevonden dat je een stad relaxed kan noemen, maar het past wel echt bij Sydney. Je kan er rustig een uur rondlopen tussen allerlei exotische bomen zonder een auto te zien. En dan zijn er al stranden vlak rond de stad die je een ontspannen gevoel gegeven. Bondi Beach is het trendy surferstrand waar je je even in Home and Away waant, maar er zijn er nog tientallen andere, meer rustige stranden. Toch zit je in de grootste stad van Australië. Ik blijf er steeds nieuwe dingen ontdekken en zoveel boeiende mensen tegenkomen, dat ik er een paar maanden blijf plakken. Na twee maanden en een bezoek van een vriendin uit België, is het wel tijd om werk te zoeken. Na een paar dagen bevind ik me in een fabriekje waar je folders in een machine moet steken, waarna de machine ze allemaal in een envelopje duwt. Tien uur rechtstaan en heen en weer lopen om alle vakjes van de juiste folder te voorzien, is niet direct de boeiendste bezigheid. Gelukkig deel ik in de hostel de kamer met 3 andere mensen die ook en tijdje in Sydney verblijven om er te werken. Het is wel leuk om in je kamer altijd dezelfde mensen om je heen te hebben. Het is evenwel verrassend hoe snel je instinct 

voor mensen heel scherp gaat staan. Na een kort gesprek merk je al of je met die persoon zal kunnen opschieten of niet. Het is ook een beetje een paradox te zeggen dat je alleen reist. Eigenlijk ben je 24 op 24 omringd door andere mensen; je moet al eens een extra douche nemen om op jezelf te kunnen zijn!
In september ontvlucht ik toch even de Olympische Spelen in Sydney waar alles toch wat hectisch dreigt te worden en de dagelijkse kosten pijlsnel omhoog vliegen. Ik geniet van een maandje Bali en omstreken, maar dat is weer een andere historie.
Gelukkig ben ik net op tijd terug in Sydney voor het overdonderende vuurwerk om het einde van de Olypische Spelen te vieren. Op het dakterras van onze hostel hebben we vrij zicht op dit spektakel en op het Opera House en de Harbour Bridge.
Het word weer tijd om een job te zoeken en deze keer heb ik meer geluk. Ik kom terecht in een kleuterschool. Eigenlijk is het een beetje een mix tussen kleuterschool en kinderdagverblijf hier. Dit is voor mij een boeiende ervaring. Enerzijds om als opvoedster, de plaatselijke opvoedingsideëen op te pikken, anderzijds om ook eens wat echte Australiërs te ontmoeten (in de hostel ontmoet je immers vooral andere buitenlandse reizigers)! Mijn collega’s blijken zowel tijdens als na het werk een vrolijke bende te zijn. Het doet me deugd dat ze, ondanks het feit dat ze om de zoveel weken weer nieuwe hulpjes krijgen, toch zo open en oprecht geïnteresseerd zijn in wie ik ben. Hun manier van opvoeden kan echter op z’n minst zeer vrij genoemd worden! Zelfs met een lerares, een hulplerares en twee buitenlandse hulpjes blijft het een (gezellige) drukke boel. Hier komen soms ook de Engelse roots weer boven. In de namiddag hebben we zonder fout onze 'Afternoon tea', gelukkig wel onder het Australische zonnetje. Hier gaan dan ook een uitgebreide zonnemelksessies aan vooraf! Spijtig genoeg noodzakelijk, het percentage huidkankerpatiënten ligt er hoog. Zo zal ik later ook langs heel wat gespecialiseerde kankerklinieken rijden. Een ander neveneffect van de zon is dat de huid van de mensen er op jongere leeftijd vaak al gerimpelder en verweerder gaat uitzien. En ik maar denken dat de mensen er blijkbaar op een andere leeftijd aan kinderen begonnen…

