Benny Hendrickx

bakker-wielerkampioen

sportfig.gif (2639 bytes)

bhendric.jpg (23907 bytes)

Freddy Lismont (zie BOK XII/2) kon er al niet over zwijgen. Als trainer bewaart hij de allerbeste herinneringen aan Benny Hendrickx en noemde hem "een groot atleet, zeer stuurvaardig en erg sympathiek en dankbaar". BOK ging er direct op af natuurlijk!

We troffen Benny aan in zijn natuurlijk milieu, de kraaknette bakkerij in de Schoolstraat, tussen de kneedmachine en de ontluchter van de broodlijn. Sympathiek is hij inderdaad, goedlachs en… kwistig met "pateekes"! Benny is helemaal geen bluffer. Voortdurend relativeert hij de successen van zijn jeugd. Ten onrechte, volgens ons, want hoeveel Belgische coureurs kunnen zeggen dat zij kleppers als Steven Rooks, Gerd-Jan Theunisse, Carlo Bomans, Hedwig Vanhoydonck en Roger Six telkens weer op hun nummer zetten en klopten?! Niet zo eens toevallig een enkele keer, maar keer op keer, vooral in de Nederlandse jeugdreeksen. Benny Hendrickx won meer dan 200 koersen. Hij was een zeer grote Belgische belofte. Hij zou beroepsrenner worden maar een zware val in Putte-Peulis (1984) met een verbrijzelde knie en een gebarsten been tot gevolg, besliste er anders over.

Gelukkig voor ons drentelde vrouwtje Carine voortdurend af en aan. Zij is nog steeds Benny's strafste supporter en doorspekt zijn verhalen met pittige details. Zij kwam ook met de fotoalbums aandragen en de talrijke krantenknipsels die zij zorgvuldig bewaart.

bhendr2.jpg (22110 bytes)

BOK:
Benny, we lezen hier dat jij in 1974 kampioen van Nederland was… Hoe kan dat nu? Jij bent toch een Belg?

Benny:
De tijden zijn veranderd en gelukkig kunnen jongeren nu ook in dit land onder begeleiding leren koersen. In mijn tijd kon men pas vanaf 15 jaar in België beginnen koersen, maar in Nederland al vanaf 7 jaar en ik koerste zo graag! In de drukke bakkersstiel was het voor mijn ouders ontspannend om 's zondags met mij naar Nederland te rijden. Ik was er aangesloten bij het West-Brabants Jong Wielerverbond. Die sportbond richtte zich tot jongens en meisjes van zeven tot veertien jaar, en er mochten ook Belgen bij. De wielerwedstrijden werden ingericht op een gesloten parcours in een woonwijk waar altijd veel toeschouwers waren en veel ambiance. Iedere leeftijd reed in een aparte categorie op fietsen zonder versnellingen, de jongsten een kilometer, de veertienjarigen maximum 30 km. Als baasje van 7 reed ik er mijn eerste koers. Ik werd derde en kreeg als prijs een enveloppe met 2,5 gulden. Dat zal ik nooit vergeten. Het is heel plezant om de filmpjes uit die tijd terug te zien. Van taktiek was er geen sprake: het startschot klonk en alle rennertjes vlogen erin en reden van in het begin om het hardst. Elk jaar won ik zo'n 5 à 6 koersen. Als elfjarige won ik wel 29 van de 30 koersen, en die ene verloor ik door een wegvergissing! Dat jaar werd ik, als "Belgische Hollander", ook kampioen van Nederland. Dank zij onze gebuur, Julleke de fietsenmaker, kon ik rijden op het lichtste fietske van het circuit, 4,7 kg! Julleke freesde zelfs de pedaalkrukken uit… Samen met mijn pa reed hij altijd mee naar Nederland. Ik geloof niet dat hij één koers gemist heeft.

BOK:
Hoe oud was je toen je naar België kwam?

Benny:
Veertien. In de Vlaanders hadden ze privé-circuits georganiseerd voor jongens die nog niet bij de Belgische Wielrijdersbond konden aansluiten wegens "te jong". Maar het jaar daarop kon ik officieel inschrijven bij de "nieuwelingen" van de Koninklijke Belgische Wielrijdersbond. Dank zij mijn Hollands verleden had ik o.a. veel stuurervaring en won ik zo'n vijftien koersen. Ik was wel geen echte sprinter en werd ook dikwijls tweede. Mijn sterkste concurrenten waren toen Eugène Courant van Tienen, Patrick Billen en Patrick Govaerts van Hoeleden. En Roger Six, natuurlijk. Roger is later nog wereldkampioen bij de juniors geworden. Langs moeders kant was hij familie van Roger De Vlaeminck, een zigeuner eigenlijk. Toen hij wereldkampioen werd kreeg hij van President Mobutu krokodillenleren koersschoenen cadeau en van zijn supporters een huis! Maar Roger ging in dat huis niet slapen, hoor. Neen, als het bedtijd was trok hij naar zijn woonwagen en sliep daar.

BOK:
Jij had van je supporters toch ook niet te klagen!

Benny:
Oh nee! Ik had ook veel supporters. Willy Mathues en Jokke Laermans richtten in Bunsbeek speciaal voor mij zelfs een bijkomende koers in. Op de eerste mei was het in Bunsbeek traditioneel koers voor liefhebbers en in september richtten ze er nog een in voor nieuwelingen. Die heb ik gewonnen ook.

