Freddy
Lismont (zie BOK XII/2) kon er al niet over zwijgen. Als trainer bewaart hij de
allerbeste herinneringen aan Benny Hendrickx en noemde hem "een groot atleet, zeer
stuurvaardig en erg sympathiek en dankbaar". BOK ging er direct op af natuurlijk!
We troffen Benny aan in zijn natuurlijk milieu, de kraaknette bakkerij in de
Schoolstraat, tussen de kneedmachine en de ontluchter van de broodlijn. Sympathiek is hij
inderdaad, goedlachs en
kwistig met "pateekes"! Benny is helemaal geen
bluffer. Voortdurend relativeert hij de successen van zijn jeugd. Ten onrechte, volgens
ons, want hoeveel Belgische coureurs kunnen zeggen dat zij kleppers als Steven Rooks,
Gerd-Jan Theunisse, Carlo Bomans, Hedwig Vanhoydonck en Roger Six telkens weer op hun
nummer zetten en klopten?! Niet zo eens toevallig een enkele keer, maar keer op keer,
vooral in de Nederlandse jeugdreeksen. Benny Hendrickx won meer dan 200 koersen. Hij was
een zeer grote Belgische belofte. Hij zou beroepsrenner worden maar een zware val in
Putte-Peulis (1984) met een verbrijzelde knie en een gebarsten been tot gevolg, besliste
er anders over.
Gelukkig voor ons drentelde vrouwtje Carine voortdurend af en aan. Zij is nog steeds
Benny's strafste supporter en doorspekt zijn verhalen met pittige details. Zij kwam ook
met de fotoalbums aandragen en de talrijke krantenknipsels die zij zorgvuldig bewaart.
BOK:
Benny, we lezen hier dat jij in 1974 kampioen van Nederland was
Hoe kan dat nu? Jij
bent toch een Belg?
Benny:
De tijden zijn veranderd en gelukkig kunnen jongeren nu ook in dit land onder begeleiding
leren koersen. In mijn tijd kon men pas vanaf 15 jaar in België beginnen koersen, maar in
Nederland al vanaf 7 jaar en ik koerste zo graag! In de drukke bakkersstiel was het voor
mijn ouders ontspannend om 's zondags met mij naar Nederland te rijden. Ik was er
aangesloten bij het West-Brabants Jong Wielerverbond. Die sportbond richtte zich tot
jongens en meisjes van zeven tot veertien jaar, en er mochten ook Belgen bij. De
wielerwedstrijden werden ingericht op een gesloten parcours in een woonwijk waar altijd
veel toeschouwers waren en veel ambiance. Iedere leeftijd reed in een aparte categorie op
fietsen zonder versnellingen, de jongsten een kilometer, de veertienjarigen maximum 30 km.
Als baasje van 7 reed ik er mijn eerste koers. Ik werd derde en kreeg als prijs een
enveloppe met 2,5 gulden. Dat zal ik nooit vergeten. Het is heel plezant om de filmpjes
uit die tijd terug te zien. Van taktiek was er geen sprake: het startschot klonk en alle
rennertjes vlogen erin en reden van in het begin om het hardst. Elk jaar won ik zo'n 5 à
6 koersen. Als elfjarige won ik wel 29 van de 30 koersen, en die ene verloor ik door een
wegvergissing! Dat jaar werd ik, als "Belgische Hollander", ook kampioen van
Nederland. Dank zij onze gebuur, Julleke de fietsenmaker, kon ik rijden op het lichtste
fietske van het circuit, 4,7 kg! Julleke freesde zelfs de pedaalkrukken uit
Samen
met mijn pa reed hij altijd mee naar Nederland. Ik geloof niet dat hij één koers gemist
heeft.
BOK:
Hoe oud was je toen je naar België kwam?
Benny:
Veertien. In de Vlaanders hadden ze privé-circuits georganiseerd voor jongens die nog
niet bij de Belgische Wielrijdersbond konden aansluiten wegens "te jong". Maar
het jaar daarop kon ik officieel inschrijven bij de "nieuwelingen" van de
Koninklijke Belgische Wielrijdersbond. Dank zij mijn Hollands verleden had ik o.a. veel
stuurervaring en won ik zo'n vijftien koersen. Ik was wel geen echte sprinter en werd ook
dikwijls tweede. Mijn sterkste concurrenten waren toen Eugène Courant van Tienen, Patrick
Billen en Patrick Govaerts van Hoeleden. En Roger Six, natuurlijk. Roger is later nog
wereldkampioen bij de juniors geworden. Langs moeders kant was hij familie van Roger De
Vlaeminck, een zigeuner eigenlijk. Toen hij wereldkampioen werd kreeg hij van President
Mobutu krokodillenleren koersschoenen cadeau en van zijn supporters een huis! Maar Roger
ging in dat huis niet slapen, hoor. Neen, als het bedtijd was trok hij naar zijn woonwagen
en sliep daar.
BOK:
Jij had van je supporters toch ook niet te klagen!
Benny:
Oh nee! Ik had ook veel supporters. Willy Mathues en Jokke Laermans richtten in Bunsbeek
speciaal voor mij zelfs een bijkomende koers in. Op de eerste mei was het in Bunsbeek
traditioneel koers voor liefhebbers en in september richtten ze er nog een in voor
nieuwelingen. Die heb ik gewonnen ook.