Wat cultuur en natuur tussendoor meepikken…

Het wordt ook wel een gezellige boel in de hostel. Met mijn kamergenoten onderneem ik in de weekends trips naar de Blue Mountains (zweven soms in een blauw licht omwille van de Eucalyptus gassen!) en de talrijke andere Nationale Parken in de buurt, die al snel zo groot zijn als een hele Belgische provincie. Zo kan ik de kinderen van mijn vroegere werk in België gelukkig al snel melden dat kangoeroes echt bestaan!
Ondertussen nadert de Kerst- en Nieuwjaarsperiode. Ik vreesde dat op dit moment wel wat heimwee zou kunnen opduiken, maar ik blijf het gevoel hebben dat het niet echt Kerst geweest is. Het is ondertussen midden-zomer en als ik in de stad al die kerstversiering zie, blijf ik met het idee zitten dat ze dit jaar toch wel echt erg vroeg zijn met de kerstspullen uit te stallen. ‘k Vind het eigenlijk wel bizar dat een 'kerstgevoel' zo sterk aan weersomstandigheden gekoppeld is! Maar ja, we doen ons best en gaan net als duizenden anderen naar het strand voor een kerstbarbecue. En hier merk ik voor de eerste keer dat Australië barbecue-gek is! Overal op het grasveld langs de dijk zijn duizenden mensen in zwemkostuum op een uiteenlopend assortiment van barbecuestellen hun kerstmaaltje aan het bereiden. Later zal ik ondervinden dat overal in Australië, waar wij een picknicktafel verwachten, barbecues opgesteld staan. Op de zotste plaatsen, waar je niet eens aan denkt dat er veel mensen langskomen, zijn die dingen gemetseld. Soms kan je er zelfs een muntje in doen zodat de grill electrisch werkt! Er is één ding dat ik echter wel begin te missen: mayonaise! Door de vele culturele invloeden in Austalië, is ook het eten zeer gevarieerd. Ben verzot geraakt op Thaise laksasoep en Indische curry’s, maar mayonaise vind ik niet! De veredelde azijn die ze het label mayonaise opplakken, is buiten de Belgische smaakpapillen gerekend! Ondertussen begint het wat te kriebelen om verder te trekken, maar in het centrum waar ik werkte, kreeg ik het aanbod nog een maand op de baby-afdeling (van 6 maand tot 2 jaar) te werken. En na Nieuwjaar bevind ik me dan plots tussen een brabbelend en kruipend volkje dat alleen rustig te houden is als je zingt! Mijn zangtalent en kennis van Engelse liedjes is zeer beperkt. Moet me maar zien te redden redden met mijn Engels accent dat volgens mijn plaatselijke collega’s toch al zeer zangerig klinkt…(‘k Dacht toch niet dat Bunsbeek bij de provincie Limburg hoort!!)

Na Sydney, op weg naar het immense!