Carine:
Ik was in het geheim ook supporter geworden van Benny. Ik had nog nooit een koers gezien maar in Hakendover is het met Pasen altijd kermis en Benny zat in de botsautokes. Wij botsten al eens tegen elkaar en ja, toen ik hoorde dat hij die jongen van de bakker was die zo goed koerste, ben ik de volgende zondag naar de koers in Hoeleden gaan kijken. Ik reed er met mijn fiets naartoe. Ik wist Hoeleden zelfs niet liggen want ik ben eerst naar een vriendin in Oplinter gereden en die heeft me dan de weg gewezen. Aan de aakomstlijn durfde ik niet gaan staan, ik stond zo ergens halverwege…

Benny:
Toen ik Carine zag staan kreeg ik vleugels. Ik won die dag met een straat voorop!

Carine:
Sonja, de zus van Benny, kwam mij in 't geniep ook al eens met de auto halen. Zij zette mij af, in Molenbeek-Wersbeek onder andere, en na de koers deed zij mij terug naar huis. Dat kon zo niet blijven duren, natuurlijk… Benny ritste na de koers altijd naar de plaats waar ik stond. De supporters hadden het al gauw in de mot: "Er komt er een zien voor Benny!" Iedereen werd curieus… Enfin, op den duur leerde ik de familie kennen en toen ik 16 jaar was kwam ik elk weekend met de fiets naar Bunsbeek om mee in de bakkerij te werken. Ik hoor "moe Stin" (Stinne Vanoeveren was zo wat de tweede bomma van Benny nvdr.) nog zeggen: "Wie is dat die hier voor mijne Benny komt?! Die moet eerst door mijn handen passeren!"

BOK:
Verzorgde Benny zich goed?

Benny:
Oh ja! Ik had een heel geregeld leven: 's morgens van 6 tot 12 werken in de bakkerij, 's namiddags trainen van twee tot vijf en 's avonds om acht uur naar bed. Ik ging nooit uit, behalve een enkele keer in de winter, naar het supportersbal van een vriend. Ik liet mij inlichten door goede trainers en volgde de trainingsprogramma's maniakaal. Bij Freddy Lismont kon ik aan powertraining doen. Onder leiding van Mon Van den Eynde ging ik lopen in Heverleebos, met Miel Puttemans bv. In de winter deed ik ook cyclocross. Veldrijden lag me wel, want, hoewel het maar als training bedoeld was, won ik zelfs een wedstrijd in Tremelo. Als liefhebber trok ik met trainer Mouton op hoogtestage in Obertaurn (Oostenrijk). We logeerden in het Bloso-hotel waar Hans Hendrickx uit Bunsbeek kookte! Dat was heel tof… Daar was Herman Vanspringel nog bij en Ronny Vanholen. Vanspringel was een crack, hoor. Als ge op 2000 m hoogte loopt zijt ge na 10 minuten doodop. Vanspringel niet -- die bleef lopen… Na de hoogtestage gingen we drie weken trainen op de weg in Tenerife.

BOK:
Amaai, dat klinkt allemaal heel professioneel!

Benny:
Ja… Ik dacht er ook aan om beroepsrenner te worden. Als liefhebber kon ik goed mijn mannetje staan. Ik had wel het nadeel dat ik vanaf vier uur 's nachts altijd op mijn benen moest staan en dat is een zware handicap. Maar ik was toch altijd bij de tien eersten en won als liefhebber zo'n viertal koersen per jaar. Toen kreeg ik dat zware ongeval in Peulis. De koers was pas begonnen en ik demarreerde voor een goede plaats in de kop van het peloton. Onverwachts schoof één van mijn tubes in een diepe spleet tussen twee kasseien, ik verloor de controle over het stuur en vloog op een geparkeerde auto. Het was erg: mijn onderbeen stond in een hoek van 45° op mijn bovenbeen en mijn knie was volledig verbrijzeld. Ik heb acht maand in een rolstoel gezeten. Sindsdien is het koersen volledig gedaan. Ik ben zelfs niet meer naar een koers gaan kijken…

Zo kwam er een einde aan de competitiesport voor Benny Hendrickx. Maar Benny zou Benny niet zijn als hij bij de pakken bleef zitten. Hij begon enduro's te rijden bij de Motorvrienden van Bunsbeek. Hij deed er ook "stuntwerk" met de gevolgen van dien: rijden op één wiel bv. en dan tegen de vlakte gaan, of met een vinger achter kreupelhout blijven haken en 's anderendaags geen deeg meer kunnen scheppen. Benny dacht wijselijk: "Met enduro moet ik stoppen of er blijft niets heel aan mij…"

Van in zijn jeugd was paardrijden zijn tweede passie, na de fiets. Pas onlangs geraakte Benny ook bij deze sport zwaar gekwetst. Zijn paard struikelde na een hindernis en viel op hem met als gevolg: een dubbele bekkenbreuk, sleutelbeenbreuk, borstbeen gebarsten, nieren en blaas gekneusd… Alles is echter goed genezen en Benny vindt terug veel plezier in het verzorgen en berijden van zijn paarden. Hij lijkt een geboren optimist die zich gemakkelijk van een tegenslag herstelt. Opmerkelijk hoe hij, tijdens ons lange gesprek, een paar reizigers ontving, altijd met de glimlach, rustig, voorkomend… Een hele toffe vent!


BOK XII.3, juli 1998
© kvr          (naar index)