Carine:
Ik was in het geheim ook supporter geworden van Benny. Ik had nog nooit een koers gezien
maar in Hakendover is het met Pasen altijd kermis en Benny zat in de botsautokes. Wij
botsten al eens tegen elkaar en ja, toen ik hoorde dat hij die jongen van de bakker was
die zo goed koerste, ben ik de volgende zondag naar de koers in Hoeleden gaan kijken. Ik
reed er met mijn fiets naartoe. Ik wist Hoeleden zelfs niet liggen want ik ben eerst naar
een vriendin in Oplinter gereden en die heeft me dan de weg gewezen. Aan de aakomstlijn
durfde ik niet gaan staan, ik stond zo ergens halverwege
Benny:
Toen ik Carine zag staan kreeg ik vleugels. Ik won die dag met een straat voorop!
Carine:
Sonja, de zus van Benny, kwam mij in 't geniep ook al eens met de auto halen. Zij zette
mij af, in Molenbeek-Wersbeek onder andere, en na de koers deed zij mij terug naar huis.
Dat kon zo niet blijven duren, natuurlijk
Benny ritste na de koers altijd naar de
plaats waar ik stond. De supporters hadden het al gauw in de mot: "Er komt er een
zien voor Benny!" Iedereen werd curieus
Enfin, op den duur leerde ik de familie
kennen en toen ik 16 jaar was kwam ik elk weekend met de fiets naar Bunsbeek om mee in de
bakkerij te werken. Ik hoor "moe Stin" (Stinne Vanoeveren was zo wat de tweede
bomma van Benny nvdr.) nog zeggen: "Wie is dat die hier voor mijne Benny komt?! Die
moet eerst door mijn handen passeren!"
BOK:
Verzorgde Benny zich goed?
Benny:
Oh ja! Ik had een heel geregeld leven: 's morgens van 6 tot 12 werken in de bakkerij, 's
namiddags trainen van twee tot vijf en 's avonds om acht uur naar bed. Ik ging nooit uit,
behalve een enkele keer in de winter, naar het supportersbal van een vriend. Ik liet mij
inlichten door goede trainers en volgde de trainingsprogramma's maniakaal. Bij Freddy
Lismont kon ik aan powertraining doen. Onder leiding van Mon Van den Eynde ging ik lopen
in Heverleebos, met Miel Puttemans bv. In de winter deed ik ook cyclocross. Veldrijden
lag me wel, want, hoewel het maar als training bedoeld was, won ik zelfs een wedstrijd in
Tremelo. Als liefhebber trok ik met trainer Mouton op hoogtestage in Obertaurn
(Oostenrijk). We logeerden in het Bloso-hotel waar Hans Hendrickx uit Bunsbeek kookte! Dat
was heel tof
Daar was Herman Vanspringel nog bij en Ronny Vanholen. Vanspringel was
een crack, hoor. Als ge op 2000 m hoogte loopt zijt ge na 10 minuten doodop. Vanspringel
niet -- die bleef lopen
Na de hoogtestage gingen we drie weken trainen op de weg in
Tenerife.
BOK:
Amaai, dat klinkt allemaal heel professioneel!
Benny:
Ja
Ik dacht er ook aan om beroepsrenner te worden. Als liefhebber kon ik goed mijn
mannetje staan. Ik had wel het nadeel dat ik vanaf vier uur 's nachts altijd op mijn benen
moest staan en dat is een zware handicap. Maar ik was toch altijd bij de tien eersten en
won als liefhebber zo'n viertal koersen per jaar. Toen kreeg ik dat zware ongeval in
Peulis. De koers was pas begonnen en ik demarreerde voor een goede plaats in de kop van
het peloton. Onverwachts schoof één van mijn tubes in een diepe spleet tussen twee
kasseien, ik verloor de controle over het stuur en vloog op een geparkeerde auto. Het was
erg: mijn onderbeen stond in een hoek van 45° op mijn bovenbeen en mijn knie was volledig
verbrijzeld. Ik heb acht maand in een rolstoel gezeten. Sindsdien is het koersen volledig
gedaan. Ik ben zelfs niet meer naar een koers gaan kijken
Zo kwam er een einde aan de competitiesport voor Benny Hendrickx. Maar Benny zou Benny
niet zijn als hij bij de pakken bleef zitten. Hij begon enduro's te rijden bij de
Motorvrienden van Bunsbeek. Hij deed er ook "stuntwerk" met de gevolgen van
dien: rijden op één wiel bv. en dan tegen de vlakte gaan, of met een vinger achter
kreupelhout blijven haken en 's anderendaags geen deeg meer kunnen scheppen. Benny dacht
wijselijk: "Met enduro moet ik stoppen of er blijft niets heel aan mij
"
Van in zijn jeugd was paardrijden zijn tweede passie, na de fiets. Pas
onlangs geraakte Benny ook bij deze sport zwaar gekwetst. Zijn paard struikelde na een
hindernis en viel op hem met als gevolg: een dubbele bekkenbreuk, sleutelbeenbreuk,
borstbeen gebarsten, nieren en blaas gekneusd
Alles is echter goed genezen en Benny
vindt terug veel plezier in het verzorgen en berijden van zijn paarden. Hij lijkt een
geboren optimist die zich gemakkelijk van een tegenslag herstelt. Opmerkelijk hoe hij,
tijdens ons lange gesprek, een paar reizigers ontving, altijd met de glimlach, rustig,
voorkomend
Een hele toffe vent!