Na mijn avonturen met papflessen en pamperkes, is het echt wel tijd om Sydney te verlaten. Ik spring op de 'Aussie Magic Bus' die me langs de oostkust zal brengen. En 'What’s in a name', deze bus brengt me echt wel langs heel wat magische plaatsen. Ik vreesde dat het wat druk zou zijn langs deze route en daardoor veel van de schoonheid zou verloren gaan, maar niets is minder waar. Ik blijf maar met dat 'wauw'-gevoel zitten! Ontelbare overdonderende mooie stranden. Zelfs dat tiende strand met zijn brullende golven en hoge kliffen of simpelweg palmbomen, laat je weer even stil worden. Nooit geweten dat zout water en zand zo aantrekkelijk konden zijn!
Het is ook onmogelijk er het mooiste plekje uit te kiezen! Eén van de hoogtepunten was zeker en vast de driedaagse zeiltocht langs de Whitsunday eilanden. Het is hier dat het immense organisme van het Barrier Reef start. Door de diepteverschillen in het water veroorzaakt door het rif, zie je al van op de boot prachtige kleurschakeringen in het water: turquoise, donkerblauw, appelblauwzeegroen…. Het is een toffe groep aan boord en iedereen staat te popelen om ook onderwater een kijkje te gaan nemen. Dit zorgt echter nog voor enkele hilarische momenten. We krijgen allemaal een zwart nylon pak met lange mouwen en pijpen aangemeten. We voelen ons allemaal ineens ninja’s op een geheime missie. Zo spectaculair is de verklaring echter niet. Het is immers kwallenseizoen en deze pakjes moeten ons beschermen tegen de soms meterslange (echt waar hoor!) tentakels van die akelige beestjes. Als ze er in slagen hun tentakels rond je borstkas te wikkelen, kan je in ademnood geraken, soms met fatale afloop. Maar enfin, eenmaal voorzien van ons kostuum, een snorkel en een stel zwemvliezen, mogen we dan toch op verkenning. Eerst was ik er niet echt gerust in dat ik wel echt zou kunnen ademen door dat vreemde snorkelbuisje. Wat je echter te zien krijgt is zo adembenemend, dat je dat ademen al snel vergeet. Tja, en dan is het moeilijk te beschrijven wat je eigenlijk ziet. Kleurig rif in allerlei verschillende vormen, zebravisjes die je alleen in een aquarium verwacht, elektrisch blauwe visjes die vanuit allerlei gaatjes in het rif verschijnen…
Later ga ik nog eens snorkelen in de buurt van het meer noordelijke Cairns. Het was eerst al niet zeker dat ik daar nog naar toe kon, want er waren een aantal orkanen zich daar aan het ontwikkelen. Gelukkig zijn ze de andere kant op gaan razen. Het rif daar is nog veel kleurrijker en ligt op sommige plaatsen zo hoog dat je het kan aanraken. Het lijkt of je in een of ander exotisch aquarium verdwaald bent met die honderden vissen om je heen. Daar had ik ook even het geluk een glimp van een haai op te vangen, een ongevaarlijke rifhaai weliswaar, maar toch…
Ik heb de smaak nu helemaal te pakken en met een aantal tussenstops beland ik in het uiterste noorden van de oostkust, Cape Tribulation. Deze kaap dankt zijn naam aan al de problemen die de allereerste bezoekers hier hadden. Hun schip raakte namelijk steeds weer vast op het hoger liggende rif. Ondertussen heb ik ook even mijn “trouble” gehad, van een heel verschillende aard echter. Op een van mijn vorige stops, raakte mijn portemonnee spoorloos… Gestolen, verloren? Weet het niet, maar het resultaat blijft hetzelfde. Zo’n voorval zet je weer even met beide benen op de grond. Ik was ook de enige van de bus die zonodig daar een tussenstop moest maken! Sandy (een van de buschauffeurs bleef me halsstarrig zo noemen) had het weer eens geflikt! Het had ook wel iets zeer onwerkelijk als je in Australië staat en naar Amerika moet bellen om je Belgische Visakaart te annuleren…
Ondanks zijn naam is Cape Trib (Australiërs korten graag alles af) een wonderlijk plekje. Je hebt er nog een reusachtige oppervlakte ongerept regenwoud en precies op deze plek “ontmoet” het woud het rif. Je kan dit zeer letterlijk nemen. Onze hostel bestond uit een aantal hutjes, met vlak achter ons alweer die enorme bomen. Als je dan een paadje in het bos volgt, kom je via een opening tussen de bomen plots op het strand terecht. Ben nooit een fanatiek natuurliefhebber geweest, maar hier (en op zovele andere plaatsen) wordt ik keer op keer weer overdonderd. De natuur hier heeft iets overweldigends, alles is groot en uitgestrekt en eeuwen oud. Het heeft een woeste schoonheid waar je niet onbewogen onder kan blijven. De plaatselijke diersoorten zijn dan weer een ander paar mouwen! Het eetgedeelte van onze keuken in Cape Trib, was eigenlijk gewoon een overdekt terras tussen de bomen. Meteen ook het geliefkoosde plekje van een reuzenhagedis en een grote zwarte spin (die niet gevaarlijk zou zijn). Tot daar aan toe, maar die dikke vettige slang die zich in een boom vlak achter mijn hutje gewikkeld heeft, is me toch iets te dicht in de wildernis! Tja, de dag erna krokodillen gaan zoeken in de Daintree River, lijkt me dan geen slechte dagbesteding.
Hierna zoek ik weer wat oude bekenden op in Sydney. De noodzaak om weer te werken dringt zich ook weer op. Het doet me deugd om weer even tot rust te komen en al die voorbije indrukken te verwerken. 

Je ziet zoveel dingen en ontmoet zoveel mensen (van plezante Ieren tot mensen uit Israël die er net 3 jaar actieve legerdienst op zitten hebben), dat je even weer tot jezelf moet komen voor je weer verder kan.

Op zoek naar de Aboriginals

Eens deze rustpauze achter de rug, is het de bus op richting Melbourne. Ik was gewaarschuwd dat het weer er soms nogal erg “op zijn Engels” kan zijn en inderdaad: dagenlang plenzende regen. Waarschijnlijk ook een interessante stad, maar niet het juiste moment voor een bezoekje. Langzamerhand trek ik dan ook door tot ik uiteindelijk midden in het Rode Centrum van Australië sta. En je kan het al raden, weeral wauw! Uren en uren rijden met niets dan rode uitgestrekte vlakte om je heen. Ik begin stilaan te begrijpen waarom Europa als een dicht bewoond gebied wordt beschouwd. Er is zoveel ruimte om je heen dat het soms iets beangstigends heeft. Als er iets gebeurt, is er misschien uren in de omtrek geen andere levende ziel te bekennen. Na een paar uur ga je er ook stilaan als je omgeving uitzien! Dat rode stof kruipt echt overal, in je haren, tassen, fototoestel, schoenen,…
Deze lange weg leidt ons weer naar een ander hoogtepunt: Ayers Rock. Deze reusachtige monoliet is een soort van heilige plaats van de Aboriginals, de oorspronkelijke bewoners. Eigenlijk kom je weinig in contact met deze mensen. Soms bots je in een of ander park wel op een, meestal dronken, aboriginal, die om een of andere reden niet meer bij zijn familie verblijft. Op Aboriginal grondgebied is het dan ook ten strengste verboden alcohol bij te hebben. Verschillende stammen, met verschillende gewoonten, zijn over heel Australië verspreid. Ik vind hun cultuur toch wel iets fascinerends hebben. Terwijl oude culturen als van de Egyptenaren al lang uitgestorven zijn, leven velen van deze mensen nog volgens eeuwenoude gewoonten. Hun samenleving zou op zeer ingewikkelde riten en gewoonten gebaseerd zijn, maar ze is ook erg gesloten. Alle verhalen zijn niet eens voor alle leden van de stam toegankelijk. De verhalen die wij als leken te horen krijgen zijn dan ook verhalen die binnen hun samenleving aan erg jonge kinderen worden verteld. Al hun scheppingsverhalen, goden- en dierenvertellingen zijn niet op schrift gesteld, maar verbonden aan bepaalde plaatsen.
En dus komen we weer bij Ayers Rock. Alle spleten en gaten en meertjes in deze rotsmassa verwijzen naar deze oude verhalen. Ik heb samen met een aantal andere mensen een wandeling rondom de rots gemaakt. We zijn gestart voor zonsopgang en dan zie je langzaam de kleur van deze rots veranderen van grijs naar het welbekende vuurrood. Het is zonder twijfel een heel rustige plaats. Er is alleen de rode eindeloze vlakte, waar dan alleen deze enorme rots boven het aardoppervlak uitsteekt. En ik moet toegeven dat het ook iets mystieks heeft…
Mijn reis gaat verder noordwaarts, waar het ook alsmaar tropischer heet wordt, ondanks het feit dat het officieel al bijna herfst is. Het vochtige regenseizoen zorgt ervoor dat mijn plannen voor het bezoeken van Kakadu National Park (ook beheerd door Aboriginals) ook wat moeten aangepast worden. Er zouden spectaculaire watervallen zijn, maar die heb ik niet te zien gekregen omdat de wegen er naar toe nog overstroomd waren. Zelfs die mastodont van een 4 X 4 waarmee we ons noodgedwongen verplaatsen, is tegen deze hoeveelheid water niet opgewassen! Maar ik sta ondertussen alweer versteld van de enorme meren, die ze ginds “billabongs” noemen. Deze tijd van het jaar zijn ze bezaaid met duizenden waterlelies. De paar uit de kluiten gewassen krokodillen die hier en daar voor drijfhout spelen, herinneren er ons echter aan dat het niet overal een lieflijk oord is!
Nog wat nagenieten bij de sprookjesachtige zonsondergangen van Darwin en dan richting Perth, de westkust. Mijn eerste grote ontdekking daar is een echte Belgische Leonidas pralinenwinkel! Mmmmmmm…
Eens daar, bekijk ik met een paar oude bekenden (leve het internet!) wat er zoal aan de westkust te beleven valt. Ik kom er echter al gauw achter dat als ik alles op een relaxte manier wil doen, ik onvoldoende tijd overheb. Dat relaxte pik je al snel op van de plaatselijke bevolking met hun “no worries” mentaliteit. En anders dwingen de tropische weersomstandigheden je wel tot een rustigere levensstijl! En inderdaad “no worries” Perth en omstreken heeft ook heel wat te bieden.

Afscheid nemen van Australië en zijn mensen valt me zwaar. Maar met de woorden van een medereiziger indachtig stap ik op het vliegtuig huiswaarts “Je moet altijd een paar plaatsen onverkend laten, zodat je een goede reden hebt om weer te keren”. En ik kan makkelijk nog een heleboel plaatsen bedenken…

Sandra

BOK XV.2, november 2002
© kvr          (naar index)